• No results found

7 Gereformeerde ouders 7.1 Inleiding

7.5 Conclusies over gereformeerde ouders

7.5 Conclusies over gereformeerde ouders

7.5.1 Over de onderzoeksaanpak

Bij dit onderzoek is uitgegaan van de vooraanname dat ouders uit de gereformeerde gezindte op een laat moment hulp vragen en dan met heftige problemen kampen.

Deze vooronderstelling wordt bekrachtigd door onze onderzoekgegevens.

De literatuur spreekt over traditionele ouders - uit met name plattelandsgemeenten met weinig migratie en sterk religieuze gemeenschappen - die pas komen met vragen wanneer de problemen al ernstig zijn en ook de mensen uit de sociale omgeving (het zogenaamde sociale referentiekader) niet meer weten wat te doen. Sleutelfiguren spreken over een gesloten houding ten aanzien van vragen en problemen in de persoonlijke sfeer. Ze schetsen het beeld van een gemeenschap, die de deksel op de pan houdt. Problemen komen laat aan het licht, vaak pas wanneer er al behoefte is aan jeugdbescherming. Moeders erkennen dat zij niet gemakkelijk naar buiten treden met opvoedingsvragen. Ze geven aan dat de mensen uit hun gemeente moeizame praters zijn. Daarmee bedoelen ze, dat ze niet gemakkelijk met persoonlijke zaken naar een ander stappen. De drempel naar hulp bestaat naast erkenning van een probleem uit schaamte, onbekendheid met de zorgverlener en angst om te stuiten op onbegrip.

Bij de werving van ouders uit de gereformeerde gezindte is rekening gehouden met

• Plaatsen bezoeken waar ouders al komen, zoals het consultatiebureau en de basisscholen. Dat zijn plaatsen, waar ouders zich op hun gemak voelen.

• Respecteren van de behoefte aan privacy door de mogelijkheid te bieden het vraaggesprek thuis te laten plaatsvinden en het gesprek alleen te voeren.

• Inzetten van sleutelfiguren, die al contact hebben met ouders en vertrouwen genieten.

• Bevorderen van een veilige sfeer, waarbij gelet is op houdingsaspecten. Bij deze groep ouders is met name zorgvuldig omgegaan met passend taalgebruik en het dragen van passende kleding.

De voorkeur van ouders gaat uit naar individueel contact. Binnen bestaande groepen zien we bereidheid van ouders om met elkaar in gesprek te gaan.

7.5.2 Bekendheid met het aanbod

Het vraagstuk over de moeilijke bereikbaarheid heeft twee kanten. Enerzijds maken de ouders weinig gebruik van (lokale) voorzieningen en zijn ze weinig bekend met de inhoud van de activiteiten. Anderzijds spelen voorzieningen volgens de ouders (te) weinig in op hun vragen en behoeften. Het geringe gebruik van de voorzieningen is deels te verklaren uit het gegeven dat de gereformeerde ouders zich er niet of niet zo thuis voelen, deels is men niet goed geïnformeerd.

7.5.3 Belemmeringen in de communicatie

Centrale vraag is waarom ouders uit het gereformeerde milieu niet gemakkelijk gebruik maken van opvoedingsondersteunende activiteiten. Uit de gesprekken is duidelijk geworden dat moeders uit de gereformeerde gezindte niet gemakkelijk praten over de opvoeding van hun kinderen. Als reden wordt genoemd dat het praten over opvoeding een intieme zaak is, waar anderen niets mee hebben te maken.

Verder ontlenen vrouwen binnen de gereformeerde gezindte hun identiteit met name aan het moederschap. Ze werken niet buitenshuis, maar zijn thuis voor de kinderen.

Het moederschap neemt een zeer belangrijke rol in hun leven in. Het moederschap staat centraal en met de kinderen hoort het goed te gaan. Vanwege hun normatieve houding zullen ze opvoedingsproblemen niet gemakkelijk erkennen. De manier waarop kinderen zich gedragen wordt ervaren als een statussymbool. Moeders komen niet gemakkelijk met ongewenst gedrag of opvoedingsproblematiek naar buiten. Wij merken hierbij op dat deze ideologie een kenmerk van deze tijd is en bij alle ouders voorkomt. Echter, bij de gereformeerde gezindte is dit ‘goede gedrag’ zeer bepalend voor de manier waarop men zich binnen de plaatselijke gemeenschap geaccepteerd weet. Het gevolg is dat ouders met opvoedingsproblemen zich schamen en zo buiten een sociaal netwerk geraken.

Er is gebrek aan vertrouwen in de zorggevers. Ouders hebben het idee dat ze zich moeten verantwoorden voor hun ideeën en opvattingen rondom levensstijl en opvoedingsstijl. Daar hebben ze geen zin in. Binnen een groep voelen ze zich een minderheid. Ze stuiten op vooroordelen, waartegen ze zich moeten verdedigen. Ze zijn bang dat ze niet geaccepteerd zullen worden. Ze hebben het idee dat de informatie die ze krijgen niet aansluit bij hun belevingswereld.

Ouders ervaren cultuurproblemen: te weinig aansluiting bij de houding van de hulpverleners. De tips zijn niet uitvoerbaar of gaan in tegen hun waarden en normen.

Daarnaast ervaren ze taalproblemen: de vocabulaire van de hulpverleners, sluit niet altijd aan bij de ouders, met vloekwoorden zoals: o je, joh, goh, jeetje, gossie. De manier van praten van de gereformeerden is anders. Zij spreken minder direct, weloverwogen. Ze benoemen alle negatieve aspecten eerst en wegen dan af.

Meestal is een combinatie van redenen de oorzaak van het niet deelnemen aan activiteiten voor opvoedingsondersteuning.

7.5.4 Overige opmerkingen

Het gaat bij de gereformeerden om grote gezinnen met veel kinderen. Moeders noemen zich ervaringsdeskundigen. Deze ouders herkennen zich minder in alledaagse opvoedingsvragen, waarmee het opvoedbureau adverteert.

Moeders zoeken in eerste instantie de informatie binnen de anonimiteit van tijdschriften, brochures en door het lezen van literatuur. Ouders hebben behoefte aan literatuur en internetlinks vanuit een christelijke grondslag. De christelijke instellingen zijn toegerust om in te gaan op specifieke vragen van de ouders.

Moeders gebruiken bij hun opvoedingsvragen het verkleinwoord ‘vraagje’, dan lijkt hun vraag minder zwaar. Ze proberen hun probleem te bedekken, omdat ze er niet goed voor uit durven te komen. Als ze naar buiten treden met vragen, stappen ze in eerste instantie naar mensen in de eigen kring.

Themabijeenkomsten en cursussen nemen veel tijd in beslag. Moeders van een groot gezin met gemiddeld zeven kinderen hebben eenvoudigweg die tijd niet. Ouders zien niet altijd het voordeel van de activiteiten. Het kost tijd, geld en wat levert het op?

7.6 Aanbevelingen

• Het praten over opvoeden moet gewoon worden. Deze missie dient een gemeenschappelijk vertrekpunt te zijn van kerken en scholen en opvoedingsondersteuners. Artikelen in kerkblaadjes en lokale kranten kunnen aan de missie bijdragen. De thema’s moeten goed aansluiten bij de doelgroep en niet ingaan op onderwerpen, waarmee veel moeders van grote gezinnen al bekend zijn.

• Vertrouwen krijgen is een kernbegrip. Dat vertrouwen moet in eerste instantie gewonnen worden, bij zowel sleutelfiguren als ouders.

• Ouders moeten de mogelijkheid krijgen om vrijuit te praten, met waarborging van de privacy. Een regionaal telefonisch spreekuur kan een middel zijn.

• Samenwerking met sleutelfiguren (zoals leerkrachten van scholen, artsen en verpleegkundigen van het consultatiebureau, de vrouw van de dominee) kan bijdragen tot een beter bereik van de ouders. Ouders geven aan dat er een goede plek moet komen voor het aanbieden van opvoedingsondersteuning. Ze geven aan dat de activiteiten, dan wel de werving ervoor, het best kan gebeuren vanuit instanties waar ouders al komen, die ze al kennen, zoals het consultatiebureau en de (christelijke) basisscholen. Om de bekendheid van opvoedingsactiviteiten te vergroten, verdient het aanbeveling de werving via vertrouwde kanalen te laten verlopen, zoals schoolbladen en kerkblaadjes.

• Vergroot de ouderbetrokkenheid via de basisscholen. Basisscholen tonen grote bereidheid tot medewerking. De moeders benoemen de grote rol van de basisschool ten aanzien van opvoedingsondersteuning. Het zou goed zijn basisscholen te betrekken in het aanbod op het gebied van opvoedings-ondersteuning.

• Aanpassing van de informatievoorziening met aandacht voor christelijke literatuur en internetlinks.

• Zorgverleners dienen een transculturele houding aan te nemen, met respect voor de protestants-christelijke identiteit.

Het creëren van een veilige sfeer gaat verder dan het dragen van een rok. Om naast de ouders te staan is kennis van het geloof, de leef- en opvoedingssituatie onontbeerlijk: grote gezinnen, moeder zorgt voor de kinderen, autoriteitsgevoelig, wereldvisie, taalgebruik, kleding, levensstijl. Zo’n houding moet ook de kennis en toepassing omvatten van het sociale en religieuze taalveld en een professionele reflectie op de eigen aannames ten aanzien van het geloof.

• Hulpverleners moeten zich bewust zijn van het feit dat een op socialisering gericht opvoedingsproces andere kenmerken heeft dan een op persoonlijkheidsvorming gericht opvoedingsproces.

• Om te meten of de doelgroep daadwerkelijk meer gebruik gaat maken van het opvoedspreekuur, is het nodig om bezoekers ook te registeren naar geloofsovertuiging.

• Werken aan het vergroten van de draagkracht van ouders. Positieve ervaringen versterken het zelfvertrouwen en motiveren ouders in het begeleidingsproces.

• Inventarisatie van succesvolle projecten.