• No results found

door

MR. L. EINTHOVEN.

Het Institute of Pacific Relations heeft in October—November 1929 zijn derde twee-jaarlijksche conferentie gehouden ditmaal in Japan.

Men zal zich wellicht afvragen wat dit Instituut te maken heeft 'met Volkenbond en vrede. Met den Volkenbond heeft het

inder-daad slechts zijdelings iets uit te staan; met den vrede houdt dit lichaam daarentegen nauw verband. Alle drie de organisaties:

Volkenbond, Internationale Arbeidsorganisatie en Institute of Pa-cific Relations hebben nl. hun ontstaan te danken aan de vrees voor oorlog en den wil om den vrede te bewaren.

Om dit duidelijk te maken zal ik terug moeten gaan tot de tijden, die op den wereldoorlog volgden.

Amerika had tijdens den oorlog zijn industrie geweldig uitbreid, Europa's koopkracht daarentegen was tot een minimum ge-daald; de Amerikanen richtten dientengevolge de oogen naar de Chi-neesche markt, die op buitengewoon voortvarende wijze bewerkt werd. Daarbij stuitten zij op Japan, dat eveneens zijn productie zeer had opgeschroefd en China beschouwde als zijn natuurlijk afzet-gebied. De strijd werd eerst voornamelijk gestreden door de fabri-kanten en de leveranciers, eerst later werd de politiek erin ge-mengd

Deze twist liep zoo hoog, dat ernstig voor een conflict werd gevreesd, maar gelukkig heeft de Washingtonsche conferentie van 1921 uitkomst gebracht. Japan heeft daar op vele punten zijn 1) Voordracht gehouden in de op 9 Januari 1930 te Weltevreden belegde openbare vergadering van het Comité voor Volkenbond en Vrede steno-grafisch verslag van den heer C. DE SMALEN.

156 HOE HET INSTITUTE OF PACIFIC RELATIONS

wenschen bevredigd gezien, Amerika beloofde bewesten de Hawaii-eilanden geen vlootbases aan te leggen, waardoor Japan op militair gebied in het Westelijk gedeelte van den Pacific alleenheerscher werd

Helaas heeft Amerika in 1924 een maatregel genomen, die de rustige atmosfeer weder geheel in beroering bracht en algemeen als een buitengewoon ontactische en politiek gevaarlijke daad wordt beschouwd, nl. het scheppen van een immigratieverbod in Amerika voor alle gekleurde rassen, met uitzondering natuurlijk van het Afrikaansche ras, dat reeds in zoo grooten getale in Amerika aan-wezig was. De Immigration-law schreef voor, dat ieder jaar van elk „wit" land slechts een bepaald aantal burgers in Amerika moch-ten komen. Voor de „gekleurde" rassen, bijv. de Japanners en de Chineezen, werd de deur geheel gesloten. Dat heeft in Japan bui-tengewoon veel kwaad bloed gezet. De strijd over de Chineesche markt werd tenslotte tusschen de politici en de vooraanstaande financiers gevoerd, maar de Immigration-law was een slag, toege-bracht aan het geheele Japansche volk en dus veel gevaarlijker.

Ik zeide reeds, dat de Immigration-law een ontactvolle daad van Amerika was, want bijv. Australië heeft practisch ook een immigra-tieverbod voor gekleurden, alleen heeft men het daar handiger gedaan. Daar vindt men nergens in de wet eenig immigratieverbod en toch zal geen gekleurde er binnen komen om zich er blijvend te vestigen. Men neemt iederen immigrant nl. een examen af, waarbij hij aan zekere intellectueele eischen moet voldoen. Dat examen is op zichzelf zoo zwaar niet, doch alleen is het moeilijke, dat de keuze van de taal, waarin het examen zal worden afgenomen, bij de exami-natoren berust. Zoo heeft men eens, naar men beweert uit angst, dat een zekere persoon in Australië zou binnenkomen, het examen afgenomen in klassiek Grieksch hetgeen den candidaat te machtig bleek.

Doch om nu terug te keeren tot de zeer gespannen verhouding tusschen Amerika en Japan in 1924. Eenige vooruitziende lieden in Honoloeloe begrepen, dat het zoo niet langer ging. Zij begrepen ook, dat in geval van een oorlog de Hawaii-eilanden wel eens leelijk in den knel konden komen, maar vooral zagen zij in, dat dit rassen-conflict kon worden vermeden, indien aan beide zijden een beter begrip kon bestaan van de wederwijdsche moeilijkheden. Deze

Amerikanen op Honoloeloe leefden rustig en vreedzaam te midden van een wonderlijk mengelmoes van rassen. Behalve de oorspron-kelijke Hawaiians en hun gemengde afstammelingen treft men er Amerikanen, Europeanen, Japanners, Chineezen, Filippino's, Ko-reanen in grooten getale aan. Er was geen sprake van conflicten, omdat men zoo dicht bij elkaar leefde, dat er inderdaad gelegenheid was om studie te maken van de merkwaardigheden van de ver-schillende rassen en volken met wie men op dat kleine eiland teza-men was. Zoodoende konden moeilijkheden gemakkelijk worden voorkomen en eventueel worden opgelost. De Amerikanen, die ik zooeven noemde, hebben den stoot gegeven tot de oprichting van het Institute of Pacific Relations.

Laat ik nu vermelden de geloofsbelijdenis, zooals ik haar maar noemen zal, van het Institute of Pacific Relations. Deze luidt:

„Het Institute of Pacific Relations is een internationaal en interraciaal lichaam samengesteld uit groepen van personen, behoorende tot de volken, die vitale belangen hebben in het Pacific-bekken.

Het is een organisatie van volken, niet van Gouvernementen, zoodat men geheel los is van diplomatieke en andere offi-cieele inzichten en verhoudingen. Het Institute is gebaseerd op samenwerking op den voet van volkomen gelijkheid en gelijk-waardigheid van rechten van al zijn leden; het staat niet onder den invloed van bepaalde personen, groepen of belangen.

Het is geen Westersch lichaam ter bestudeering van het Oosten, doch het houdt zich bezig met de relaties tusschen Oost en West.

Het tracht de wederzijdsche verhoudingen te verbeteren, teneinde te komen tot wederkeerige achting en begrip van eikaars moeilijkheden, waardoor bestaande wrijving zou kun-nen worden opgeheven en misverstanden in de toekomst wel-licht voorkomen kunnen worden."

Dit doel tracht men te bereiken door grondige studies te maken van de verschillende problemen en door vooraanstaande menschen uit de verschillende landen op conferenties bij elkaar te brengen, ten einde hen in de gelegenheid: te stellen zich in eikaars gedachten-gang in te leven.

In landen, die vitale belangen hebben in den Pacific, hebben zich

158 HOE HET INSTITUTE OF PACIFIC RELATIONS

nationale groepen gevormd. De presidenten van deze nationale groepen vormen den Pacific Council, dus het bestuur van het Insti-tute, Elke nationale groep heeft bovendien een kleinen studiekern met een eigen voorzitter; deze voorzitters vormen tezamen de International Research Committee, die evenals de Pacific Council voor en tijdens de conferentie bijeen komt. Het permanente

secreta-riaat is in Honoloeloe gevestigd.

Het Institute hield zijn eerste bijeenkomst in Honoloeloe in 1925, de tweede eveneens in Honoloeloe in 1927, terwijl ik het voorrecht had ide derde conferentie, die in 1929 in Kyoto gehouden werd, bij te wonen. Er waren daar op 28 October 210 deelnemers tezamen, afkomstig uit de landen om den Pacific. Allereerst waren er Ameri-kanen en wel in grooten getale, voorts deelnemers uit Canada, Hawaii, Japan, Korea, China, de Filippijnen, Australië, Nieuw-Zee-land en EngeNieuw-Zee-land. Dit laatste Nieuw-Zee-land is wel is waar niet aan den Pacific gelegen, maar heeft er toch zeer grootte belangen. De delegaties waren buitengewoan heterogeen van samenstelling, daarnaar wordt overigens ook zooveel mogelijk gestreefd. Men tracht nl. te verkrijgen een soort van dwarsdoorsnede van de publieke opinie van elk land. Men trof onder die delegaties dan ook aan bankiers, fabrikanten, politici, professoren, zendelingen, journalisten, economen, onderwijsspecialiteiten, kortom alle lagen, waaruit de maatschappij is samengesteld, waren daar vertegen-woordigd.

Maar al deze menschen kwamen er als individu en niet als af-gevaardigde van een bepaalde vereeniging of een bepaalde groep.

Men kwam er slechts als Amerikaan, als Japanner, enz. en verte-genwoordigde alleen het sociaal of intellectueel milieu, waaruit men afkomstig was.

De deelnemers aan het congres behoorden tot de zeer invloedrijke kringen van hun land en dat was noodzakelijk, omdat de werkwijze heel anders is dan bijv. te Genève. Men neemt geen moties of reso-luties aan en vanzelfsprekend worden er ook geen conventies ge-maakt, omdat men daartoe de bevoegdheid mist; men tracht alleen formules te vinden, waarover men tot overeenstemming komen kan.

En dan gaat men naar het eigen land terug en tracht daar die formules ingang te doen vinden in zijn kring, de politici bij hun regeeringen, de professoren bij hun studenten, terwijl de

journalisten door middel van de pers het groote publiek be-reiken.

In Kyoto kwamen dus de vooraanstaanden bij elkaar. De president bijv. was een zeer bekend financier uit New-York, die op den openingsdag een speech hield in het Amerikaansch, doch vervolgens overging in vloeiend Japansch. Hij was pas als president opgetreden, omdat zijn voorganger niet aanwezig kon zijn, daar hij benoemd was tot Minister van Binnenlandsche Zaken in Washington. De president van de Japansche groep, Dr. NITOBE,

is twee maal op Java geweest om er een grondige studie te maken van de suikerindustrie, die hij op Formosa met zeer veel succes heeft geïntroduceerd. Ook Dr. NITOBE was eerst kort als voorzitter opgetreden, aangezien zijn voorganger benoemd was tot Minister van Financiën in Tokio. De Engelsche groep werd aangevoerd door Lord Hailsham, Lord Chancellor in het vorige Engelsche ka-binet, maar in dezelfde Britsche groep zat naast dezen conservatie-ven jurist de zoon van den huidigen Engelschen Premier, MAC

DONALD. Zoon MAC DONALD is eveneens voor de Labour Partij lid van het Lagerhuis en het spreekt van zelf, dat de leidende Minister-President in het Britsche wereldrijk thans door zijn zoon nog wel op andere wijze zal worden voorgelicht dan door zijn diplomatieke ambtenaren. Het trof dus wel zeer gelukkig, dat ook dit jongmensch m Kyoto aanwezig was. Zoo zou ik nog meer namen kunnen noe-men om een indruk te geven van het groote gewicht, dat noe-men ffl het buitenland aan de conferenties van het Instituut hecht.

De congressisten waren ditmaal verdeeld over twee hotels. Men zal wellicht vragen, wat doet dit ertoe, maar ik wijs erop, omdat het een zekere scheiding te weeg bracht. De gewoonte is namelijk, dat de congressisten worden ondergebracht, zooals de beide vorige kee-ren in Honoloeloe geschied is, in een „college". Daar leefden dus van den morgen tot den avond een paar honderd congressisten onder hetzelfde dak, sliepen in dezelfde dormitory, aten gezamenlijk, enz. Hierdoor ontstond een prettige ongedwongen verhouding; in Kyoto moest na afloop van de vergaderingen ieder naar zijn eigen hotel, maar desniettemin werden er zeer nauwe relaties en vriend-schapsbanden aangeknoopt.

De werkwijze van het congres is ook geheel anders dan die te Genève. Men komt iederen ochtend bijeen in z.g. round table

160 HOE HET INSTITUTE OF PACIFIC RELATIONS

conferences. Men zou in een grootte vergadering geen rustig debat kunnen voeren: daarom splitst men zich in 4 - 6 round tables die alle hetzelfde onderwerp behandelen; men heeft dus niet, zooals op andere vergaderingen, verschillende secties die ieder hun eigen onderwerp hebben, maar alleen een onderverdeeling van de geheele conferentie in kleine groepen. Doordat op de conferentie geen pers-vertegenwoordigers als zoodanig aanwezig waren, was de toon in de round tables buitengewoon vertrouwelijk. Herhaaldelijk luchtte men zijn hart in groote verontwaardiging over vermeend onrecht, doch alles tfing in vrede en vriendschap. Men had: geen successen tegen-over de buitenwereld noodig, want door de gedwongen afwezigheid van de pers, drong niets naar buiten door. Het ging dus om de zaken en niet om den indruk, die een speech eventueel op het groote publiek zou maken. Deze „round tables" duurden van negen uur tot half een. In de middaguren kwam men in kleine clubjes bijeen om het onderwerp van den morgen nader uit te werken, te trachten elkaar zooveel mogelijk te benaderen en eventueel een formule te vinden, die beide partijen zou kunnen bevredigen. Vele gebruikten den middag om met nieuw gemaakte vrienden rond te zwerven in en om Kyoto. Ik ben er zeker van, dat dergelijke vertrouwelijke ge-sprekken leerzamer waren dan menige officieele bijeenkomst, waarin een ieder zich uitslooft om de zaken zoo mooi mogelijk voor te stellen.

Gedurende de avonden werden er openbare vergaderingen ge-houden, waar een onderwerp door verschillende deskundige spre-kers werd ingeleid, waarna debat volgde.

Waar het Institute was opgericht om punten van wrijving geza-menlijk onder de oogen te zien, spreekt het welhaast vanzelf, dat men de meest netelige Pacific-kwesties en problemen uit het verre Oosten op het conferentieprogramma had geplaatst, in de eerste plaats de kwestie van voedsel en bevolking in verband met de emigratie, dan de buitenlandsche concessies in China, de Chineesche kwesties, die op dat moment zeer brandend waren, de extraterrito-rialiteit, een kwestie die de Amerikanen gemakshalve „extrality"

noemden, verder het zeer penibele punt van den Zuid-Manchunj-schen spoorweg, waarover tusZuid-Manchunj-schen de Japanners en Chineezen hef-tige debatten plaats hadden, die zeer verhelderend werkten. Al deze kwesties hebben zooveel tijd in beslag genomen, dat onderwerpen

van meer economischen aard tijdelijk van het programma zijn afge-voerd moeten worden. Er stond nl. ook nog op dat programma de de industrialisatie van het Oosten en den invloed daarvan op de verschillende volken, de handelsverbindingen tusschen de Pacific-landen onderling, enz. Vermoedelijk zullen deze onderwerpen op de volgende conferentie in 1931 besproken worden. Deze bijeen-komst zal op een nader aan te wijzen plaats in China worden gehouden.

De conferentie ging uiteen, naar haar bedoeling, zonder eenige resolutie of motie te hebben aangenomen. En toch was de invloed van de besprekingen reeds tijdens de conferentie merkbaar in de kentering van de publieke opinie in Japan ten aanzien van Zuid-Manchurije. Vooraanstaande Chineesche politici en professoren had-den op de conferentie in Kyoto invloedrijke Japanners aangetroffen, die eerlijk streefden naar een oplossing van de hangende kwesties, de pers liet een heel ander geluid hooren dan voorheen, dank zij enkelen journalisten, leden van de Japansche groep, en bij het uit-eengaan van de conferentie zag het probleem van de Japansche in-vloedssfeer langs den Zuid-Manchurijschen spoorweg er hoopvoller uit dan ooit te voren. Men zal zeggen: Zuid-Manchurije? wij hebben van eenige moeilijkheden daarginds nooit gehoord. Inderdaad die zaken dringen nauwelijks tot hier door, maar in de streek, waar-over ik het nu heb, zijn deze onderwerpen van buitengewoon groot belang, me n is er geheel van vervuld.

Er wordt op het oogenblik in de Ver. Staten o.a. dank zij den invloed van de opeenvolgende conferenties van het Institute of Pacific Relations een groote propaganda gemaakt voor wijziging van de hatelijke immigratiebepalingen van 1924. De Amerikanen, die naar de conferentie komen, zien daar voor het eerst van hun leven ontwikkelde Chineezen en Japanners. „Japanner" en „Chi-nees" was voor den normalen Amerikaan synoniem met „goedkoo-pen koelie"; maar op de conferentie zag men, dat er onder de Japanners en. Chineezen menschen zijn, die op minstens eenzelfde

— en veelal zelfs op een hooger — intellectueel en wetenschappelijk niveau staan als de normale Amerikaan. Daarvan had men nooit gedroomd. Op deze wijze gaat van de conferentie een groote op-voedende kracht uit.

Kol. Studiën n

162 HOE HET INSTITUTE OF PACIFIC RELATIONS

Onwillekeurig maak ik een vergelijking tusschen de drie insti-tuten, die ik van zoo nabij heb kunnen volgen; de beide organisaties te Genève, Institute of Pacific Relations.

De Volkenbond is helaas tot nu toe niet een bond van volken, maar een bond van Gouvernementen. Men zal wellicht zeggen, dat die Gouvernementen, in Genève toch de volken vertegenwoordigen, het geheele volk van ieder land kan toch niet naar Genève gaan;

maar dan zou ik er op willen wijzen, dat het Engelsche volk van twee jaar geleden dan toch heel anders in Genève sprak dan het Engelsche volk van nu, dank zij de regeeringswisseling, die in dit land sedert heeft plaats gehad. Dat is wat ik bedoel met een bond van Gouver-nementen. De leden der delegaties worden door de Regeeringen benoemd en spreken namens de regeeringen.

In de Arbeidsconferentie vindt 'men nog andere elementen. Daar heeft men wel een kern van regeeringsgedelegeerden, maar daar-naast staan de vertegenwoordigers van belangengroepen: van werk-gevers en werknemers. Weliswaar worden ook de vertegenwoordi-gers dezer belangengroepen door de regeeringen benoemd, maar dit geschiedt slechts, ik zou haast zeggen, pro forma, daar de werkge-vers- en arbeidersorganisaties practisch aan de regeeringen dictee-ren wie zij in de delegatie, benoemd wenschen te zien. Het verdrag van Versailles schrijft nu eenmaal voor, dat de regeeringen binnen zekere grenzen gebonden zijn aan de voordracht van de meest re-presentatieve organisaties van werkgevers en werknemers.

Toch moet men niet denken, dat de afgevaardigden van de arbeiders en die der werkgevers vrij zijn, omdat zij geen regeering vertegenwoordigen. Zij vertegenwoordigen bepaalde belangen en zijn vaak door hun organisaties nog meer gebonden dan de regee-ringsvertegenwoordigers. In Genève is een ieder de spreektrompet hetzij van zijn regeering, hetzij van zijn organisatie.

In stede van in de allereerste plaats te spreken voor het gehoor dat men vèör zich heeft, praat men helaas vaak over de hoofden van het auditorium heen voor de kiezers en voor de krant in het eigen land.

Hiervan nu was in Kyoto geen sprake, tengevolge van de afwe-zigheid van de pers.

Men moet echter thans niet denken, dat ik de conferenties te Genève zou willen schoeien op den leest van Kyoto, dat is

onmo-gelijk. Ook moet men uit het voorgaande niet concludeeren, dat de beide instituten in Genève nu maar zouden moeten verdwijnen, omdat Kyoto veel beter zou zijn. Wat Genève kan, kan Kyoto niet, maar, zou ik eraan willen toevoegen: wat het Institute of Pac.

Rel. doet, doet Genève helaas niet of te weinig. Het Instituut pre-pareert nl. de menschen voor het werk van Genève. Want wat baat het, wanneer wij in Genève conventies maken als de geesten van menschen niet gereed en bereid zijn om die conventies toe te passen? Wat baat, zou ik willen vragen, al het hersenwerk als de harten niet meedoen? En aan het laatste ontbreekt helaas nog zeer veel!

|pi!!!i|P!li!il|!!li^

Boekbespreking.

Prof. Mr. J. A. EIGEMAN.

Indië en de Ministerraad.

In deze brochure worden de gedachten, ontvouwd in des schrij-vers „Indië en het Koninkrijk", en door mij besproken in dit tijd-schrift (Februari 1929, blz. 143-149), nader ontwikkeld en o.a.

tegen mijne bedenkingen in verdediging genomen. Ik acht het daar-om betamelijk, te verantwoorden, of ik mijn critiek door Mr. EIGE-MAN'S tegenbetoog acht aangetast. Dit is het geval niet, maar scher-per nog, dan in de eerste brochure, komt uit, dat wij te zeer gescheiden zijn in denken en methode, om van debat vrucht te kunnen verwachten.

Zie ik goed, dan is de kern van Mr. EIGEMAN'S betoog als volgt weer te geven.

Het vraagstuk der meerdere zelfstandigheid van Indië, Suriname en Curacao moet worden losgemaakt uit de gedachtensfeer, die

Het vraagstuk der meerdere zelfstandigheid van Indië, Suriname en Curacao moet worden losgemaakt uit de gedachtensfeer, die