• No results found

EEN INTERACTIEF PERSPECTIEF OP VERHALEN OVER RODDELEN

Oriëntatiegebied 1. Interacties: Vormen van interacteren

De interactie (waar mensen met elkaar spreken over het roddelen) is het startpunt van beschrijving en analyse. De eerste vraag die mensen elkaar (en zichzelf) behoren te stellen, is de vraag naar de reden met elkaar te praten over iemand die er niet bij is. Deze vorm van communiceren wordt ook metacommuniceren genoemd: het pra- ten over anderen, verhalen over roddelen; en het creëren van een relatie of betrekking waarin het praten over roddelverhalen mogelijk is. Dat schept ruimte om met elkaar te praten over wat de redenen zijn om op een specifieke manier over iemand te praten. Het antwoord op deze vraag kan vorm krijgen door aan te geven welke alternatieve vormen van interacteren (communiceren) niet gebruikt worden, en de reden daarvan. (Wittek, 1999)

De volgende vier vormen van interacteren – mede gebaseerd op de sociale contro- lestrategieën zoals Wittek (1999) deze hanteert worden onderscheiden:

- Met elkaar praten over iemand.

- Zwijgen. (‘niet-communiceren is ook interacteren’). - Niet over iemand praten, maar direct met de persoon.

- Afstand nemen van de huidige (actuele) interactie, en daarover praten.

Met elkaar praten over iemand – roddelen betekent dat minimaal twee mensen een verhaal vertellen en ontwikkelen; en wel over wat een ander gedaan heeft, of diegene overkomen is. Wat kunnen nu de overwegingen zijn om met iemand over deze gebeur- tenis te praten? Het zoeken naar beweegredenen voor deze manier met elkaar praten, vraagt van de mensen een zeker vermogen afstand te nemen, (reflectie) en de bereid- heid om samen over die beweegredenen de dialoog aan te gaan. Dit vergt een bepaalde mate van vertrouwen in en tussen mensen.

Een tweede aandachtspunt bij een interactieve benadering is de simultaneïteit. Elke persoon in de actuele interactie en context waarin gesproken wordt over rod- delen, schuift voortdurend en simultaan van de ene interactievorm naar de andere. Als de een praat, luistert de ander. Deze voortdurende afwisseling in interactie bij de mensen die met elkaar praten over roddelen, maakt beschrijving en analyse enigszins complex. Het blijft echter mogelijk deze complexiteit op een systematische en metho- dische wijze in kaart te brengen.

Metacommuniceren over het roddelen betekent een verschuiving van het met el- kaar praten over iemand, naar het met elkaar praten over het met elkaar praten over ie- mand. Deze (tweede) vorm van interacteren veronderstelt van de betrokken personen een bereidheid om met elkaar over hun eigen, maar ook over andermans communice- ren/interacteren op een evaluatieve manier te praten.

Oriëntatiegebied-2. Roddelverhalen: aandachtspunten bij het analyseren

Het narratieve perspectief (het verhaal) is op meerdere manieren te verbinden met interactie. Bij de ontwikkeling van onderwijsprogramma’s is bij de start vooral geko- zen voor verhalen over roddelen in relatie met de ontwikkeling van macht in en rond organisaties. (het roddelverhaal als middel, instrument om macht te verwerken of te ondermijnen)

Het interactieve perspectief dat hier gepresenteerd wordt kiest voor een breder spectrum waar het om de ontwikkeling van verhalen gaat. Tijdens het communice- ren is er aandacht voor oorsprong, betrekkingen, de interpersoonlijke situatie, en de mogelijke gevolgen al dan niet uitgewerkt in termen van functies. Proberen we de si- multaneïteit bij roddelen in beeld te brengen, dan zien we dat door de interacties tus- sen twee of meer personen, de verteller en het publiek (die met elkaar praten over het roddelen) minimaal twee verhalen gelijktijdig ontwikkeld worden. Enerzijds gaat het om een verhaal dat verteld wordt door de verteller, anderzijds betreft het een verhaal dat geconstrueerd wordt door het publiek op basis van het eerste verhaal. Deze twee gelijktijdig zich ontwikkelende verhalen worden met elkaar verbonden. Ze worden mede bepaald door de voortdurende interactie van verteller en publiek, vaak impli- ciet. De reacties van verteller en publiek worden als mogelijkheden in meervoud naast elkaar geplaatst. (zie Figuur 5.1)

sĞƌƚĞůůĞƌ WƵďůŝĞŬ /ŶƚĞƌĂĐƚŝĞ sĞƌŚĂĂůϭ ;ŽǀĞƌĞĞŶĂŶĚĞƌͿ sĞƌŚĂĂůϭ ;ŽǀĞƌ ƌŽĚĚĞůǀĞƌŚĂĂůͿ sĞƌŚĂĂůϮ sĞƌŚĂĂůϯ sĞƌŚĂĂů Ϯ sĞƌŚĂĂůϯ

Figuur 5.1: Simultaneïteit van verhalen. De voortgaande interactie leidt tot aanpas- sing van (in dit geval) twee x drie verhalen in ontwikkeling.

Hier wordt de lezer gevraagd de neiging om er één verhaal van te maken, te onder- drukken. En daaropvolgend, als er volgens verteller en publiek één verhaal is, de vraag te stellen wat er met de verschillen gebeurd is. Anders geformuleerd: op welke wijze er met de varianten is omgegaan.

De interactie maakt dat de verhalen van verteller en publiek voortdurend (kun- nen) veranderen:

- Ik vraag om wat informatie en ik ontdek dat de man me wat probeert aan te smeren.

- De jongeman biedt mij wat te drinken aan. We praten vervolgens wat, en opeens voel ik me bijna gedwongen om met hem mee te gaan naar een onduidelijk feestje van vrienden van hem.

Soms kruipen de verhalen naar elkaar toe, soms worden de verschillen groter. De in- teractie, de verschuiving van de betrekking tijdens de interactie, en de wijziging van de context kunnen alle het verhaal een nieuwe lading geven.

De interactiepatronen in Figuur 5.2 geven een beeld – in didactische termen uitge- werkt in ster, slang en huis – van de wijze waarop een roddelverhaal zich verder kan ont- wikkelen en verspreiden. Bij een ster is er een verteller en meerdere luisteraars, bij de

slang wordt het verhaal doorverteld en wordt de luisteraar de volgende verteller, en bij het huis zijn er meerdere mensen die samen een verhaal – meestal meerdere verhalen

- naast elkaar en gelijktijdig – ontwikkelen. Daarbij is het mogelijk dat de roddel zich tot een informatief, of vermakelijk, of belerend, of verbindend verhaal kan ontwikke- len. Waarbij verteller en luisteraar (publiek) verschillende accenten kunnen leggen.



ƐƚĞƌ ƐůĂŶŐ ŚƵŝƐ

Figuur 5.2: De interactiepatronen en de ontwikkeling van verhalen: ster, slang en huis.46

Als tijdens de vervolggesprekken over het roddelen (en het praten over het roddelen) door de luisterende partijen nabesproken, geëvalueerd en gewaardeerd wordt, groeit de complexiteit. Deze complexiteit is uitgewerkt in beelden (metaforen) die dit ver- volgtraject proberen te schetsen:

- Ster: het kan hier om vier mensen gaan (publiek) – maar het kunnen er ook vijftig

of een miljoen zijn - die ieder een eigen verhaal ontwikkelen (naast elkaar, maar vervolgens soms ook samen).

- Slang: hier volgen de interacties elkaar op, en ontwikkelt het verhaal zich telkens

verder in een volgende betrekking. De verhalen ontwikkelen zich met elke nieuwe nieuwe interactie. Publiek wordt verteller; een nieuwe persoon (publiek) wordt uitgekozen voor het roddelverhaal.

- Huis: we zien dat de interactie gelijktijdig plaatsvindt tussen verteller en publiek,

en dat meerdere verhalen zich simultaan ontwikkelen op basis van de betrekkin- gen en interactie tussen vijf mensen. Deze betrekkingen kunnen deels gelijkwaar- dig zijn, (collega’s) of juist verschillen, zoals bijvoorbeeld in een inter- of multidis- ciplinair overleg.

De meervoudigheid van de roddelverhalen en verhalen over roddelen (naast of gelijk- tijdig met elkaar) kan resulteren in instabiliteit, die op haar beurt weer kan resulteren in psychische of sociale spanningen. Ook dit draagt er weer toe bij dat de verhalen zich verder kunnen ontwikkelen, of juist gefixeerd raken. (Van Dongen et al., 1996, p. 277) Mensen brengen ook hun eigen verhaal mee, voegen voortdurend nieuwe gegevens toe aan het verhaal, schrappen bepaalde delen van het verhaal, en vervangen, verge- ten of herschrijven. Het betekent dat er gelijktijdig meerdere verhalen naast elkaar kunnen bestaan, en dat de uitdaging daarin gelegen is, een manier te vinden om deze meervoudigheid en gelaagdheid ook in de beschrijving en analyse recht te doen.

46 Deze drie interactiepatronen zijn gebaseerd op de drie afhankelijkheidsvormen die James D. Thompson hanteert. (1967, p. 54-55) In mijn onderwijs heb ik deze samengevat in drie beelden: de ster, de slang en het huis.

Oriëntatiegebied-3. Betrekkingen: Roddeltriades in sociale contexten

De veranderingen die gaandeweg in deze verhalen optreden zullen derhalve mede bepaald worden door de betrekkingen tussen verteller en publiek. (Watzlawick et al., 1970) De volgende twee punten zijn relevant bij het bespreken van de betrekkingen. Allereerst: elk mens heeft meerdere betrekkingen: iemand is kind, broer, partner, ou- der, buur, vriend, consument, werknemer, directeur, burger, et cetera. En het zijn ook weer betrekkingen die in interactie zoals in Vignet 5.1 wordt geillustreerd kunnen ver- anderen. (en ontwikkelen)

Vignet 5.1: Enkele voorbeelden afkomstig uit de lessencyclus.