• No results found

8 Allochtone ouders

8.2.2. Informatie over de lokale situatie

8.2.2. Informatie over de lokale situatie

De informatie in deze paragraaf is gebaseerd op zowel onderzoek als informatie van sleutelfiguren.

Het merendeel van de Marokkanen in Boskoop en Gouda is afkomstig uit hetzelfde gebied in Marokko. De ‘wij-cultuur’, de wijze waarop respect getoond dient te worden, de eer en de schande en niet te vergeten de sociale controle werken intensief door in de gemeenschap.

44 Pels,T, Schreurs,D, ‘Meer ondersteuning Marokkaanse vaders, 1998

Van deze sociale controle ging in Marokko een beschermende werking uit, terwijl ze hier eerder een beklemmende werking heeft. Een aantal kernmerken van hun opvoedingscultuur noemen we hier.46

• Het ontwikkelen van een islamitische identiteit.

• In een pluriforme samenleving is het van wezenlijk belang dat het kind zijn of haar identiteit leert en tot uitdrukking brengt. Wanneer dit niet gebeurt, raakt het kind tussen wal en schip.

• Het opleiden van voorbeeldige individuen, dat wil zeggen: Godvrezend, Godbewust, goed opgevoed, rechtvaardig, verantwoordelijkheidsbesef dragend, eerlijk, zedelijk, gehoorzaam, vrijgevig, geduldig, genegen, gemanierd, broederlijk en oprecht. Allah beveelt hen al deze eigenschappen in zich op te nemen, zodat zij op het juiste pad zullen blijven.

• Het ontwikkelen van een sterk gemeenschapsgevoel (zie www.islam.nl).

Boskoop

De Gemeente Boskoop is een kleine gemeente met een relatief hoog percentage allochtone burgers. Exacte cijfers kon de Gemeente Boskoop binnen de looptijd van dit onderzoek niet verstrekken. Velen van hen werken in de boomkwekerijen. Het gaat om een betrekkelijk grote groep Marokkanen, met een eigen moskee. Verder is er een toenemend aantal geaccepteerde vluchtelingen als gevolg van het inlopen van een achterstand in het plaatsingsbeleid.

Een heel klein percentage allochtone kinderen zit op de peuterspeelzaal. Het beleid voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) kan hierin verandering brengen.

Volgens de sleutelinformanten bestaan er grote problemen met een deel van de allochtone jeugd. Ouders zijn moeilijk te bereiken. Er wordt onvoldoende gebruik gemaakt van de taalschool, terwijl dit één van de best lopende activiteiten is voor de allochtone gemeenschap. Spel aan Huis wordt gezien als een goed programma om gezinnen met jongere kinderen te bereiken. De spelbegeleidsters zijn in staat vertrouwen op te bouwen en vanuit die veiligheid kunnen ze een eventuele doorverwijzing bespreekbaar maken. Het consultatiebureau van De Vierstroom, een instelling voor ouder- en kindzorg, bereikt bijna de gehele allochtone doelgroep. Door huisbezoeken te brengen aan allochtone ouders krijgen de medewerkers kansen om voorlichting te geven over het opvoedingsondersteunend aanbod, zoals de peuterspeelzaal, het opvoedbureau, oudercursussen en Spel aan Huis.

Sinds enige tijd probeert het opvoedbureau Midden-Holland opvoedsteunpunten te koppelen aan bestaande groepsbijeenkomsten. In Boskoop komt één keer in de zoveel tijd iemand van het opvoedbureau van Marokkaanse afkomst voorlichting geven aan moeders die deelnemen aan taallessen. Vervolgens biedt zij de mogelijkheid direct na de les langs te komen op haar opvoedspreekuur.

46 Het gaat om opvoedingskenmerken, waarmee niet alleen de in het onderzoek betrokken gemeenten, maar de hele Nederlandse samenleving te maken krijgt.

Gouda

Tabel Bevolking naar etnische groep47

Percentage

Marokko 8

Andere niet-westerse landen 5

Westerse landen 7

Nederland 80

Totaal 100

In Gouda is 13% allochtoon, waarvan 8% van Marokkaanse afkomst is en 5% uit andere niet-westerse landen komt. In Gouda is al veel ondernomen om allochtone ouders te bereiken. Er blijven groepen ouders moeilijk bereikbaar voor het aanbod aan opvoedingsondersteuning en jeugdhulpverlening.

Het VVE-beleid is in volle gang en er worden cursussen gegeven waarin voorlichting centraal staat. De opzet is om ouders - in dit geval de moeders – de opgedane kennis te laten inpassen in het dagelijkse leven, passend bij hun eigen culturele gewoonten en waarden. Onduidelijk is nog of die opzet datgene oplevert, wat men ervan verwacht.

De taalschool en het consultatiebureau in Gouda hebben tamelijk goed zicht op de moeilijk bereikbare doelgroepen. Laagdrempelige programma’s spelen een belangrijke rol in het verwijzen van zeer moeilijk bereikbare ouders naar de taalschool. Er zijn basisscholen, die bouwen aan een goed contact met ouders door het organiseren van activiteiten zoals de theemiddagen.

Er is in mei 2003 een onderzoeksrapport verschenen met als titel “Project Salaam”.

Het is in opdracht van Bureau Jeugdzorg Gouda uitgevoerd en geeft een goed beeld van de oorzaken waarom de Marokkaanse gemeenschap nauwelijks gebruik maakt van de jeugdhulpverlening. Dit rapport geeft inzicht in de migratiegeschiedenis en ervaringen van de doelgroep zelf. Het schetst ook redenen waarom zij nauwelijks bereikt worden door Bureau Jeugdzorg. Ouders signaleren geen opvoedings-problemen bij hun kinderen, zij voelen zich niet begrepen, zij kunnen zich onvoldoende in de Nederlandse taal uitdrukken, er heerst een gevoel van schaamte et cetera. De onderzoekers zijn erin geslaagd vaders en jongens te benaderen uit de doelgroep. Sommige groepen allochtone ouders maken niet of nauwelijks gebruik van reguliere voorzieningen. Deze constatering kan deels verklaren waarom deze ouders ook niet of nauwelijks bereikt worden door het bestaande aanbod aan opvoedings-ondersteuning.

Marokkaanse cliënten blijken pas om ondersteuning te vragen, wanneer de zaak eigenlijk al uit de hand gelopen is. Radio en TV zouden passende kanalen kunnen zijn om informatie te verstrekken over opvoeding. Het zou een stimulerende invloed kunnen hebben op de gebruikmaking van bestaande voorzieningen. Ondersteuners zouden de doelgroep moeten opzoeken, benaderen op de “eigen plek”, zoals in de moskee en het buurthuis40.

Volgens de sleutelinformanten is het hebben van een transculturele beroepshouding noodzakelijk voor beroepskrachten, die met allochtonen werken.

47 Bron: www.gemeentegouda.nl

Om daaraan te werken is de Gemeente Gouda een project gestart, waarin de deelnemers via creatieve middelen reflecteren op hun eigen handelen en kennisnemen van andere culturele waarden en normen. Het project is aan scholen aangeboden, maar vanwege gebrek aan belangstelling (te weinig motivatie om deel te nemen) niet doorgegaan. De sleutelinformanten zouden het op prijs stellen wanneer dit project alsnog zou worden uitgevoerd. Ondersteuning hierbij is gewenst.

8. 3 Werkwijze bij de benadering van de ouders

Gemeentelijke ambtenaren, die verantwoordelijk zijn voor opvoedingsondersteuning, zijn benaderd met de vraag of zij interesse hebben in deelname aan dit onderzoek en het meedenken over een pilot project om de specifieke groepen ouders beter te bereiken met het aanbod aan opvoedingsondersteuning.

Tevens is hen gevraagd sleutelinformanten te leveren, die informatie zouden geven en die intensief contact hebben met Marokkaanse ouders. Op hun verzoek heeft JSO een informatiebrief verstuurd om het onderzoek kort toe te lichten en de verwachtingen van de onderzoeksbijdrage van de gemeente te verhelderen. Deze brief is in de bijlagen opgenomen.

Voor ondervraging van de sleutelinformanten is een vragenlijst ontwikkeld. Die diende als richtlijn. Deels hebben de gesprekken face-to-face plaatsgevonden, deels tele-fonisch. De face-to-face interviews duurden ongeveer 1½ uur. De onderzoeker heeft zoveel mogelijk een neutrale houding ingenomen. Dit om te voorkomen dat er sociaal wenselijke antwoorden zouden worden gegeven. Door de tijdsintensieve aanpak kon slechts een beperkt aantal sleutelinformanten worden bevraagd.

Bij het organiseren van de vraaggesprekken is aansluiting gezocht bij bestaande groepen. In Boskoop bood een docent de mogelijkheid een groepsinterview te houden met negen moeders die naar taalles gaan en die verder alleen bereikt worden via het consultatiebureau. Ze gaf aan het onderzoek zeer op prijs te stellen, omdat de gesprekken de moeders aanzet tot nadenken, hen meer bewust maakt van hun eigen handelen en helpt een mening te vormen.

De wijze van bevragen is aangepast aan de gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal van de vrouwen. Er zijn open vragen gesteld, er is gebruik gemaakt van visueel materiaal, er zijn rollenspelen gedaan en non-verbale spelvormen gebruikt. Er is twee keer contact geweest met de groep. Beide keren kwam een tweede persoon mee om te observeren. De observant lette op datgene wat door de moeders werd gezegd, de non-verbale uitdrukkingen van de moeders en op de rol van de onderzoeker. Dit in verband met feedback over de manier waarop de moeders op haar reageerden. In de eerste bijeenkomst ging het om kennismaking en uitleg van het doel van het vraaggesprek. Tijdens de tweede bijeenkomst vond het eigenlijke vraaggesprek plaats. Beide keren waren aanwezig: de onderzoeker, een observant en een tolk.

In Gouda kreeg de onderzoeker de mogelijkheid moedergroepen te bezoeken van Spel aan Huis. Dit programma, met als thema “empowerment van de vrouw”, bestond uit een reeks van zeven bijeenkomsten, georganiseerd in samenwerking met het Algemeen Maatschappelijk Werk. Een opvoedingsvoorlichter van Marokkaanse afkomst was verantwoordelijk voor de organisatie. Zij sprak zowel Arabisch als Berbers. Zij vervulde een intermediaire rol en gaf feedback. Via haar kon de onderzoeker drie keer deelnemen aan de bijeenkomsten. Zij heeft op een natuurlijke wijze de onderzoeker geïntroduceerd.

Hierdoor accepteerden de moeders dat er een “vreemde” deelnam. Uit deze gesprekken is veel informatie verkregen over wat de moeders bezig houdt en waaraan ze behoefte hebben.

8.4 De groepsgesprekken