• No results found

Erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk

In document MARKIESSTRAAT BRUSSEL tel fax (pagina 40-44)

Hoofdstuk II : Het Vlaamse Jeugdwerkbeleid

A. Het Vlaamse niveau

1. Erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk

Op 2299 mmaaaarrtt 22000022 werd een nieuwe regeling goedgekeurd voor het landelijk jeugdwerk, opgenomen in hheett ddeeccrreeeett oopp hheett VVllaaaammss JJeeuuggddbbeelleeiidd. Het bijhoren-de uitvoeringsbesluit werd op 7 juni 2002 door bijhoren-de Vlaamse regering goedge-keurd.

a. Erkenning

Aantal erkende verenigingen

In artikel 65 van hoger genoemd decreet staat vermeld dat, behoudens de koe-pels van de landelijke jeugdverenigingen, alle verenigingen die erkend waren op basis van het decreet van 12 mei 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk bij de inwerkingtreding van dit decreet hun erkenning behielden. Dit was het geval voor 66 verenigingen.

Daarnaast werden10 verenigingen, die sinds 1 januari 2001 hun erkenning kwijt waren, in 2002 gesubsidieerd op basis van artikel 66 § 1 van het nieuwe decreet, dat stelt dat alle verenigingen die in 2001 op basis van het decreet van 12 mei 1998 gesubsidieerd zijn, een subsidie ontvangen die minimaal 102 % bedraagt van hun subsidie 2001 op voorwaarde dat hun werking op hetzelfde peil behou-den blijft.

Erkenningsaanvragen in 2002

Op 31 juli 2002 dienden de volgende verenigingen een aanvraag in voor erken-ning als landelijk georganiseerd jeugdwerk:

• Vlaamse Dienst voor Kinderopvang;

• Jediko;

• Wel Jong Niet Hetero;

• Natuur 2000;

• Ratjetoe;

• Activak

• Joka.

Wel Jong Niet Hetero en Activak werden uiteindelijk erkend en zullen in 2003 worden gesubsidieerd.

Op 31 december 2002 dienden de volgende verenigingen een aanvraag tot sub-sidiëring in:

• Ratjetoe;

• Joka;

• Bouworde;

• Vlaamse Federatie Gehandicapte Jongeren;

• Villa Basta;

• Clip vakanties;

• Vlaamse Dienst voor Kinderopvang.

Deze aanvragen werden behandeld in het voorjaar van 2003. De verenigingen die worden erkend, kunnen subsidies ontvangen vanaf 1 januari 2004.

Voorwaarden voor erkenning

Om in het decreet op het Vlaamse jeugdbeleid van 29 maart 2002 als landelijke jeugdvereniging te worden erkend, dienen de verenigingen naast de algemene erkenningsvoorwaarden, aan te tonen dat zij jaarlijks minstens zes modules realiseren.

Deze modules zijn :

• begeleiding van lokale jeugdverenigingen;

• activiteitenaanbod voor de jeugd;

• begeleiding of vorming van jeugdwerkers;

• productontwikkeling.

Eenmaal erkend, dient de vereniging om de 3 jaar een beleidsnota op te stellen.

Verder bezorgt ze jaarlijks een begroting, financieel verslag en voortgangsrap-port aan de administratie.

Op basis van deze beleidsnota wordt door de minister, op advies van een advies-commissie en de administratie, aan de verenigingen naast een basissubsidie van 50.000 euro per jaar, ook een variabel deel aan subsidies toegekend. De strate-gische en operationele doelstellingen en bijhorende resultaats-en inspannings-indicatoren, evenals het subsidiebedrag, worden dan vastgelegd in een driejaar-lijkse overeenkomst tussen de Vlaamse regering en de jeugdvereniging.

Proefbeleidsnota

In het voorjaar 2002 werd aan de verenigingen de kans gegeven een proefbe-leidsnota voor 2003 in te sturen. Deze proefbeproefbe-leidsnota’s , een dertigtal, wer-den door de administratie en de adviescommissie gelezen. De administratie bezorgde aan elke vereniging een advies over haar beleidsnota. De adviescom-missie formuleerde één algemeen advies.

Door de opgelopen vertraging bij de totstandkoming van dit decreet werd uit-eindelijk beslist de verenigingenin 2003 minstens 102 % van de subsidies 2001 toe te kennen en de nieuwe manier van subsidiëring op basis van een beleidsno-ta pas te laten ingaan in 2004. Veel verenigingen hadden echter al heel wat tijd en energie gestopt in de opmaak van een beleidsnota 2003.

Ten einde deze inspanningen maximaal te valoriseren voor alle partijen (vereni-gingen, administratie en adviescommissie) deed minister Anciaux op 25 februa-ri een oproep om de beleidsnota’s 2003 toch in te dienenbij de afdeling Jeugd en Sport.

De afdeling Jeugd en Sport heeft een eerste reeks beleidsnota’s met grote aandacht gelezen en besproken en de desbetreffende verenigingen haar advies bezorgd in de hoop op deze wijze bij te dragen aan de opmaak van de beleids-plannen 2004-2006.

Hieronder nemen wij enkele bbeellaannggrriijjkkee ooff ooppvvaalllleennddee vvaassttsstteelllliinnggeenn op :

• Er is meestal goed werk geleverd wat betreft de formulering van de missie en de visie. In een aantal gevallen wordt onvoldoende belicht waar men wil dat de vereniging naar toe wil, m.a.w. het langetermijnperspectief ontbreekt.

• De interne analyse is meestal verhelderend. Wel vragen wij een aantal vereni-gingen, wat hun geschiedenis betreft, een langere termijn te hanteren dan de laatste jaren. Bovendien is het belangrijk dat de verenigingen rekening hou-den met het feit dat de beleidsnota’s ook door buitenstaanders zullen wor-den gelezen en beoordeeld. Sommige verenigingsspecifieke terminologie wordt niet toegelicht.

• De afwezigheid van ledenaantallen of informatie over het publieksbereik is opvallend. Het verdient aanbeveling om op basis van deze informatie ook een publieks-, dan wel ledenanalyse te maken.

• “De beleidsnota moet tot stand komen na een democratisch proces in de ver-eniging en een bevraging van de doelgroep. In de beleidsnota worden de inspanningen gedocumenteerd die in dit verband werden verricht, alsook de resultaten van dit proces”. Er zijn meestal wel inspanningen gedaan om doel-groep en andere stake-holders te bevragen. Niet altijd wordt duidelijk wat de resultaten van dit proces zijn. Daardoor blijft het soms de vraag waarop de SWOT-analyse gefundeerd is (SWOT= strengths, weaknesses, opportunities, threats, ofwel: sterktes, zwaktes, kansen, bedreigingen).

• Vaak worden bepaalde zwaktes of bedreigingen wel aangegeven in de SWOT-analyse, maar wordt er om onduidelijke redenen niets mee gedaan.

• De verenigingen verwijzen vaak wel naar het Vlaams jeugdwerkbeleidsplan, doch dit gebeurt vaak nogal obligaat. Het is niet altijd duidelijk op welke wijze de vereniging zich verhoudt tot de uitgangspunten van het plan.

leerd (SMART = specifiek, meetbaar, aanvaard, realistisch, tijdsgebonden). Ook op het gebied van de indicatoren is nog heel wat werk.

• Sommige verenigingen proberen het geheel van hun werking in doelstellingen te vertalen. Dit is niet altijd haalbaar of aangewezen. We menen dat er altijd een deel overhead zal blijven, dat zich slechts op een zeer artificiële wijze in doelstellingen laat vertalen.

• Bij de kostenberekening per doelstelling of actie wordt niet of onvoldoende rekening gehouden met de benodigde personeelsinzet. De vermelde kosten vormen dan ook vaak slechts een marginaal deel van de totale kostprijs voor de realisatie van de doelstelling.

• Sommige verenigingen verwerven aanzienlijke middelen van andere over-heidsdiensten (al dan niet binnen de Vlaamse overheid). In dat geval is het noodzakelijk om ook (in de mate van het mogelijke) aan te geven bij welke over-heidsdienst wordt aangeklopt voor de financiering van de desbetreffende doelstellingen.

• Het is niet voor alle verenigingen duidelijk wat de bedoeling is van de hoofd-stukken over het beheer. In een aantal gevallen worden hier nieuwe doelstel-lingen geformuleerd, die logischerwijze eerder aan bod dienden te komen. In andere gevallen inventariseert men een aantal acties, zonder deze te situe-ren in de uitgezette beleidslijnen. In het kader van het “kwaliteitsbeleid” heb-ben wij erop aangedrongen dat de verenigingen aangeven hoe ze aan perma-nente kwaliteitszorg gaan doen. In het kader van het personeels- en vrijwilli-gersbeleid hebben wij aandacht gevraagd voor een competentiebeleid.

b. Subsidiëring Algemeen

In 2002 waren er 76 gesubsidieerde landelijke jeugdverenigingen.

Hieronder vindt u een overzicht van de laatste 5 jaar van het aantal gesubsidi-eerde landelijke jeugdverenigingen :

Jaartal 1998 1999 2000 2001 2002

Aantal 93 89 85 80 76

De algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begro-tingsjaar 2002 stelde een budget van 17.863.000 euro ter beschikking voor het subsidiëren van deze 76 landelijke jeugdverenigingen.

De berekening van de subsidie gebeurde conform het decreet op het Vlaams jeugdbeleid van 29 maart 2002 .

In artikel 66 §1 van dit decreet staat vermeld dat alle verenigingen die in 2001 op basis van het decreet van 12 mei 1998 houdende de erkenning en

subsidië-ring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk gesubsidieerd zijn, in 2002 een subsidie ontvangen gelijk aan 102 procent van die van 2001, op voorwaarde dat hun werking op hetzelfde peil is gebleven.

Eén nieuwe vereniging, namelijk Nature vzw, in 2001 erkend op basis van het decreet van 12 mei 1998, ontving in 2002 een subsidie van ten minste 50.000 en ten hoogst 100.000 euro, zoals bepaald in artikel 66 § 2 van hoger genoemd decreet.

Deze subsidies worden vanaf 2002 toegekend aan de verenigingen in de vorm van een eennvveellooppppee voor de basis-, personeels,-en werkingskosten.

Administratieve formaliteiten

Ten gevolge van de invoering van voornoemd decreet en de ermee gepaard gaande enveloppefinanciering werden een aantal administratieve formaliteiten vereenvoudigd.

De landelijk georganiseerde jeugdverenigingen moeten niet meer voor elke vor-mingscursus die zij inrichten een nummer aanvragen, noch een aanvraag, ver-slag en deelnemerslijst indienen bij de afdeling Jeugd en Sport. Dit dient enkel nog te gebeuren voor de cursussen die leiden tot het uitreiken van een attest.

Aanvragen, verslagen en deelnemerslijsten voor vormingscursussen, activitei-ten en meerdaagse verblijven van bbiijjzzoonnddeerree ddooeellggrrooeeppeenn dienden eveneens niet meer te worden ingestuurd.

Ook alle personeelsgegevens zoals aanvragen nieuwe personeelsleden, melding ontslag, ziekte, vervangingen, enz. moeten niet meer naar de afdeling Jeugd en Sport worden gestuurd.

In document MARKIESSTRAAT BRUSSEL tel fax (pagina 40-44)