• No results found

2-I Hoofdlijnen governanceverordening Integraal nationaal energie en klimaatplan (INEK)

In document Klimaat- en Energieverkenning 2019 (pagina 50-53)

• Nadruk op 2030 (met perspectief op 2040)

• Instrument voor het behalen van de 2030-doelen (broeikasgassen, energie-efficiëntie, hernieuwbare energie)

• Monitoring inspanningen lidstaten overige doelen energiebeleid (dimensies Energie Unie): marktintegratie, voorzieningszekerheid, en onderzoek, innovatie en concurrentievermogen

• Gedetailleerde richtsnoer vooral op inhoud

• Faciliteren dialoog tussen lidstaten onderling en met de Europese Commissie

• Bevorderen samenwerking tussen groepen naburige landen • Planningscyclus: concept plan (31-12-2018), finaal plan

(31-12-2019), ontwerp geactualiseerd plan (30-06-2023),

finaal geactualiseerd plan (30-06-2024), concept post-2030 plan (01- 01-2028), finaal post-2030 plan (01-01-2029)

Langetermijnklimaatstrategie (LTKS)

• Nationale klimaatstrategie met minstens 30 jaar perspectief • Uitgangspunt zijn de afspraken in het Parijs-akkoord • Apart van INEK maar moet daar wel consistent mee zijn • Weinig gedetailleerde richtsnoer (noch inhoudelijk noch

procesmatig)

• Planningscyclus: vanaf 2020 en vervolgens elke 10 jaar

Rapportage en monitoring

• Stroomlijnen bestaande (jaarlijkse) rapportageverplichtingen • Tweejaarlijkse voortgangsrapportage over implementatie INEK

volgens vast format

• Tweejaarlijkse klimaatrapportage volgens vast format

• Tweejaarlijkse klimaatadaptatierapportage volgens vast format Beoordeling op EU-niveau

• Tweejaarlijkse beoordeling van de INEK’s en voortgang realisatie EU energie- en klimaatdoelen

• Aanbeveling Commissie bij inconsistenties tussen nationale ontwikkelingen en Europese doelen

• Jaarlijks rapport over de status van het Europese energie- en klimaatbeleid

De implementatie van het EU 2030 klimaat- en energiepakket kent verschillende dimensies (Agora Energiewende, 2019a):

• Veelal is aanvullende regelgeving op specifieke gebieden nodig via gedelegeerde of uitvoeringshandelingen. Hoewel deze regelgeving zich soms bezighoudt met technische details, kan deze in beginsel een substantiële impact hebben op de effectiviteit van de wetgeving in de praktijk.

• Lidstaten moeten EU-richtlijnen omzetten in nationaal recht. In veel gevallen hebben ze een aanzienlijke flexibiliteit om hierbij nationaal keuzes te maken. Hoewel nationale beleidsprocessen een kans bieden voor beleidsinnovatie en lokaal eigenaarschap, kunnen ze er ook toe leiden dat maatregelen worden afgezwakt.

• Zowel de lidstaten als de Europese Commissie moeten nu vooral de verschillende vereisten in de wetgeving omzetten in actie, en toezicht- en handhavingsprocedures vaststellen om ervoor te zorgen dat de beoogde doelstellingen worden bereikt.

Het huidige EU-beleid is inconsistent met de uitgangspunten Parijs-akkoord, reparatie hiervan kost tijd, is complex en onzeker

In 2009 hebben de EU-staatshoofden en -regeringsleiders (Europese Raad) het doel onderschreven om de EU-broeikasgasemissies in 2050 met 80 tot 95 procent te reduceren ten opzichte van 1990. In 2011 heeft de Europese Commissie een routekaart uitgebracht met een transitiepad, overeenkomend met een emissiereductie van 80 procent in 2050 (EC, 2011). Op basis hiervan is het reductiedoel van ten minste 40 procent in 2030 afgeleid, dat in 2015 als NDC door de EU is voorgelegd, en dat een belangrijke pijler vormt onder het hierboven beschreven beleidskader voor 2030.

De verschillende onderdelen van het EU beleidskader komen niet geheel overeen met de beoogde Parijs-doelstellingen (Vailles et al., 2018): • De langetermijndoelstelling van de EU werd vastgesteld in 2009,

vóór de Parijs-overeenkomst, met het doel om de wereldwijde temperatuurstijging tot ver onder 2°C te handhaven.

• De voortzetting van de broeikasgasemissietrend zoals gedefinieerd door het 2030 energie- en klimaatpakket maakt het onmogelijk de 2050-doelstelling te bereiken13. De inspanningen zouden na 2030

aanzienlijk moeten toenemen om de uitstoot van broeikasgassen in 2050 met 80-95 procent te verminderen.

• Het ETS-reductiepad, gedefinieerd door de jaarlijkse verlaging van het emissieplafond, komt in 2050 overeen met een reductie van 85 procent ten opzichte van de emissies die in 2005 onder het ETS vielen, terwijl de routekaart voor 2050 (EC, 2011) uitgaat van 90 procent reductie van emissies door de ETS-sectoren.

• De belangrijkste klimaatbeleidsinstrumenten van de EU, het ETS en de ESR, definiëren koolstofbudgetten en garanderen dus niet dat een bepaald reductiepercentage in een bepaald jaar wordt bereikt. De NDC van de EU is daar juist wel op gebaseerd.

Naast de vele wetgevende initiatieven van de Europese Commissie gedurende de afgelopen jaren heeft de Commissie, op verzoek de Europese Raad, in 2018 een langetermijnklimaatvisie uitgebracht (EC, 2018b). Deze gaat uit van een volledig commitment aan de Parijs- overeenkomst, en houdt rekening met de bevindingen van het IPCC-

13 Op basis van het vastgestelde 2030 klimaat- en energiepakket en bij vol- ledige uitvoering van de maatregelen raamt de Europese Commissie (EC, 2018b) dat de EU-emissies in 2030 uitkomen op 45 procent en in 2050 op 60 procent van het niveau in 1990.

rapport over de haalbaarheid en gevolgen van een wereldwijde klimaatverandering tot maximaal 1,5°C (IPCC, 2018). De visie concludeert dat de EU uiterlijk in 2050 broeikasgasneutraliteit moet behalen en schetst daarop georiënteerde transitiepaden.

Het Europarlement onderschrijft het behalen van klimaatneutraliteit in 2050, en verbindt daaraan de conclusie dat het klimaatdoel voor 2030 moet worden aangescherpt naar een emissiereductie van 55 procent14.

Tussen de lidstaten vindt een intensieve dialoog plaats over deze aanscherping. Besluitvorming hierover is uiteindelijk een zaak van de Europese Raad, die op basis van unanimiteit opereert. In aanloop naar de Raadsvergadering van 20 juni j.l. gaven 24 lidstaten aan klimaat- neutraliteit in 2050 te ondersteunen. Unanimiteit hierover kon niet worden bereikt omdat vier landen (Tsjechië, Estland, Hongarije en Polen) zich hierop niet wilden vastleggen. De onderhandelingen hierover worden vervolgd, naar verwachting kan voor eind 2019 overeenstemming worden bereikt (Geden en Schenuit, 2019).

Een mogelijke aanscherping van het 2050-klimaatdoel heeft in beginsel ook gevolgen voor het 2030-doel. Een doel van 55 procent in 2030, dat ook door de Nederlandse regering wordt nagestreefd, ligt meer in lijn met klimaatneutraliteit in 2050 dan het huidige doel van 40 procent. Het debat hierover is voorlopig geparkeerd om de lopende gesprekken over klimaatneutraliteit (2050) niet te belasten.

14 European Parliament Resolution of 25 October 2018 on the 2018 UN Climate Conference in Katowice, Poland (COP24) (2018/2598(RSP))

De vastgelegde evaluatiemomenten in het kader van de Parijs-overeen- komst en de governanceverordening vormen naar verwachting de aanleiding om het 2030-doel te herzien, en de discussie te voeren over een herijking van de twee belangrijkste Europese klimaatinstrumenten: het ETS en de ESR. Het is daarbij politiek waarschijnlijk eerder haalbaar overeenstemming te bereiken over aanscherping van het ETS dan over de ESR. De ESR bevat immers een ingewikkelde verdeelsleutel voor de lidstaten, en betreft sectoren waarin het relatief complex en kostbaar is om emissies terug te brengen (Geden en Schenuit, 2019).

Nationale klimaat- en energieplannen lidstaten schieten nog tekort Alle 28 EU-lidstaten hebben bij de Europese Commissie een concept ingediend voor een integraal nationaal energie- en klimaatplan (INEK). Op 18 juni j.l. heeft de Commissie, als onderdeel van een iteratief proces, een integrale beoordeling van de conceptplannen gepubliceerd (EC, 2019c), en daarnaast lidstaatspecifieke aanbeveling gedaan15.

De Commissie beoordeelt de ontwerpplannen in het algemeen als onvoldoende robuust en gedetailleerd, en stelt voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie aanzienlijke beleidstekorten vast. Ze roept de lidstaten op om voor het eind van het jaar nog een grote inspanning te leveren, zodat ambities worden aangescherpt, beleidsdetails worden verduidelijkt, investeringsbehoeften gespecificeerd, en meer werk wordt gemaakt van een sociaalrechtvaardige energietransitie.

15 Zie bijvoorbeeld voor Nederland: Commission Recommendation on the draft integrated National Energy and Climate Plan of the Netherlands covering the period 2021-2030. SWD(2019) 227 final, 18.6.2017

De inschatting van de Commissie is dat de plannen net voldoende zullen zijn om het 40 procent EU-broeikasgasdoel in 2030 te halen. Het emissie- reductiepad voor niet-ETS-sectoren lijkt in 2030 aan te sturen op 28 procent, in plaats van de overeengekomen 30 procent. Het potentieel van het klimaat- en energiepakket om 45 procent broeikasgasemissie- reductie in 2030 te realiseren wordt op basis van de conceptplannen niet ontsloten.

Ambitieus klimaatbeleid nieuwe voorzitter Europese Commissie De politieke verklaring16 van de nieuw gekozen voorzitter van de

Europese Commissie, Ursula von der Leyen, bevat een aantal voorstellen voor een hogere ambitie in het EU klimaatbeleid: aanscherping van het 2030-klimaatdoel naar een emissiereductie van 55 procent, een EU klimaatwet waarin klimaatneutraliteit in 2050 is vastgelegd, de introductie van een Carbon Border Tax, uitbreiding van het ETS naar de maritieme sector, en een Sustainable Europe Investment Plan.

2.4.3

Beleidsontwikkelingen klimaat en energie in

In document Klimaat- en Energieverkenning 2019 (pagina 50-53)