• No results found

Eindbeoordeling van de omgevingsvisie 5.4.1 Effecten van het voorkeursalternatief

In document Bekijk de ontwerp-OER (pagina 81-85)

Op basis van de effectbeschrijvingen van het voorkeursalternatief in dit hoofdstuk is onderstaande samenvattend dashboard gemaakt. Ter vergelijking zijn ook de beoordelingen van de drie toekomstbeelden opgenomen.

Figuur 5.13 Effectbeoordelingen van het voorkeursalternatief en de drie toekomstbeelden

Het voorkeursalternatief is positief tot zeer positief beoordeeld. De forse inzet op de woningbouwopgave, het realiseren van een gezonde en beweegvriendelijke leefomgeving en de inzet op de energietransitie vormen een belangrijk onderdeel van deze positieve beoordeling.

Er kan worden geconcludeerd dat met het voorkeursalternatief de verwachte situatie in 2040 aanzienlijk positiever is dan de referentiesituatie voorspelt. Met de omgevingsvisie worden kaders gesteld om de groei van Ede in goede banen te leiden. Zo zet de omgevingsvisie in op sterke bundeling en sturing van stedelijke ontwikkelingen waardoor er in het buitengebied in mindere mate versnippering plaatsvindt dan in de referentiesituatie het geval zou zijn. Toch zijn er ook een aantal belangrijke aandachtspunten te benoemen, zoals de risico’s voor de natuurgebieden (de toename van stikstofdepositie en recreatiedruk), het toegankelijk houden van voorzieningen ondanks de verwachte toename van verkeer, de ruimtelijke reservering en inpassing van de energietransitie en het hanteren van goede afwegingskaders voor hoogbouw in Ede-stad. Dit

vraagt om een nadere uitwerking van het omgevingsbeleid. In hoofdstuk 6 wordt hier verder op ingegaan.

5.4.2 Effecten van het voorkeursalternatief t.o.v. de ambities

In de omgevingsvisie (het voorkeursalternatief) worden gewenste ontwikkelingen geschetst. Als alle ambities uit de omgevingsvisie verwezenlijkt worden, leidt dit tot (zeer) positieve effecten op de leefomgeving. Dit is terug te zien in de positieve beoordeling van het voorkeursalternatief, zoals in de vorige paragraaf weergegeven. Echter, verschillende ambities zijn niet eenvoudig te realiseren en lastig te combineren. Denk bijvoorbeeld aan de het versterken van de natuurkwaliteit en de inzet op de grote woningbouwopgave. Daarbij ontbreken nog concrete maatregelen om de doelstellingen te halen. De gemeente is ook afhankelijk van andere partijen op regionaal, provinciaal en nationaal niveau. Dit maakt het lastig om te beoordelen of de positieve effecten van de omgevingsvisie daadwerkelijk zullen optreden. Dit is terug te zien in de grote onzekerheidsmarges die bij de beoordeling zijn gegeven.

Figuur 5.14 Overzicht van trendgrafieken

Het voorkeursalternatief leidt over de gehele linie tot een verbetering. Met name op het vlak van sociaal en gezond, wonen en voorzieningen, energie en ruimtelijke kwaliteit is een duidelijke verbetering zichtbaar ten opzichte van de referentiesituatie. De gemeente Ede spreekt duidelijk ambitie uit en benoemt maatregelen om deze ambities te halen. Het thema sociaal en gezond leidt tot een positieve ontwikkeling, doordat er sterk ingezet wordt op een gezonde (voedsel)omgeving die beweging stimuleert. Daarnaast zet de gemeente Ede in op de ontwikkeling van 11.000 tot 15.000 woningen in het voorkeursalternatief. Hierdoor komen er meer woningen beschikbaar voor verschillende doelgroepen. De duidelijke ontwikkelrichting, zoals hoogbouw in Ede, houdt ook rekening met de bereikbaarheid van voorzieningen en een voldoende voorzieningenniveau. Aan de ontwikkeling van duurzame energie wordt in het voorkeursalternatief invulling gegeven door

het stellen van duidelijke (sub)doelen en ontwikkelmogelijkheden (zoals de energiecorridor en de toepassing van geothermie, restwarmte en een duurzaam warmtenet).

De sterke inzet op duurzame vormen van mobiliteit maakt dat er opgeschoven wordt richting het behalen van ambities voor het aspect duurzame bereikbaarheid. Daarnaast wordt er ook actie ondernomen om de verkeersveiligheid van de gemeente Ede te verbeteren.

Op het vlak van het aspect werken en landbouw worden op het vlak van economie, recreatie en toerisme positieve ontwikkelingen in gang gezet. Er wordt ruimte geboden voor (lokale) bedrijvigheid en ingezet op ontwikkeling van voldoende werkgelegenheid voor (toekomstige) Edenaren. De bloeiende toeristische sector in Ede wordt verder richting gegeven. Voor de landbouw wordt circulariteit en natuurinclusiviteit nagestreefd. De stikstofproblematiek vormt echter een grote uitdaging in de gemeente Ede. Hiervoor is verdere uitwerking nodig om te verduidelijken hoe de ambities behaald moeten worden.

De herkenbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Ede vormt één van haar kernkwaliteiten. In het voorkeursalternatief wordt de cultuurhistorische én groene landschapsstructuur als uitgangspunt genomen voor o.a. de woningbouwontwikkeling. Op deze manier wordt een sterke afname van de ruimtelijke kwaliteit voorkomen. Daarnaast wordt sterk ingezet op de ontwikkeling van robuuste groenstructuren en landschapsparken, waarmee positieve effecten gecreëerd kunnen worden.

Het aspect natuurlijk kapitaal verbetert licht in het voorkeursalternatief. Er bestaan verschillende opgaven voor het Edese natuurlijk systeem, zoals biodiversiteit, stikstof en klimaatverandering. Er worden verschillende maatregelen genomen om invulling te geven aan deze opgaven. Echter, de toename in woon- en werklocaties in de gemeente Ede zal leiden tot een toename in stikstofemissies. Stikstofgevoelige natuurgebieden, zoals de Veluwe, ondergaan hierdoor negatieve effecten. Daarnaast zal de bevolkingsgroei mogelijk bijdragen aan een toename in recreatiedruk in de gebieden. Voor het behalen van benodigde stikstofreducties wordt gestreefd naar systeemveranderingen en technische innovatie in de landbouwsector (zoals de omschakeling naar natuurinclusieve en circulaire landbouw).

Om de gewenste effecten te verwezenlijken is het belangrijk dat de omgevingsvisie vertaald wordt naar concrete maatregelen in programma’s en het omgevingsplan, om zo de doelstellingen uit de visie uit te voeren. Het volgende hoofdstuk richt zich op aanbevelingen voor deze beleidsdoorwerking.

6 Doorwerking in het omgevingsbeleid

De beleidscyclus

De komst van de Omgevingswet introduceert niet alleen de omgevingsvisie, maar ook instrumenten zoals het omgevingsplan en thematische of gebiedsgerichte programma’s. De opbouw van de Omgevingswet volgt de beleidscyclus (zie hieronder).

Figuur 6.1 De beleidscyclus van de Omgevingswet

De beleidscyclus bestaat uit vier onderdelen. Bij het onderdeel beleidsontwikkeling staat visievorming centraal. Hier worden samenhangende en strategische hoofdkeuzes gemaakt in de vorm van de omgevingsvisie. Het vormt de basis voor het beleid op de lange termijn.

Na de beleidsontwikkeling volgt de beleidsdoorwerking. Hierin worden de hoofdkeuzes nader uitgewerkt. Dit kan zowel thematisch als gebiedsgericht zijn. In een programma kan de gemeente concrete maatregelen opnemen waarmee de ‘hoe-vraag’ verder wordt uitgewerkt. Oftewel, hoe worden de hoofdkeuzes en ambities uit de omgevingsvisie gerealiseerd.

De volgende stap in de beleidscyclus is de uitvoering. Dat gebeurt door de initiatiefnemers van activiteiten en projecten: burgers, bedrijven of overheden die iets willen ontwikkelen. Hiervoor zijn kaders en regels nodig, die passen bij de omgevingsvisie en programma’s, om de juiste ontwikkelingen mogelijk te maken. Het belangrijkste instrument hiervoor is het omgevingsplan.

Tot slot maakt terugkoppeling onderdeel uit van de cyclus. Door onder andere monitoring wordt bijgehouden of de doelen uit de omgevingsvisie daadwerkelijk gehaald worden of dat bijsturen van de doelen of maatregelen nodig is. Indien dit het geval is moet er weer beleidsontwikkeling plaatsvinden. Daarmee is de cyclus gesloten.

In de volgende paragrafen wordt allereerst ingegaan op algemene bevindingen en aanbevelingen naar aanleiding van de concept-omgevingsvisie. Vervolgens worden aanbevelingen gegeven voor de verdere doorwerking van de visie in het omgevingsbeleid op basis van de drie onderdelen van de beleidscyclus (beleidsdoorwerking, uitvoering en terugkoppeling). Hierbij wordt specifiek ingegaan op aanbevelingen voor programma’s, het omgevingsplan en monitoring.

In document Bekijk de ontwerp-OER (pagina 81-85)