• No results found

Iets over de Internationale Arbeids- Arbeids-conferentie ')

door

MR. J. J. SCHRIEKE.

Het woord Genève wekt zeer verschillende indrukken bij ons op. Het is in de eerste plaats dat aardige provinciestadje met zijn min of meer puriteinsche bevolking, die ietwat afwijzend staat tegenover de internationale instituten, die zich daar gevestigd hebben en in hun gevolgen veel hebben meegebracht, dat de Ge-neefsche bevolking niet geheel naar den zin is.

Daar is verder het Genève van de toeristen, dat zich op zoo schitterende wijze uitstrekt aan beide kanten van het meer, de voorpoort van een van de mooiste stukjes natuur van Europa. En tenslotte is er het internationale Genève, de Volkenbondszetel en de zetel van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Deze twee instituten mag ik eigenlijk niet zoo naast elkaar stellen, want de Internationale Arbeidsorganisatie is eigenlijk een onderdeel van de geheele Volkenbondsorganisatie en berust op het-zelfde verdrag, nl. het Vredesverdrag van Versailles. Maar in de praktijk is er toch wel een tegenstelling. De Volkenbond huist in Genève in een eigen gebouw; in een mooi park met prachtig uit-zicht op het meer wordt een nieuw paleis voor den Volkenbond gebouwd; de Internationale Arbeidsorganisatie heeft haar perma-nent Bureau in Genève, het internationaal „Bureau du Travail" en is gevestigd in een apart gebouw, dat, althans uiterlijk niet op den naam van paleis aanspraak mag maken, een gebouw, dat geheel afzonderlijk ligt van het paleis van den Volkenbond. Ik geloof, dat daar ook een eenigszins andere geest heerscht. Het paleis van den Volkenbond en de bijeenkomsten van den Volkenbond ken ik niet 1) Voordracht gehouden in de op 9 Januari 1930 te Weltevreden belegde openbare vergadering van het Comité voor Volkenbond en Vrede, steno-grafisch verslag van den heer C. DE SMALEN.

136 IETS OVER DE INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE.

uit eigen aanschouwing, maar wat men daarover hoort in de krin-gen der Internationale Arbeidsorganisatie is eerlijk gezegd niet altijd even vleiend. In de kringen van de Internationale Arbeids-organisatie kan men over de bijeenkomsten van den Volkenbond hooren smalen als bijeenkomsten van „diplomaten".

De Internationale Arbeidsconferentie daarentegen, het hoogste lichaam der Arbeidsorganisatie, wordt bezocht door mannen uit de sfeer van den arbeid en daarmede is nu niet gezegd, dat de diplomaten niet zouden arbeiden, maar in ieder geval gebeurt dat op gansch andere wijze dan zij doen, die zich vereenigen tot de Internationale Arbeidsconferentie.

Er is ook nog wel een ander verschil tusschen deze twee. Zij, die zich opmaken ter Volkenbondsvergadering, hoe breed van blik en geest zij ook mogen zijn, komen daar als vertegenwoordigers van een bepaald land en kunnen niet nalaten als zoodanig min of meer nationaal georiënteerd te zijn en in de kringen van de Vol-kenbondsvergaidering is daartegen weinig tegenwicht. Maar de Internationale Arbeidsconferentie wordt op gansch andere wijze samengesteld. Een vierde deel daarvan bestaat uit werknemers, afkomstig uit verschillende landen, een ander kwart is samengesteld uit werkgevers, ook afkomstig uit verschillende landen, terwijl de andere helft, men zou moeten zeggen de middengroep, bestaat uit de Regeeringsvertegenwoordigers van de verschillende landen.

Nu is het een feit, dat in de kringen van de werkgevers en in de kringen van de werknemers een zeer sterke mate van solidariteit heerscht, dat men daar bijna den natïonalen tegenstellingen ont-groeid is, maar zich voelt aan den eenen kant werknemer zonder meer en aan den anderen kant werkgever zonder meer. Bij deze groepen zijn de nationale verschillen tot een minimum terugge-bracht.

Dat is niet het geval bij de middengroep, bestaande uit gedele-geerden van de regeeringen der verschillende landen. Maar onder invloed van de beide polen, links de arbeid en rechts het kapitaal, als ik deze uitdrukkingen op deze wijze gebruiken mag, ondergaat de nationale oriënteering van de regeeringsgedelegeerden een zekere afslijping. De vraagstukken, die er aan de orde komen, betreffen alle de verhouding tusschen kapitaal en arbeid en daarbij kunnen de nationale tegenstellingen zich niet zoo sterk doen gevoelen. En

wanneer er al personen mochten zijn, die in die richting zouden willen werken, dan is toch de geheele geest van de conferentie door-trokken van een zoo sterk internationalisme, dat de nationale in-vloeden daardoor, ik zal niet zeggen verdwijnen, maar toch veel minder sterk dan elders het hoofd durven opsteken.

Ik heb reeds gezegd, dat de werkgevers en werknemers solidair zijn, zij stemmen in den regel en bloc en houden voor-vergaderingen, waarin zij de houding van hun groep vaststellen. En ter verdediging van de belangen van hun groep en het voordragen van hun ziens-wijze ziens-wijzen zij de meest geschikte personen aan, vrijwel ongeacht

de nationaliteit, waartoe deze behooren.

In de nationaal georiënteerde middengroep van regeeringsgede-legeerden heerscht daardoor bijna steeds een zekere weifelende stemming; het hangt voor een groot gedeelte niet zoozeer van de nationaliteit als wel van de persoonlijke geaardheid en het per-soonlijk inzicht af, of men zich naar rechts of naar links oriënteert.

Zoo moet men het verklaren dat sommige regeeringsgedelegeer-den een groot persoonlijk gezag kunnen verwerven. Er wordt minder op gelet, of de spreker is een man van Frankrijk, van En-geland of van Nederland, veel meer geeft het persoonlijk gezag den doorslag, dat de regeeringsgedelegeerde in de internationale arbeidskringen heeft. En nu ik dit punt aanroer kan ik niet nalaten hier even melding te maken van den naam van een Nederlandsch staatsman, die in de arbeidskringen van Genève een buitengewone reputatie heeft, dien van Mgr. NOLENS. Ik zeg in het geheel niet, dat in Genève geen buitenlandsche persoonlijkheden van die struc-tuur zijn, het zou van een zeer sterke nationale oriënteering getui-gen, wanneer ik dat wilde staande houden, maar sprekend voor een Nederlandsch gehoor, mag ik mij beperken tot het noemen van dezen naam alleen. Wanneer in de vergadering een zekere aarze-ling is, wanneer men staat voor tegenstelaarze-lingen tusschen rechts en links, dan is in zeer vele gevallen zijn woord voldoende om ook de middengroep tot een zekere oriënteering te brengen en hare leden te bewegen, hun stem in een bepaalde richting, door Monseigneur

NOLENS aangewezen, af te geven.

Wanneer men in de kringen van deze conferentie het oor te luis-teren legt, dan pas beseft men den geweldigen invloed, die deze conferentie voor Europa heeft. Voor dit internationale lichaam

138 IETS OVER DE INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE.

aanwezig was, was de strijd van de werknemers om te geraken tot betere toestanden vrijwel beperkt binnen nationale kringen, en wan-neer men daar vastgeloopen was, waren er eigenlijk maar twee uit-wegen: de eene weg was berusten in den toestand, zooals hij was, en de andere was geweld. Een andere keuze was er niet. Doch nu er een Internationale Arbeidsorganisatie is, zijn de nationale groepen in staat gesteld haar problemen en klachten te brengen voor een internationaal forum, dat wel is waar geen directe macht heeft om de toestanden in de verschillende landen in een andere richting te dwingen, maar dat toch een zeer groot gezag heeft, een zóó groot gezag, dat het invloed uitoefent op de toestanden in die verschillende landen. In ieder geval is daardoor de gelegenheid geopend, om te komen tot nader overleg, tot nadere bespreking, en daarmede is de mogelijkheid geschapen om de partijen over en weer tot inzicht in eikaars argumenten te brengen, de partijen te dringen op den weg der redelijkheid; dat is m.a.w. zuiver democratische ontwikkeling, en niet hare tegenpool: de dictatuur van het proletariaat.

Als ik deze twee begrippen zoo tegenover elkaar stel, zal men voelen, dat Genève, dat voortbouwt aan de democratische ontwik-keling, de antipode is van Rusland, en als zoodanig wordt het in arbeiderskringen ook gevoeld. Degenen, die eigenlijk ontevreden zijn met den tragen gang van de democratische ontwikkeling en die eigenlijk wel in hun hart min of meer geneigd zijn, naar Rus-sisch voorbeeld te gaan werken, dat zijn de groote critici op het werk van de Arbeidsorganisatie en op de prospecten, die de Inter-nationale Arbeidsorganisatie op den duur voor de arbeidersbewe-ging in Europa biedt. Als zoodanig is het niet te veel gezegd, dat deze organisatie één der grootste waarborgen is voor een vreed-zame ontwikkeling van Europa.

En nu kom ik aan het laatste punt, dat ik nog even onder de oogen wil zien, nl. de bemoeienis van de Internationale Arbeids-conferentie met buiten-Europeesche aangelegenheden.

Zooals bekend, is op de in Mei j.l. gehouden conferentie een Indisch, of, liever, een buiten-Europeesch onderwerp aan de orde geweest, de z.g. gedwongen arbeid, hier in Indië beter bekend onder den naam heerendiensten. Van verschillende zijden is nog al critiek geoefend op het feit, dat de Internationale Arbeidsorganisatie zich ging bezig houden met onderwerpen,

waar-van zij eigenlijk geen verstand had. Men moet echter de poging om de werkzaamheden van de conferentie tot buiten Europa uit te strekken zien in het licht van het nastreven van den wereldvrede.

De Internationale Arbeidsorganisatie voelt in zich haar taak in die richting en onder haar leden zijn er — en dat zijn niet de minste —, die een ontwikkelingsgang voor zich zien, welke de Internationale Arbeidsconferentie brengt, uiteraard na vele jaren, in de positie van een wereldparlement of een onderdeel daarvan. En daarin moeten tenslotte alle volken vertegenwoordigd zijn. Maar wanneer men dit ideaal ooit bereiken wil, is het noodig, dat de organisatie haar werkzaamheden ook geleidelijk uitstrekt tot alle volken en er naar streeft aan alle volken een deel van het heil te brengen, dat men van de toekomst verwacht.

Intusschen moet men niet denken, dat men in Genève de pro-blemen zoo maar zonder meer ter hand neemt; er wordt ernstig en vlijtig gestudeerd, en voor het onderwerp „de gedwongen arbeid"

in Mei j.l. aan de orde werd gesteld, was een van de beste krachten van het bureau, de helaas te vroeg overleden Prof. GRIMSHAW, jaren aan het werk geweest om zich op de hoogte te stellen van de toe-standen op het gebied van den travail force over de geheele wereld.

Dat werk van jaren is gecomprimeerd in het rapport, dat aan de Internationale Arbeidsconferentie is voorgelegd en dat inderdaad een allesomvattend apercu gaf van de wetgeving op dit gebied in de verschillende staten en kolonies, waar de travail force of ge-dwongen arbeid nog bestaat. Naar aanleiding van de besprekingen in Mei is een vragenlijst opgesteld, welke daarna aan de verschil-lende regeeringen is toegezonden. Zij moeten daarop antwoorden en haar antwoord aan het Internationaal Arbeidsbureau inzenden.

Het verwerken van deze antwoorden zou weder een studie op zich zelf geweest zijn, waarvoor Prof. GRIMSHAW zich reeds met groot enthousiasme prepareerde, maar hij heeft dit werk niet kunnen vol-tooien, daar hij kort na de conferentie overleden is.Thans zal zijn af te wachten, hoe het verloop verder zal zijn. In ieder geval blijkt uit den gang van zaken duidelijk de ernst, waarmede te Genève gewerkt wordt. Men heeft begrepen, dat men voorloopig niet iemand had;, die Prof. GRIMSHAW kan vervangen. En daarom heeft men de behandeling van verdere niet-Europeesche onderwerpen voorloopig uitgesteld. Was men te Genève ten aanzien van dergelijke

onder-140 SETS OVER DE INTERNATIONALE ARBEÏDSCONFERENTIE.

werpen inderdaad zoo lichtzinnig als van verschillende zijden wel eens wordt gezegd en zooals door verschillende critici ook wel geschreven wordt, dan zou men er niet voor teruggeschrokken zijn het werk door mindere krachten te doen voortzetten, en dan zou de critiek gerechtvaardigd zijn. Nu is ook op dit gebied optimisme gerechtvaardigd.

Men behoeft zich over het algemeen niet ongerust te maken, dat er in Genève naast veel enthousiasme, dat men jeugdig enthou-siasme zou kunnen noemen, ook niet een ernstig streven is om achter de feiten te komen en niet lichtzinnig in te grijpen in toestan-den, die men nog niet goed doorziet. Zoo zal de houding van de niet-Europeesche landen tegenover Genève er een kunnen zijn van vertrouwen, maar een vertrouwen, dat niet in den weg behoeft te staan aan zelfrespect en vrijmoedigheid om tegenover Genève en te Genève de specifieke niet-Europeesche factoren te belichten, die in vele gevallen in Genève voorloopig nog niet voldoende kunnen worden gepeild.

Indrukken van de 10

e

Volkenbonds-vergadering ).

door

R. A. A. A. DjAJADININGRAT.

In mijn betrekkelijk kort verblijf in Europa heb ik zooveel in-drukken opgedaan, dat het mij onmogelijk is die inin-drukken in vrij korten tijd te verwerken. Die indrukken zijn ook niet van één soort, al ligt dit ook aan mij, want aanvankelijk werd ik naar Europa gezonden om de Internationale Arbeidsconferentie bij te wonen en verder om het middenstandsvraagstuk te bestudeeren. Ik liet echter niet na ook andere vraagstukken op velerlei gebied te bezien en in studie te nemen, zoodra de gelegenheid zich daartoe voordeed. Daardoor draaien de opgedane indrukken voor mijn oogen als in een kaleidoscoop, zoodat ik wel eenigen tijd noo-dig zal hebben om ze behoorlijk te kunnen verwerken. In dit verband zal ik heden avond wel niet anders dan eenige grepen kunnen doen uit hetgeen ik in Genève heb bijgewoond.

Het was geen geringe bundel die mij bij mijn benoeming tot plv.

gedelegeerde van Nederland naar de 10e Volkenbondsvergadering werd toegezonden, maar toen ik de stukken naging vond ik daarin slechts één, dat betrekking had op Indië en wel een stuk van den Directeur van Justitie, dat, naar ik meen, berustte op een couran-tenbericht over een uitlating van een lid der vrouwenhandel-com-missie uit den Volkenbond, nl. dat Nederlandsch-Indië een markt voor vrouwen was. Eenig mandaat van de Indische Regeering of het Departement van Koloniën was onder de stukken niet te vinden.

Ik ging daarop de agenda van de aanstaande Volkenbondsverga-dering na die niet gering bleek te zijn. Er stonden in het geheel 22 punten op, waaronder punten, die ik tevoren nooit had bestudeerd.

1) Voordracht, gehouden in de op 9 Januari 1930 te Weltevreden beleg-de openbare vergabeleg-dering van het Comité voor Volkenbond en Vrebeleg-de.

Stenografisch verslag van den heer C. DE SMALEN.

142 INDRUKKEN VAN DE 10e VOLKENBONDSVERGADERING.

Over enkele onderwerpen, zooals bijv. het opiumvraagstuk, kon ik mij, althans voor zoover het Indië betrof, wel een oordeel vormen, maar andere, zooals bijv. de ontwapening en de intellectueele samenwerking, waren onderwerpen, die mij geheel vreemd waren.

Bij navraag bleek mij echter dat mijn taak voornamelijk zou zijn het verschaffen van inlichtingen over Indische toestanden aan onze delegatie, zoodat diepgaande kennis mijnerzijds omtrent die ver-schillende onderwerpen niet direct noodzakelijk was.

De heer SCHRIEKE heeft te voren i) de verschillen tusschen de Arbeidsconferentie en de Volkenbondsvergadering geschetst. Inder-daad is tusschen deze beide instituten een groot verschil, vooral wat de personen betreft, die daar bijeenkomen.

Bij de Arbeidsconferentie heeft men scherpe tegenstelling tus-schen de arbeidersgroep en de werkgeversgroep en dit brengt voor de groep vertegenwoordigers van Gouvernementen dikwijls een niet zeer aangename taak mede, omdat die steeds op een wip staan, nu eens helt men in die groep naar den kant van de arbeiders, dan weer naar den kant van de werkgevers over.

Anders is het met de Assemblee. Daar heeft men inderdaad alleen regeeringsgevolmachtigden, onder wie wellicht de beste di-plomaten van Europa. Althans kwamen de meest beroemde diplo-maten van Europa bijeen op de 10e zitting van de vergadering van den Volkenbond.

Den 2en September werd de eerste bijeenkomst van die zitting geopend, ik had toen nog geen kennis gemaakt met de verschillende délégués, behalve met enkele, die ik ook reeds bij de Arbeidscon-ferentie had ontmoet. Verscheiden beroemde persoonlijkheden,

BRIAND, MAC DONALD, STRESEJVLANN en anderen heb ik toen voor het eerst gezien, d.w.z. officieel, want in Den Haag had ik hen wel eens in een auto zien zitten.

Wat mij in de Vergadering tegenviel was de vergaderzaal. De vergaderzaal van de Internationale Arbeidsconferentie is ruimer en beter ingericht dan die van de Volkenbondsvergadering. Zoo heeft men in de Internationale Arbeidsconferentie eenige telefoons voor zich. Wordt er nu bijv. Fransch gesproken, dan kan men door de

1) Zie het voorafgaande artikel.

eene telefoon een tolk hooren, die het gesprokene in het Engelsch vertaalt, door de andere hoort men den Duitschen tolk, enz. Der-gelijke telefoons heeft men in de vergaderzaal van de Assemblee niet. De belangstelling van het publiek voor de Volkenbondsverga-dering is daarentegen grooter dan voor de Arbeidsconferentie. Uit alle deelen van de wereld was men gekomen om de Volkenbonds-assemblée bij te wonen en de daar aanwezige beroemde personen te zien. Zoo heeft men mij verteld, dat er ruim 360 Amerikanen in Genève waren alleen om de Volkenbondsvergadering bij te wonen.

Op die Amerikaansche belangstelling wijs ik speciaal omdat Ame-rika nog niet tot den Volkenbond is toegetreden. Toch was de belangstelling van de zijde van het Amerikaansche volk het grootst.

Op den eersten vergaderdag werd natuurlijk in de eerste plaats de openingsrede gehouden door den toenmaligen voorzitter van den Raad, een Pers, den heer MOHAMMAD ALI KHAN FOROUGHI. In voortreffelijk Fransch gaf hij eerst een overzicht over de werk-zaamheden, die in het afgeioopen jaar door den Volkenbond waren verricht. Daarna ging men over tot de benoeming van de com-missie voor het onderzoek van de volmachten.

Alvorens verder te gaan, wil ik mededeelen, omdat dit wellicht interessant is, hoe de Nederlandsche delegatie was samengesteld.

In de delegatie zaten personen, die, op mijzelf na, doorkneed waren in Volkenbondszaken, want velen hadden reeds 10 jaar deel uitgemaakt van de delegatie naar de Assemblee. De Nederland-sche delegatie bestond dan uit: Jhr. Mr. F. BEELAERTS VAN

BLOK-LAND, Minister van Buitenlandsche Zaken, die tevens de leider van de delegatie was; Jhr. Dr. J. LOUDON, Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister van H. M. de Koningin te Parijs, oud-Minister van Buitenlandsche Zaken; de heer H. COLIJN, Minister van Staat, oud-Minister van Financiën en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; Prof. Jhr. Mr. W. J. M. VAN EYSINGA, Hoog-leeraar te Leiden. Voorts telde de Nederlandsche delegatie de volgende plaatsvervangende vertegenwoordigers: Mr. J. LIMBURG,

üd van den Raad van State; E. HELDRING, Voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam; Prof. Mr.

J- P. A. FRANCOIS, Administrateur, Chef van de afdeeling Vol-kenbondszaken van het Departement van Buitenlandsche Zaken,

144 INDRUKKEN VAN DE 10e VOLKENBONDSVERGADERING.

Buitengewoon Hoogleeraar aan de Handelsschool te Rotterdam; en ondergeteekende.

Verder was er een technische deskundige nl. de heer W. G. VAN

W E T T U M , Regeeringsadviseur in internationale opiumzaken, oud-chef van den Dienst der Opiumregie in Ned.-Indië, Nederlandsch lid van de Opiumcommissie van den Volkenbond.

Dan waren er nog twee secretarissen nl. Mevr. C. A. KLUYVER,

hoofdcommies van Buitenlandsche Zaken en Mr. W. F. L. GRAAF

VAN BIJLANDT, gezantschapssecretaris.

Lieten wij nu ook eens de andere délégués uit verschillende

Lieten wij nu ook eens de andere délégués uit verschillende