• No results found

DE BETEEKENIS VAN HET RAPPORT VOOR NEDERLANDSCH-INDIË

Het onderwijs in Britsch-Indië

III. DE BETEEKENIS VAN HET RAPPORT VOOR NEDERLANDSCH-INDIË

De uitvoerige mededeelingen van de Commissie-HARTOG inzake de ervaring in Britsch-Indië opgedaan met de overdracht van de zorg van het onderwijs op de provincies en plaatselijke gemeen-schappen, komt zeer van pas, nu de Regeering van Nederlandsch-Indië op het punt staat, het desa-onderwijs over te dragen aan het Regentschap en het standaard-onderwijs hetzij aan de Pro-vincies, hetzij aan het Regentschap. Het zou niet kwaad zijn de bestaande plannen dienaangaande aan de hand van dit rapport nog eens nader onder de oogen te zien!

Merkwaardig is eveneens, hetgeen de Commissie betoogt aan-gaande de waarde van het meisjes-onderwijs in verband met den invloed van het milieu op het school-bezoek en op het behoud van de kennis, welke op school werd opgedaan.

De studie over het leerlingen-verloop op de „primary-schools"

en het standpunt van de Commissie-HARTOG, dat men ten minste 4 jaar onderwijs moet hebben genoten om blijvend tot de alpha-beten gerekend te willen worden, doet voor Nederlandsch-Indië de volgende vragen rijzen:

Ie. of de drie-klassige desaschool wel van veel beteekenis is voor de cultureele en maatschappelijke ontwikkeling?

I) I. R., pag. 347.

56 HET ONDERWIJS IN BRITSCH-INDIË.

Het zou zeker de moeite loonen om, wanneer de a.s. volks-telling hieromtrent geen voldoende gegevens mocht opleveren, vanwege het Departement van Onderwijs een enquête dien-aangaande te houden.

2e. hoeveel alphabeten worden er, uitgaande van het criterium van de Commissie-HARTOG, en gezien het verloop op de scho-len hier te lande, per jaar door het Nederlandsen-Indische onderwijs-apparaat afgeleverd? Op hoe groot moet men de jaarlijksche vermindering der alphabeten door sterfte schat-ten? Met hoeveel neemt het percentage alphabeten dus per saldo toe?

3e. hoe groot is hier de „waste"? d.w.z. hoeveel van het hier te lande voor onderwijs uitgegeven geld moet men als verloren beschouwen?

De beide laatste vragen zijn zeer wel te beantwoorden aan de hand van de gegevens van de Hollandsch-Inlandsch Onderwijs Commissie over het leerlingen-verloop i ) , en over den kostprijs per leerling. 2)

Behalve aangaande deze reeds aangeroerde vraagstukken, biedt het rapport ook op andere punten interessant vergelijkings-mate-riaal aan voor degenen, die zich verdiepen in het Nederlandsen-Indisch onderwijs-vraagstuk.

Zoo vindt men in Britsch-Indië een vrijwel volledige parallel van wat hier het Hollandsch-Inlandsch Onderwijs-vraagstuk heet.

Ten aanzien van de verstrekking van het onderwijs, dat gegeven wordt op de z.g. „Middle English" of „Anglo Vernacular Middle Schools" doen zich dezelfde maatschappelijke moeilijkheden voor.

Ook daar wijzen de cijfers, die de Commissie-HARTOG geeft om-trent de „bestemming" der abituriënten op een eenzijdige belang-stelling voor het voortgezet algemeen vormend en naar de univer-siteit leidend onderwijs. 3)

Zooals hier de H. I. S.-en zich verheugen in een grooten toeloop van leerlingen, op dezelfde wijze trekt de „Anglo Vernacular School" iedereen tot zich, die dat onderwijs maar eenigszins

be-t a l e n kan> e n h et verschijnsel, dat de H. I. O. Commissie hier 1) Publicatie No. 2 der H. I. O. C.

2) Publicatie No. 3 der H. I. O. C.

3) I. R., pag. 104 en Publicatie No. 2 der H. I. O. C. hoofdstuk I.

opgemerkt heeft, dat de abituriënten der H. I. S.-en zooveel mo-gelijk een werkkring zoeken in de stad en door welke neiging dit onderwijs onbedoeld werkt als een intellectueele drainage van het platte land, speelt zich in Britsch-Indië op een zoo volkomen gelijke wijze af, dat men de beschouwingen van de H. I. O. Com-missie, die van de Royal Commission on Agriculture en op haar voetspoor die van de Commissie-HARTOG met elkaar zou kunnen verwisselen. Zoo zegt de Royal Commission on Agriculture over dit verschijnsel het volgende:

„Het ligt voor de hand, dat onder een bevolking, waar

„slechts één op de 6 zielen alphabeet is en waar tot voor

„kort weinig meer dan het minimum van secondary education

„practisch reeds de zekerheid verschafte van een betrekking

„bij het Gouvernement of bij een particulier bedrijf, een knaap

„van het platteland, die deze opleiding had genoten, zich in

„een zeer speciale positie bevond. Zijn kornuiten

beschouw-„den hem als een bezitter van een bevoegdheid, door middel

„waarvan hij een betrekking van een soort, als zij niet konden

„bereiken, bijna voor het oprapen had. Zeldzaamheid van een

„begeerd goed verleent aan dat goed altijd een hooge, ook

„al is het een fictieve, waarde. Die waarde lag tot dusverre

„voor jongens van het platteland, die secondary education

„hadden genoten, in den weg, die hun werd geopend om werk

„in de steden te verkrijgen. Dit heeft bijgedragen tot den trek

„van meer ontwikkelde knapen uit het dorp naar de stad,

„welke nog steeds voortgang heeft, hoewel de omstandig-heden, die tot dezen trek aanleiding gaven, snel aan het

„veranderen zijn. Het aanbod van onderlegde personen voor

„gewone routine-arbeid bij het Gouvernement of bij

parti-culiere ondernemingen overtreft thans de vraag Voor

„zoover zij (de werkloosheid) wordt verscherpt door de trek

„van beter opgeleide jongelieden naar de steden, alwaar deze

„de gelederen der werkloozen versterken, kan een remedie

„— naar onze meening — slechts gevonden worden in een

„verbreiding van het onderwijs over het platteland, gepaard

„gaande met een verbetering van de geriefelijkheden van het

„dorpsleven Wanneer het percentage der alphabeten

58 HET ONDERWIJS IN BRITSCH-INDIË.

„onder de mannen gestegen zal zijn tot 75 , dan zal —

„naar wij gelooven — de thans onmiskenbaar bestaande mee-d i n g , mee-dat een behoorlijk onmee-derlegmee-d man niet het beste

ge-„bruik van de hem geopende mogelijkheden maakt als hij

„zijn land bebouwt of in het algemeen lichamelijke arbeid

„verricht, grootendeels zijn verdwenen. Wij hopen, dat de

„gewijzigde situatie, waarvan men wellicht nu reeds'een ver-g o e d e n bever-gint te krijver-gen, alver-gemeen zal inver-gezien worden lanver-g

„voordat 75% van de mannelijke bevolking lezen en schrij-d e n verstaat: n.l. schrij-dat het aantal beschikbare schrijvers- en

„klerkenbetrekkingen geheel onvoldoende is om allen op te

„nemen, die het peil van een bescheiden „secondary educa-t i o n " hebben bereikeduca-t. Dan zal de dag zijn gekomen, daeduca-t

„de kennis van de lees- en schrijfkunst, eens nagestreefd als

„een paspoort van het land naar het kantoor, de haar toeko-mende plaats als simpele voorwaarde voor landelijk aanzien

„zal innemen." i)

De Royal Commission on Agriculture verwacht dus, dat naar ma-te de productie van wesma-tersch gevormden het aantal beschikbare administratieve posities te boven gaat, er van zelf een terugstroo-ming zal plaats hebben naar het platteland en de abituriënten dezer scholen noodgedwongen wel een werkkring zullen moeten zoeken in eigen milieu. Zij meent ook, dat de neiging om het platteland te verlaten en naar de steden te trekken zal afnemen, naar mate het feit, dat men onderwijs genoten heeft, geen exceptioneel geval meer is.

De Commissie-HARTOG is echter van gevoelen, dat men zich tegenover dit verschijnsel niet passief gedragen moet, dat men dus met den t.jd moet afwachten, maar dat het noodzakelijk is reeds thans het karakter der „English Middle Schools", wier leerprogram geheel gebaseerd is op de stadsbehoefte, daar waar het pas geeft te wijzigen en aan te passen aan de behoefte van het milieu waar-uit de leerlingen voortkomen. Daardoor zou het verstrekte onder-wijs in plaats van geestelijk draineerend, bevruchtend inwerken

1) I. R., pag. 108/109.

op den maatschappelijken en economischen toestand van het platte-land, i)

Zoo wenscht zij b.v. in het leerprogram opgenomen te zien de eerste beginselen van dorpshygiëne, van coöperatie en andere practische zaken. 2)

Daarmede wil de Commissie niet zeggen, dat men aan de bevolking het Engelsch onderwijs moet onthouden; integendeel, zij wil aan den aandrang van de zijde der bevolking zooveel mogelijk tegemoet komen, maar zij wil dit doen op een rationeele wijze.

De Commissie wenscht door een goede geographische verdeeling der Engelsche scholen iedereen een kans te geven om door middel van onderwijs in aanmerking te komen voor de hooger betaalde posities. Anderzijds wenscht zij door het toevoegen van vervolg-of kopklassen aan de Inlandsche scholen, aan de wensch om En-gelsch te leeren, tegemoet te komen, zonder genoodzaakt te zijn daartoe een volledige „English vernacular school" in het leven te roepen. 3) Omgezet in Nederlandsch-Indische terminologie

betee-kent dit laatste: het toevoegen van Nederlandsch aan de 2e kl.

scholen, een denkbeeld, dat hier reeds herhaaldelijk in overweging is geweest.

Van zeer veel belang voor Nederlandsch-Indië zijn ook de ge-gevens, welke in het rapport voorkomen over de kosten van het

onderwijs. Alvorens op dit punt nader in te gaan, zij er in het algemeen op gewezen, dat ten aanzien van de gevolgtrekkingen, die men hieruit zou willen maken en die hieronder ook gedeeltelijk gemaakt zijn, eenige reserve wel gepast is, aangezien niet nauw-keurig vermeld wordt, op welke wijze de Britsch-Indische finan-cieele statistiek is opgebouwd.

Vergelijkt men de percentages van het landsbudget, besteed aan onderwijs-uitgaven, dan vindt men:

1) I. R., pag. 109.

2) I. R., pag. 108.

3) I. R., pag. 110.

60 HET ONDERWIJS IN BRITSCH-INDIË. United Provinces 17.2 „ Punjab 13.9 „ Burma 9.4 „ Bihar & Orissa 12.5 „ Central Provinces 14.2 „ Assam 10.2 „

Zou men op deze cijfers afgaande, willen besluiten, dat men zich in Britsch-Indië grootere opofferingen getroost voor het onderwijs, anders wordt het beeld, wanneer men de onderwijs-uitgaven be-schouwt per hoofd van de bevolking. Men vindt dan:

BRITSCH-INDIE

ƒ 0.96 alleen de netto Landsuitgaven ƒ0.86

„ 1-77

Wanneer men bij het cijfer voor Nederlandsch-Indië nog telt de uitgaven, welke de locale ressorten, de Zelfbesturen en de desa's doen 3), dan komt men tot het besluit, dat, op deze wijze beschouwd, de onderwijs-uitgaven in Nederlandsch-Indië en Britsch-Indië elkaar niet veel ontloopen.

Belangrijk verschil tusschen beide landen bestaat echter, wan-neer men nagaat, wat men in Britsch-Indië en Nederlandsch-Indië

1) Inclusief Gouvernements-bedrijven.

2) Exclusief

3) Zie 3e Publicatie H. I. O. C, tabel LIX.

met het uitgegeven geld bereikt. Stelt men naast elkaar het totaal aantal leerlingen en de totale uitgaven in de beide landen, dan vindt men:

Britsch-Indië 10.500.000 leerl. ƒ 221.360.000.—

Nederlandsch-Indië 1.700.000 „ „ 52.000.000.—

Hieruit blijkt, dat terwijl de uitgaven in Britsch-Indië 4 X zoo groot zijn, men met dat geld aan zes maal zooveel leerlingen on-derwijs geeft als in Nederlandsch-Indië. Hieruit volgt, dat het onderwijs in Britsch-Indië belangrijk goedkooper is dan in Ne-derlandsch-Indië.

Dat dit resultaat ten deele bereikt wordt door onderbetaling van de volksonderwijzers, hebben wij boven reeds gezien, doch dit is volstrekt niet de eenige oorzaak. De kosten per leerling zijn in Britsch-Indië, vooral wat de „secondary schools" betreft, veel lager dan in Nederlandsch-Indië, gelijk uit onderstaand staatje moge blijken:

STAAT

62 HET ONDERWIJS IN BRITSCH-INDIË. Nederlandsch-Indië bedragen per leerling het veelvoud van de kosten per leerling bij de „secondary schools". Ook de kosten van het W. L. O. in Nederlandsch-Indië zijn — ook al vergelijkt men ze niet alleen met de „primary", maar ook met de „secondary schools" — aanzienlijk hooger.

Dit verschil wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de uitgaven 1) Bruto exploitatiekosten 1927; 3e publ. H. I. O. C. Tabel C I.

2) Volgens de rekeningen der desa-kassen Java en Madoera.

a) Landsuitgaven voor desaonderwijs b) Totale uitgaven, inclusief die van de desa.

(zié tabel XLIII —LUI publ. No. 3 H. I. O. C.)

voor personeel, die in Britsch-Indië, waar men veelvuldig van goedkoope inheemsche leerkrachten gebruik maakt, lager zullen zijn dan in Nederlandsch-Indië, waar de bovenbouw nog geheel bezet is door de veel kostbaarder importkrachten.

Een andere oorzaak, waardoor het onderwijs in Britsch-Indië goedkooper is, is gelegen in de retributie, die in Britsch-Indië een hooger bedrag oplevert dan in Nederlandsch-Indië, n.l.

in Britsch-Indië Rs. 52.000.000.—

in Nederlandsch-Indië ƒ 5.200.000.—

Terwijl de uitgaven in Britsch-Indië gelijk men boven ziet, vier-maal zoo groot zijn, zijn de ontvangsten aan schoolgeld tienvier-maal zoo groot. Van de onderwijs-uitgaven worden in Britsch-Indië 21.2% gedekt door ontvangsten aan schoolgelden i ) , in Neder-landsch-Indië dekken de schoolgelden 10.8% van de onderwijs-uitgaven der Ve begrootingsafdeeling en 10.25% van de totale on-derwijs-uitgaven.

Vergelijkt men de retributies per schoolsoort in Nederlandsch-Indië en Britsch-Nederlandsch-Indië, dan vindt men, uitgedrukt in procenten, op de totale uitgaven het volgende beeld:

1) 1. R., pag. 23.

STAAT

Britsch-Indië

1) Interim report, pag. 259 2)

De opbrengst van de schoolgelden der Technische Hooge-school, der A.M.S. en M.U.L.O. blijven belangrijk achter bij de overeenkomstige typen in Britsch-Indië. De ontvangsten van de instelling van westersch lager onderwijs komen ter nauwernood overeen met de „secondary schools", hoewel het schoolgeld op deze instellingen hooger is dan dat op de „Anglo Vernacular schools", waar men gemiddeld nog geen Rs. 2 per hoofd betaalt i ) , terwijl bij ons het minimum schoolgeld ƒ3.— p.m. is.

Tenslotte zij nog gewezen op een zeer belangrijk verschijnsel, dat zich in Britsch-Indië reeds vrij duidelijk afteekent en dat ook ons zonder twijfel boven het hoofd hangt, n.l. de relatieve achter-uitgang der retributies. Naarmate het onderwijs verder uitgebreid wordt, bereikt men steeds dieper liggende sociale lagen met tot het minimale afdalende inkomens.

In Britsch-Indië ziet men, dat het bedrag aan ontvangsten van 1917 tot 1927 met 63% gestegen is, terwijl de overheidsuitgaven toenamen met 153% 2) . De overheid moet dus m.a.w. naar mate men verder gaat steeds meer bijpassen.

Het hier gesignaleerde verschijnsel bleef bij de

Commissie-HARTOG niet onopgemerkt: „Speaking generally", zegt zij, „except

„in Bombay, the most notable feature is the increase of the cost

„to Government and the proportionate decrease in the fee

„income", s)

In Nederlandsch-Indië zal dit verschijnsel zich in de toekomst in verhoogde mate vertoonen, omdat men zich hier — waarop bo-ven weergegebo-ven kostprijzen reeds wijzen — bedient van een onderwijs-apparaat, dat, wat de personeelskosten betreft, grooten-deels geschoeid is op het westersch loonpeil, terwijl de retributies afhankelijk zijn van de inkomsten-opbouw van de bevolking, die voor het grootste deel bestaat uit Inlanders met gemiddelde in-komens ver beneden die der Europeanen en waarschijnlijk ook lager dan in Britsch-Indië, waar althans een niet onbelangrijk deel der inheemsche bevolking in zekere mate kapitaalkrachtig is.

1) I. R., pag. 103.

2) I. R., pag. 23.

3) I. R., pag. 102.

Kol. Studiën

Ill!l!llf]p!lll!llil!lll!t!]lll!llli

Opmerkingen en aanteekeningen over