• No results found

Impact via toename stikstofdepositie

In document Bekijk de ontwerp-OER (pagina 146-153)

5 Ingreep-effectanalyse: Voortoets 42

Bijlage 2: Indicatieve stikstofberekening voor 2.500 woningen

6 Impact van verstoringsfactoren op Natura 2000

6.1 Impact via toename stikstofdepositie

Uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken dat de omgevingsvisie risico’s met zich meebrengt op het gebied van stikstofdepositie. In dit hoofdstuk is een indicatieve berekening gemaakt om dit risico meer duiding te geven. De risico’s op het gebied van stikstofdepositie betreffen voornamelijk effecten op de stikstofgevoelige habitattypen in de Veluwe omdat dit Natura 2000-gebied het dichtst bij de ontwikkelingen ligt die met de omgevingsvisie mogelijk gemaakt worden. Echter kunnen de gevolgen van stikstofdepositie ook op grotere afstand plaatsvinden, waardoor ook risico’s voor andere Natura 2000-gebieden bestaan (tot maximaal 25 kilometer). In onderstaande tabel zijn de stikstofgevoelige gebieden en soorten per Natura 2000-gebied weergegeven.

Tabel 6.1 Overzicht van stikstofgevoelige habitattypen en soorten per Natura 2000-gebied

Veluwe Binnenveld Rijntakken stikstofdepositie. Ten eerste kan er een toename van stikstofemissie plaatsvinden door de verkeersaantrekkende werking van de nieuwe woon-en werkfuncties. De stikstofemissie wordt veroorzaakt door het gemotoriseerde verkeer. Tegelijkertijd wordt met de omgevingsvisie ingezet

op maatregelen die de negatieve effecten door stikstofdepositie (enigszins) beperken, zoals het stimuleren van verplaatsingen met de fiets, te voet en het openbaar vervoer en het van het gas afhalen van bestaande woningen. Enerzijds zullen de ruimtelijke ingrepen (woningbouw, bouw bedrijfspanden, transformeren winkelpanden naar woningen, aanleg infrastructuur met o.a.

uitbouw Rijnlijn en bouw extra station) dus een toename van stikstofemissies teweeg kunnen brengen, maar anderzijds worden de emissie beperkt door maatregelen die de emissie van stikstof verminderen.

Ontwikkelingen (omgevingsvisie) die tot een toename kunnen leiden

De volgende ontwikkelingen kunnen een effect hebben op de stikstofdepositie:

• Woningbouw en transformatie winkelpanden naar wonen. Extra/nieuwe woningen leiden via de verkeersaantrekkende werking tot een toename aan stikstofdepositie. Dat effect is te beperken door het stimuleren van duurzame vervoersmiddelen en het toepassen van schone(re) technieken tijdens de realisatie van de woningen.

• Ontwikkeling/uitbreiding van werklocaties. Extra/nieuwe bedrijfspanden leiden via de verkeersaantrekkende werking tot een toename aan stikstofdepositie. Dat effect is te beperken door het stimuleren van duurzame vervoersmiddelen en het toepassen van schone(re) technieken tijdens de realisatie van de bedrijfspanden.

• Verder ontwikkelen infrastructuur. Door het uitbreiden van de infrastructuur (wegennet) zal er naar verhouding meer verkeer zijn. Door mensen te stimuleren meer gebruik te maken van de fiets zal het gebruik van auto’s mogelijk verminderen.

• Aanleg grootschalig wind- en zonnepark. De realisatie van een grootschalig wind- en zonnepark kan leiden tot tijdelijke effecten van verzuring en vermesting door stikstofdepositie.

Ontwikkelingen (omgevingsvisie) die tot een afname kunnen leiden Natuurinclusieve circulaire landbouw

De gemeente Ede kiest voor een natuurinclusieve en circulaire landbouw, die werkt met respect voor de natuur, binding heeft met de omgeving én economisch perspectief. Bij circulaire landbouw gaat het bijvoorbeeld om varkens en kippen die reststromen (kunnen) eten. En om kalveren die onlosmakelijk verbonden zijn met de melkveehouderij. Bij natuurinclusieve landbouw gaat het om boeren die met de natuur mee, gebruik maken van natuurlijke processen en die biodiversiteit bevorderen. Dat is een richting waarin de gemeente de komende decennia gaan werken.

De gemeente wil gezonde landbouwgronden zoveel mogelijk behouden en zo natuurinclusieve landbouw mogelijk maken. Daar is actief beleid voor nodig: boeren in Ede die willen doorgaan moeten toegang houden en krijgen tot grond van boeren in Ede die stoppen. De gemeente zet zich in voor een betere waardering en beloning van boeren die duurzamer gaan boeren en zo een grotere bijdrage leveren aan natuur, klimaat en biodiversiteit. Extensiever boeren is gewenst in een zone rondom de Veluwe. De agrarische sector draagt in grote mate bij aan het in stand houden van landschappen. Een goed economisch perspectief is een belangrijke randvoorwaarde.

De gemeente kiest voor diversiteit. De innovatieve circulaire high-tech kalverhouder die voor het buitenland produceert is in Ede te vinden. Maar ook de extensievere pluimveehouder die de dieren buiten laat lopen onder de notenbomen. In Ede ontstaan ook nieuwe vormen van landbouw, zoals insectenteelt, notenteelt, agroforestry, groententeelt en andere vormen van voedselproductie. Op deze manier bevordert de gemeente diversiteit én biodiversiteit. Maar ook combinaties van voedselproductie met recreatie, zorg of onderwijs krijgen de ontwikkelingsruimte.

De gemeente stimuleert de bewustwording over waar voedsel vandaan bij de inwoners van Ede.

Dat biedt volop kansen: zowel voor de waardering en het verdienmodel van de boeren. Ook om de verbinding stad – platteland te versterken.

Luchtkwaliteit

De inzet (omgevingsvisie) is om op alle relevante bronnen een daling van de emissies van stikstofdioxide en fijnstof te realiseren. Daarbij wordt uitgegaan van het breder toepassen van Best Beschikbare Technieken (BBT). Omdat de aanpak bij de bron het meest effectief is. Bij de binnenlandse bronnen gaat het over (weg)verkeer, scheepvaart, industrie, huishoudens (houtstook) en landbouw. Voor de landbouwsector is de inzet breder en wordt ook gestreefd naar een daling van de uitstoot van ammoniak en de uitstoot van geur. Dit vergt ook een flinke inspanning van het Rijk en de provincies. Voor geur zal naast inzet op emissiebeperking ook gebiedsgericht moeten worden vastgelegd wat passend en aanvaardbaar is, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van woningen of bedrijven. Vanwege het grote aantal veehouderijbedrijven in Ede gaat het altijd om maatwerk per gebied en initiatief.

Voor de emissies vanuit de agrarische sector wordt gewerkt volgens het Manifest gezonde leefomgeving veehouderij en toepassing van BBT. Deze werkwijze wordt ook ingezet bij de industrie (o.a. verbranding van biomassa) en mobiele werktuigen. Ook voor de uitstoot van houtkachels zal een passende aanpak nodig zijn om de doelen uit het Schone Lucht Akkoord te kunnen halen. Mensen met een kwetsbare gezondheid moeten extra worden beschermd. Daarom hanteert de gemeente Ede de landelijke GGD-richtlijnen voor luchtkwaliteit bij realisatie van nieuwe voorzieningen voor ouderen, mensen met een kwetsbare gezondheid en voor onderwijs of opvang voor minderjarigen.

70 % duurzame energie in 2040, energieneutraal in 2050:

Dit wil de gemeente realiseren door:

• Besparing op het energiegebruik met gemiddeld 1,5 % per jaar sinds 2018 (totaal circa 35 %) door isolatie van gebouwen en toepassing energie efficiënte technieken.

o Vergroening van het energiegebruik door vermindering van het gebruik van fossiele energie en een toename van het gebruik van duurzame energie;

o Transitie van de warmtevoorziening door het verminderen van aardgasgebruik voor verwarming.

• Verminderen gebruik fossiele brandstof door bedrijven voor bedrijfsprocessen door toepassing van duurzame warmte, duurzame elektriciteit en duurzaam gas.

• Verhoging van het aandeel lokaal opgewekte duurzame energie o.a. via zonnepanelen, windmolens, aqua/geothermie, restwarmte, biomassa en duurzame waterstof richting een geschatte totale duurzame opwekking van 5000 TJ of 1,4 TWh aan duurzame energie.

• Vermindering van fossiel brandstofgebruik en vergroting van het gebruik van duurzame elektriciteit en waterstof voor mobiliteit, bijvoorbeeld voor openbaar vervoer en vrachtvervoer.

• Toepassen geothermie en restwarmte voor het duurzaam warmtenet.

Duurzame mobiliteit

De ontwikkeling van Ede vraagt een koerswijziging naar duurzame mobiliteit. Duurzame mobiliteit gaat uit van de drie V’s in de Trias Mobilica: verminderen, veranderen en verschonen van mobiliteit. Thuiswerken draagt bijvoorbeeld bij aan het verminderen van mobiliteit, het stimuleren

van fietsverkeer en elektrisch rijden en het verschonen van mobiliteit. Voor de fiets vraagt voorgaande het doortrekken van de inhaalslag aan de fietsinfrastructuur op basis van het Fietsplan.

De gemeente wil regionale verbindingen ontwikkelen tot snelle, comfortabele en veilige fietsroutes. De actieradius van de fiets – en daarmee de concurrentiepositie ten opzicht van de auto - is met de opkomst van de e-bike sterk vergroot. De afstanden zijn vooral in Ede-stad betrekkelijk kort, wat Ede aantrekkelijk maakt voor de fiets. In Ede-stad kan de auto een stapje terug doen. Als de bereikbaarheid lopend, per fiets of openbaar vervoer goed is kan met passende parkeernormen op een aantal plekken de openbare ruimte anders worden ingericht, bijvoorbeeld met groen.

Aanvullend stimuleert de gemeente het gebruik van de (elektrische) fiets voor woon-werkverkeer en thuis werken. Dit doet ze niet alleen om een goede bereikbaarheid te waarborgen, maar ook ter verbetering van de omgevingskwaliteit (lucht, geluid) en de gezondheid.

De ambitie in het Klimaatakkoord is dat in 2030 alle nieuwe auto’s emissieloos zijn. Met het oog op een zero emissiezone voor stadslogistiek in Ede-Stad wordt ingezet op een regionaal distributiepunt nabij de snelwegen voor overslag van groot en zwaar vrachtverkeer naar kleine, emissievrije vrachtvoer-tuigen, voor bijvoorbeeld bevoorrading van winkelcentra. Zoekruimtes hiervoor liggen bij de aansluitingen op de A12. Combinaties met tankvoorzieningen (elektrisch of waterstof) en/of lang parkeren voor internationaal transport, zijn goed denkbaar. Met de invoering van tolheffing voor vrachtvoertuigen op de rijkswegen stimuleert dit de vergroening van het vrachtwagenpark. Ook is er sprake van een verschuiving van goederentransport over de weg naar railvervoer, vooral voor lange afstanden.

Indicatieve stikstofberekening

De totale woningbouwopgave voor de gemeente Ede betreft de toevoeging van 11.000-15.000 woningen in de komende 20 jaar. Het deel dat beoogd is in Ede stad (circa 2.500 woningen) is door middel van een indicatieve stikstofberekening onderzocht. Deze indicatieve berekening is bedoeld om meer duiding te geven aan de effecten van stikstof.

In deze indicatieve stikstofberekening wordt ervan uitgegaan dat de woningen gasloos gerealiseerd worden waardoor alleen de verkeersaantrekkende werking leidt tot een toename van stikstofemissie.

Het aantal verkeersbewegingen die de woningen genereren is van tal van factoren afhankelijk.

Denk bijvoorbeeld aan het type woning, de parkeernorm en de locatie/bereikbaarheid van de woning. Volgens kencijfers van het CROW kan voor een appartement (koop, middenduur) uitgegaan worden van circa 5 verkeersbewegingen per woning per dag. Aangezien met de omgevingsvisie ingezet wordt op bewegingen met de fiets, te voet en het OV wordt in deze indicatieve berekening uitgegaan van 3 verkeersbewegingen per woning per dag. De bouw van 2.500 appartementen leidt daarmee tot een verkeersgeneratie van 7.500 nieuwe bewegingen per dag. Dit is verwerkt in de indicatieve stikstofberekening door middel van AERIUS Calculator (bijlage 2). Deze ontwikkeling leidt tot onderstaande beperkte toename van stikstofdepositie per stikstofgevoelig habitattype (zie tabel 6.2).

Tabel 6.2 Indicatieve toename van stikstofdepositie per stikstofgevoelig habitattype/leefgebied voor stikstofgevoelige soort per Natura 2000-gebied: indicatieve berekening 2500 woningen in Ede-stad.

Natura

H9120 - Beuken-eikenbossen met hulst + 0,09 1429 100 ZGLg14 – Eiken- en beukenbosvan lemige

ZGH9120 – Beuken-eikenbossen met hulst + 0,03 1429 100 ZGLg13 - Bos van arme zandgronden + 0,03 1071 100

ZGH4030 - Droge heiden + 0,01 1071 93

Binnenveld H6410 – Blauwgraslanden + 0,01 1071 100

H7140A Overgangs- en trilvenen (trilvenen) + 0,01 1214 100 H7140B Overgangs- en trilvenen

(veenmosrietlanden)

+ 0,01 714 100

Uit de indicatieve berekening blijkt dat de verkeersaantrekkende werking van 2.500 woningen leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in de Natura 2000-gebieden Veluwe en Binnenveld. Voor een groot deel van de habitattypen zal dit naar verwachting leiden tot negatieve effecten omdat de kritische depositiewaarde (KDW) overschreden wordt.

Deze stikstofberekening heeft een indicatie gegeven van de effecten van slechts een deel (2.500 woningen) van de volledige opgave (11.000-15.000 woningen). Daarnaast wordt met de omgevingsvisie ingezet op 90-110 hectare aan nieuwe werklocaties die ook een verkeersaantrekkende werking hebben. Gezamenlijk zullen deze ontwikkelingen een aanzienlijke negatieve bijdrage leveren wat betreft stikstofdepositie.

Salderingsmogelijkheden

De toename van stikstofdepositie kan gemitigeerd worden door maatregelen te treffen waardoor stikstofemissies afnemen. Dit kan gaan om het beperken van de emissies van de voorgenomen ontwikkeling of het wegnemen van stikstofbronnen in de huidige situatie. Dit wordt ook wel salderen genoemd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen intern en extern salderen. Bij intern salderen wordt gebruik gemaakt van bestaande bronnen binnen het plangebied van de

5In AERIUS zijn naast de habitattypen ook leefgebieden (Lg) opgenomen. Het gaat om leefgebieden van alle

stikstofgevoelige dieren zoals die zijn opgenomen in de Vogel- en Habitatrichtlijn en waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen (zie tabel 6.1).

6 In AERIUS zijn soms voor habitattypen en leefgebieden ook zoekgebieden (ZG) opgenomen. Dat zijn gebieden waarbinnen de exacte locatie en omvang van een habitattype/leefgebied niet bekend is als gevolg van gebrek aan veldgegevens.

ontwikkeling, bij extern salderen liggen de bronnen buiten het plangebied. Voor extern salderen geldt dat 30% van de saldering ten goede moet komen aan de natuur en niet ingezet kan worden om toename van stikstofdepositie te mitigeren.

Intern salderen is mogelijk bij herontwikkeling van gebieden waar op dit moment activiteiten met stikstofemissie plaatsvinden. Voor de ontwikkelingen uit de omgevingsvisie geldt dit voor enkele locaties waar oude woningen met gasaansluiting vervangen worden door nieuwbouw.

Bijvoorbeeld, binnen een plangebied worden 100 oude woningen met een gasaansluiting gesloopt en daarvoor komen 300 nieuwe gasloze woningen in de plaatst. De huidige stikstofemissie als gevolg van gasverbruik kan mogelijk salderen met emissie als gevolg van de verwachte verkeerstoename. Dit is echter sterk afhankelijk van de huidige emissiebronnen in het plangebied.

Voor iedere opzichzelfstaande ontwikkeling dient onderzocht te worden of interne saldering mogelijkheden biedt.

In het geval dat intern salderen alsnog leidt tot een toename van stikstofdepositie, kan gekeken worden naar salderingsmogelijkheden buiten het plan (extern salderen). Het mogelijke effect van extern salderen is inzichtelijk gemaakt door de indicatieve stikstofberekening (bouw van 2.500 woningen in Ede-stad). Aan de berekening is in de huidige situatie een denkbeeldige veehouderij met 261 runderen toegevoegd aan de rand van de Veluwe (zie bijlage 3). Dit aantal is gebaseerd op de Foto van Ede waaruit blijkt dat een veehouderij in Ede gemiddeld 372 runderen heeft.

Vanwege de afroming7 (30%) mag in de stikstofberekening slechts gerekend worden met 261 dieren. In beide berekeningen saldeert de emissie van de denkbeeldige veehouderij met de verkeersbewegingen van de nieuwe woningen in Ede (zie bijlagen 3 en 4). Uit deze indicatieve berekeningen blijkt dat extern salderen zeker mogelijkheden biedt om de woningbouwopgave in de gemeente te realiseren, zonder dat de depositie van stikstof toeneemt.

Bij het zoeken naar salderingsmogelijkheden zijn met name twee aspecten van belang. Ten eerste de omvang van een bedrijf. Over het algemeen stoot een bedrijf met 500 dieren meer stikstof uit dan een bedrijf met 100 dieren. Daarnaast is de locatie van de veehouderij essentieel.

Veehouderijen in de directe nabijheid hebben namelijk een zeer negatief effect op de mate van stikstofdepositie. Dit is verduidelijkt met de twee indicatieve berekeningen (bijlagen 3 en 4). In de ene berekening (bijlage 3) is een veehouderij meegenomen die direct grenst aan de Veluwe. Hieruit blijkt dat de maximale depositie die deze denkbeeldige veehouderij veroorzaakt 184,4 mol/ha/jaar is. Dit is weergegeven in onderstaand figuur.

7Voor extern salderen geldt dat 30% van de saldering ten goede moet komen aan de natuur en niet ingezet kan worden om toename van stikstofdepositie te mitigeren.

Figuur 6.1 Effecten van een denkbeeldige veehouderij (261 runderen) direct naast de Veluwe (bron: AERIUS Calculator)

In een andere berekening (bijlage 4) is een veehouderij op 1,5 kilometer afstand van de Veluwe meegenomen. Dit is weergegeven in figuur 6.2. Deze denkbeeldige veehouderij veroorzaakt

‘slechts’ 3,17 mol/ha/jaar. Het grote verschil in depositie van een veehouderij direct naast een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied en een veehouderij op enige afstand onderstreept het belang van het overgangsgebied. Door veehouderijen te weren uit deze zone worden niet alleen nieuwe ontwikkelmogelijkheden voor bijvoorbeeld woon- en werkfuncties middels extern salderen, maar het draagt ook significant bij aan het terugdringen van de huidige overschrijding van de KDW. Het gevolg is dat de natuurkwaliteit kan verbeteren.

Figuur 6.2 Effecten van een denkbeeldige veehouderij (261 runderen) op 1,5 km afstand van de Veluwe (bron: AERIUS Calculator)

In document Bekijk de ontwerp-OER (pagina 146-153)