• No results found

Internationaal jeugdbeleid

In document MARKIESSTRAAT BRUSSEL tel fax (pagina 150-153)

Hoofdstuk II : Het Vlaamse Jeugdwerkbeleid

F. Implementatie van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van

6. Internationaal jeugdbeleid

Op vlak van onze iinntteerrnnaattiioonnaallee bbeettrreekkkkiinnggeenn werd binnen JICA(het Jeugdoverlegorgaan voor internationale culturele akkoorden) in november 1999 reeds afgesproken om tijdens de verkenning van het jeugdwerklandschap in de betrokken landen systematisch na te gaan op welke manier er werk wordt gemaakt van het IVRK.

Wat de landen betreft waarmee een samenwerkingsakkoord afgesloten is, wordt de situatie van kinderen in het land verplicht bekeken. In de nieuw afge-sloten samenwerkingsakkoorden gaan we telkens na hoe we op vlak van exper-tise-uitwisseling in het beleidsdomein jeugd werk kunnen maken van het Verdrag.

Binnen de periode april 2002 – maart 2003 wordt in het verslag van de zending naar Litouwen (2 t.e.m. 8 december 2002) melding gemaakt van kinderrechten.

Het luikje omtrent kinderrechten wordt hieronder weergegeven:

Kindbeeld:

In de meeste gesprekken met vertegenwoordigers van de overheid en begelei-ders werd verwezen naar jongeren als de toekomst van morgen. Dat wil zeggen dat jongeren als eigen groep niet erkend worden, maar als een groep (volwas-senen) van morgen.

Dit kindbeeld heeft ook zijn gevolgen voor het denken over de motivaties waar-om er aan jeugdwerk gedaan moet worden. Er schijnt een vrij beheersend motief aan het jeugdwerk vast te hangen.

Vb.1

Sakiai: ontwikkelen van de burgerschapszin en het bezighouden in de vrije tijd.

Vb.2

Druskininkai: non-formele kunsteducatie wordt gezien als preventiemiddel.

Het doel van het jeugdwerk is sterk gericht op het laten inpassen van jongeren in de maatschappij zoals die is.

Zou het daartegenover niet eerder de persoonlijke ontplooiing van de jongere zelf moeten zijn die aan de basis van het jeugdwerk ligt? De persoonlijke ont-wikkeling werd tijdens de gesprekken wel vaak vernoemd, maar meestal in het kader van inpassen in de maatschappij (burgerschapsvorming).

Kinderrechten en beleid:

De eerste stappen in de ontwikkeling van een kinderrechtenbeleid dateren van de periode 1992-1995, wanneer een Children’s Rights Agency wordt opgericht binnen het ministerie van Sociale Zaken en Arbeid. In 2001 verdwijnt dit echter.

Vanaf 1994 wordt een stedelijk netwerk van Kinderrechtenbureaus uitgebouwd.

In 1995 werd het Internationaal Kinderrechtenverdrag door het parlement geratificeerd. Deze ratificatie stimuleerde de overheid om het wettelijke kader te herzien en verder uit te werken in functie van de kinderrechten. Als resultaat van dit proces is de attitude ten aanzien van kinderen verschoven, op die manier dat kinderen beschouwd worden als dragers van rechten en de kinderrechten niet langer exclusief behoren tot het domein van het gezin.

Voor de implementatie van het Kinderrechtenverdrag werd naast het netwerk stedelijke aanspreekpunten en een Raad voor Kinderzaken (ressorterend onder de presidentiële bevoegdheden en samengesteld uit 10 vertegenwoordigers van NGO’s en zes vertegenwoordigers van de overheid), nog een aantal andere structuren opgericht, waaronder een Afdeling Familie- en Kinderzaken in de schoot van het Ministerie van Sociale Zaken en Arbeid.

Beleidsverantwoordelijken getuigen dat de wil om het IVRK na te leven aanwezig is, maar de praktijk uitwijst dat de omzetting niet altijd van een leien dakje loopt.

Elke regio of stad heeft een children’s protection agency. Dit is een departe-ment van het stadsbestuur. Dit aanspreekpunt kinderrechten fungeert tevens als waakhond voor de toepassing van de rechten in de verschillende stedelijke beleidsdomeinen. Er is nood aan een uitbreiding van de bevoegdheden en moge-lijkheden van die lokale structuren. Ook hun rol ten aanzien van en de samen-werking met andere actoren, bv. politie, leerlingenraden, ngo’s enz. moet verder verfijnd worden. Het is duidelijk dat men vooral in de rurale gebieden nog onvol-doende bewust is van de wettelijke voorzieningen en mogelijkheden met betrek-king tot de kinderrechten.

Binnen de twee maanden na de aanduiding van een ombudsman voor bescher-ming van de kinderrechten in 2000, ontving zij 50 klachten, voornamelijk van inwoners uit rurale gebieden en dorpen. 32% van de klachten waren afkomstig van Vilnius. De meeste klachten hadden te maken met jeugdzorg (23%), gerechtszaken (10%) en verblijf (18%).

De principes van de belangen van kinderen, non-discriminatie en respect voor de eigenheid van kinderen zijn onvoldoende geobserveerd, vooral met betrekking tot kinderen uit maatschappelijk kwetsbare families. Het aantal kwetsbare gezinnen kent een aanzienlijke toename. Tot op heden werd te weinig aandacht besteed aan de sociale en psychologische ondersteuning van gezinnen. NGO’s openden de eerste dagcentra voor kinderen in 1996. In 2001 zijn 77 van zulke centra bekend voor 2.145 kinderen van maatschappelijk kwetsbare gezinnen. De centra doen meer en meer inspanningen om de gezinnen te betrekken bij de activiteiten van de kinderen.

7. Deeltijdse Vorming

Het watervalsysteem binnen onderwijs maakt dat jaarlijks (zie gegevens deel-nemersbestand) 15-18 jarigen de algemene en beroepsgerichte vorming volgen binnen de Deeltijdse Vorming. Hier dient zich de problematiek van de uitsluitin-gen aan. Leerplichtige leerlinuitsluitin-gen die uit een school worden buitengezet, vinden heel moeilijk een nieuwe school die hen wil opnemen, of effectief aan de lessen wil laten deelnemen.

a. Gegevens over het deelnemersbestand ‘Deeltijdse Vorming’

Schooljaar Leeftijd Geslacht

18 jaar 17 jaar 16 jaar 15 jaar Jongens meisjes

1996-1997 213/844 346/844 205/844 80/844 632/844 212/844

26% 41% 24% 9% 75% 25%

1997-1998 243/822 326/822 184/822 69/822 582/822 240/822

30% 40% 22% 8% 71% 29%

1998-1999 107/625 312/625 157/625 49/625 458/625 167/625

17% 50% 25% 8% 73% 27%

1999-2000 304/822 337/822 140/822 41/822 582/822 240/822

37% 41% 17% 5% 71% 29%

2000-2001 189/826 353/826 186/826 98/826 570/826 256/826

23% 43% 22% 12% 69% 31%

2001-2002 292/836 273/836 197/836 74/836 647/836 189/836

35% 32,50% 23,50% 9% 77% 23%

2002-2003 463/943 304/943 159/943 17/943 696/943 247/943

49% 32% 17% 2% 74% 26%

b

b.. CCoonncclluussiieess mmeett bbeettrreekkkkiinngg ttoott hheett sscchhoooolljjaaaarr 22000022--22000033 Betreffende de verhouding jongens-meisjes:

• er is een daling van het aantal jongens en een stijging van het aantal meisjes (74% jongens en 26% meisjes).

Betreffende de leeftijd:

• de groep 18-jarigen is de grootste (49%);

• det aandeel van de 17-jarigen blijft ongeveer status-quo (32%);

• det aantal 16-jarigen vertoont een daling 17%);

• de groep 15-jarigen vermindert sterk (2%).

In document MARKIESSTRAAT BRUSSEL tel fax (pagina 150-153)