• No results found

In deze paragraaf wordt gekeken hoe de CL ingedeeld kan worden. Allereerst wordt bezien hoe de CL als organisatie ingedeeld kan worden en in tweede instantie zal een meer numerieke indeling

plaatsvinden.

Er zijn er verschillende soorten organisaties die in de maatschappij participeren. Zo zijn er bedrijven, met bedrijfseconomische doelen met als juridische vorm vaak een vennootschap. Maar er zijn meer vormen waarin zij ingedeeld kunnen worden. Zij zullen zich op een bepaalde manier gedragen naar hun bedrijfseconomische doelen die ze nastreven. Daarnaast zijn er nog de instellingen, met niet-economische doelen (sociaal, politiek, ecologisch) met als juridische vorm de vereniging of de stichting, of met een bestuursrechtelijk karakter. Onder welke soort organisatie zou de Commissie Lourdes kunnen vallen? Vast staat dat deze organisatie een non-profit organisaties is die met vrijwillige inzet werkt.

Indeling naar organisatiesoort

Vrijwilligersorganisaties worden vaak ingedeeld in drie soorten (C. Handy, 1990; Meijs, 1997; Meijs &

Bridges Karr, 2004):

 organisaties die zich richten op wederzijdse ondersteuning (‘mutual support’, waarbij het vrijwilligerswerk is gericht op (de leden van) de eigen organisatie;

 organisaties die zich bezighouden met dienstverlening (‘service delivery’), waarbij de vrijwilligersactiviteiten bestemd zijn voor ‘klanten’: mensen van buiten de organisatie;

 organisaties met als belangrijkste activiteit campagneactiviteiten (‘campaigning’), waarbij het gaat om ideële activiteiten zoals verbetering van de kwaliteit van zorg en

belangenbehartiging; daarnaast zijn er sponsoractiviteiten met presentaties van wat men doet om gelden te verkrijgen om de werken te kunnen uitvoeren.

De vraag is tot welke soort organisatie de Commissie Lourdes behoort. Vrijwillige patiënten- en gehandicaptenorganisaties zijn bijzonder, omdat zij zich op al deze activiteiten richten. Hoewel er accentverschillen zijn tussen de verschillende groepen patiënten- en gehandicaptenorganisaties, werken ze allemaal aan belangenbehartiging, informatie en advies en lotgenotencontact. Vaak worden ze daarom ook wel multitasking vrijwilligersorganisaties genoemd. De werkzaamheden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden (Overbeek & Scholten, 2008a).

56

De CL kan gecategoriseerd worden als een multitasking vrijwilligersorganisatie met een zwaar accent op het service delivery aspect, waarbij de vrijwilligersactiviteiten voornamelijk bestemd zijn voor zorgbehoevenden die zelf geen deel uitmaken van de organisatie. De dienstverlening binnen service delivery is overigens breed. Devilee (2008b) heeft in kaart gebracht welke vormen van vrijwillige (extramurale) zorg in Nederland bestaan. Dit ter illustratie van de activiteiten in de

onderzoeksomgeving:

 bieden van sociaal emotionele steun: bezoekwerk, algemene sociaal en emotionele steun, begeleiden van individuen en groepen, ‘buddyzorg’ (vriendendiensten), rouwverwerking en sociaalemotionele steun aan mantelzorgers van de zorgbehoevenden;

 praktische hulpverlening:vervoer aanbieden / afhandelen, meegaan en begeleiden evenementen, boodschappen doen, winkelen, oppassen, maaltijdenvoorziening,

huishoudelijke ondersteuning, persoonlijke lichamelijke verzorging en (rolstoel-) wandelen.

Bij vrijwilligersorganisaties kan bovendien onderscheid gemaakt worden tussen ‘program

management’ versus ‘membership management’ (Meijs & Bridges Karr, 2004; Meijs & Hoogstad, 2001):

Membership management gaat uit van permanente leden, mensen die formeel lid zijn van bijvoorbeeld een vereniging en stemrecht hebben omdat ze lid zijn van het samengesteld geheel. Membership management is er met name op gericht om leden actief betrokken te houden. Beslissingen over wat er gedaan moet worden, nemen de leden zelf en vervolgens voeren ze de betreffende activiteit ook zelf uit. Een eventueel nadeel van deze benadering is dat de organisatie het primair moet hebben van de leden zelf. Als zij het werk niet kunnen uitvoeren, wordt het niet gedaan. Er is dus minder flexibiliteit om bepaalde werkzaamheden op te pakken. Voordeel is dat glashelder is wie onderdeel uitmaakt van de organisatie en wie niet.

Program management gaat uit van een structuur waarbinnen een activiteit wordt bedacht en waar vrijwilligers omheen worden verzameld om deze activiteit tot een goed einde te

brengen. De vrijwilligers zijn niet noodzakelijkerwijs lid van een (overkoepelende) vereniging.

Het werk komt vaak van klanten (customer demands), afkomstig van buiten de organisatie.

De onderzoeksomgeving kent een combinatie van de hier beschreven twee vormen van

management. Er is een ledenorganisatie (die zich organiseert als membership management), maar de ledenorganisatie kan niet alle werkzaamheden zelf uitvoeren. Daarom worden er vrijwilligers van buiten aangetrokken die de werkzaamheden kunnen (helpen) uitvoeren. Dit deel organiseert zich als programma management. Dat komt omdat de meeste vrijwilligers in het project geen lid zijn. Na het project valt de groep in principe uit elkaar. Van de 104 zorgvrijwilligers in 2010 waren er 27 lid van de AN (26 procent) en 77 niet (74 procent).

Numerieke indelingen

De samenstelling van de groep beïnvloedt de verkregen data. Om die reden worden de belangrijkste kengetallen van de groep gegeven. De lijst met alle gegevens van de vrijwilligers die in 2010 mee zijn gegaan, staat op een afgeschermd deel van de website van de Orde van Malta. De vrijwilligers kwamen in 2010 uit tien Nederlandse provincies. Enkele van hen kwamen uit het buitenland. De

57

leeftijdsopbouw is eveneens evenwichtig verdeeld. De leeftijdsopbouw van de vrijwilligers is vergeleken met de leeftijdsopbouw van geheel Nederland volgens de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (cfm. Poelman & Duin, 2010). Daaruit blijkt dat de leeftijdsopbouw globaal overeenkomt met de gemiddelde leeftijdsopbouw in Nederland. Er is niet een bepaalde

leeftijdsgroep in de onderzoeksomgeving over- of ondervertegenwoordigd. Opgemerkt wordt dat de CL geen vrijwilligers jonger dan 20 jaar meeneemt. Tabel 16 toont het overzicht van de

leeftijdsopbouw:

Tabel 16 Vergelijking leeftijdsopbouw in groepen:

Leeftijden NL

bevolking in %

Onderzoeksomgeving in 2010

% N

< 20 jaar 24 0 0

20 – 40 jaar 34 27,9 29

41 – 60 jaar 27,3 45,2 47

61 – 80 jaar 11 23,1 24

80 jaar > 3,7 3,8 4

Totaal 100 100 104

De gemiddelde leeftijd van de vrijwilligers in de onderzoeksomgeving in 2010 is 49 jaar. De oudste vrijwilliger is 91 jaar; deze ging mee als ‘veteraan’. De jongste is 21 jaar. De groep bestaat uit 57 (55 procent) mannen en 47 (45 procent) vrouwen. Zeventien personen zijn BIG19 geregistreerd (16 procent) en werden als zodanig ingezet. Bijna de helft (45 procent) is academisch gevormd20; 29 deelnemers van de vrijwilligersgroep (28 procent) zijn van adel. Bekend is verder dat er ook niet-katholieken meegaan (Schueren, 2006).

Als we willen weten hoeveel vrijwilligers betrokken zijn bij soortgelijke organisaties zijn kwantitatieve gegevens nodig over organisaties die dezelfde activiteiten ontplooien als in de onderzoeksomgeving.

Het moeten organisaties zijn die zich bezighouden met activiteiten zoals huisbezoek,

vakantieprojecten, oppasdiensten en activiteitenbegeleiding. De doelgroepen van deze organisaties zijn onder andere gehandicapten, ouderen, chronisch zieken, dementerenden, terminale patiënten en psychiatrische patiënten. De onderzoeker heeft een overzicht gemaakt (na het uitvoeren van internetsearch) van de hoeveelheid vrijwilligers die actief zijn in vergelijkbare organisaties, zie tabel 17. Naast de landelijke instellingen verzorgen ook verschillende kerkgenootschappen vrijwillige zorg (Devilee, 2005, pp. 60-61). Dit overzicht dient als ‘eerste indruk’ en is om die reden niet volledig:

19 Artsen en verpleegkundigen.

20 Cfm. opgave academische titel bij registratie. HBO-ers, KMA-ers et cetera waren dus niet zichtbaar voor de onderzoeker, zodat het percentage iets hoger zal komen te liggen. Zie bijvoorbeeld een artikel in de Defensiekrant: ‘Vrijwilligerswerk bij Orde van Malta geeft kolonel positieve energie’ (Oosthoek, 2011), of een artikel in het tijdschrift Lourdes (Lieshout, 2011)

58

Tabel 17 Aantal vrijwilligers actief in vergelijkbare organisaties (onvolledige lijst => als eerste indruk)

Organisatie Aanbod Aantal

Het Nederlandse Rode Kruis DEN HAAG vrijwilligers 40.000

Stichting Poldermaat DRONTEN vrijwilligers 120

Stichting Wielewaal HILVERSUM vrijwilligers 1.490

Landelijke Service Bureau Aidshulp AMSTERDAM vrijwilligers 470

Leger des Heils ALMERE heilsoldaten 4.077

adherent-lid 1.215

Alzheimerstichting BUNNIK vrijwilligers 450

De Stichting Recreatie Gehandicapten HAARLEM vrijwilligers 200

Humanistisch Verbond AMSTERDAM leden 13.000

Het Vakantiebureau LUNTEREN vrijwilligers 1.600

Nationale Bond voor EHBO BERGEIJK vrijwilligers 17.000

SET-Reizen ROTTERDAM vrijwilligers 600

Nationale Vereniging De Zonnebloem BREDA vrijwilligers 42.000

VNB Bedevaarten DEN BOSCH vrijwilligers 2.600

Stichting Cordaid DEN HAAG vrijwilligers 23.000

Stichting Johanniter Hulpverlening DEN HAAG vrijwilligers 4.500

Het Buitenhof Junior GOUDA vrijwilligers 800

Stichting Slachtofferhulp Nederland UTRECHT vrijwilligers 1.500

ECT Zorgvakanties SCHAKWIJK vrijwilligers 100

Stichting Limburgse bedevaarten MAASTRICHT vrijwilligers 1.000

Vereniging Humanitas AMSTERDAM vrijwilligers 10.500

Sailwise BUNNIK vrijwilligers 250

Vereniging Landelijke Unie Van Vrijwilligers OVERVEEN vrijwilligers 12.800

Mezzo BUNNIK leden 14.000

Stichting Het Buitenhof GOUDA vrijwilligers 750

Prinses Beatrix Fonds DEN HAAG vrijwilligers 30.000

Tendens Vakanties ARNHEM vrijwilligers 150

Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg Nederland BUNNIK vrijwilligers 10.000

Totaal 234.172

Ter vergelijking 1: Inwoneraantal gemeente Utrecht 288.000

Ter vergelijking 2: Bisschop Mgr. Dr. G.J.N. De Korte heeft in zijn boek ‘Hartelijk katholiek, spiritualiteit van een liefdevolle God’ (ISBN-1090-4352-0519 & ISBN-1397-8904-3520-515) uit 2012 op pagina 62 geschreven, dat er in de Nederlandse Rooms katholieke parochies er 300.000 vrijwilligers zijn die ieder hun steentje bijdragen om elkaar te helpen.

59

4 Onderzoeksbevindingen: centrale thema’s

Dit hoofdstuk doet verslag van drie onderzoeksfasen. De eerste paragraaf gaat over de

dataverzameling waarna in de tweede paragraaf de vastlegging van de verzamelde data wordt behandeld. Deze twee paragrafen beslaan een onderdeel van de exploratiefase. Vervolgens komt in paragraaf drie de identificatie van de 125 labels die in de onderzoeksomgeving gegenereerd werden aan bod. Dit is gebeurd in de specificatiefase. In paragraaf vier wordt besproken hoe de 125 labels in de reductiefase teruggebracht zijn tot 54 labelclusters. In paragraaf vijf wordt besproken hoe de 54 labelclusters gereduceerd zijn tot 33 centrale thema’s. In de positiewijzer in tabel 18 wordt

weergegeven welk deel van het onderzoek in welke paragraaf aan de orde is .

Tabel 18 Positiewijzer voor hoofdstuk 4

Fase Uitkomst Omschrijving Hfd.

Oriëntatiefase Relevantiebepaling Vaststellen relevantie onderzoek 1 Onderzoeksontwerp Centrale onderzoeksdoelstelling en –vragen,

onderzoeksmethodologie

2

Korte beschrijving van de onderzoeksomgeving 3 Exploratiefase Data Verzamelen data kwaliteitskenmerken vrijwillige inzet

onderzoek

4.1

Documentatie Vastleggen verzamelde data in document 4.2

Specificatiefase Labels Identificeren kernpunten in document in 125 labels 4.3 Reductiefase Labelclusters Terugbrengen 125 labels tot 54 labelclusters 4.4 Centrale thema’s Terugbrengen 54 labelclusters tot 33 centrale thema’s 4.5 Integratiefase Literatuurstudie Centrale thema’s passend gemaakt op empirisch veld 5

Hypothesen Basis voor theorieontwikkeling 6

Eerste validatie Bezoek organisaties ter 1e validatie hypothesen 7

4.1 Inleiding

De kern van de toepassing van de Grounded Theory is het voortdurend vergelijken van

onderzoeksdata, waardoor langzamerhand een beeld ontstaat over de richting waarin gedacht moet worden. Dit hoofdstuk gaat in op een van de belangrijkste fasen van deze werkwijze, namelijk het ontstaan van denkrichtingen over de Kwaliteit van de Arbeid in de onderzoeksomgeving. Stap voor stap wordt uiteengezet hoe die denkrichting is ontstaan. Hiermee wordt een antwoord gegeven op de eerste twee onderzoeksvragen: wat kenmerkt de Kwaliteit van de Arbeid in de

onderzoeksomgeving? Welke centrale thema’s kunnen worden benoemd op basis van die kwaliteitskenmerken?