• No results found

4-I Energieverbruik en energiebalansen

In document Klimaat- en Energieverkenning 2019 (pagina 90-96)

De statistiek onderscheidt diverse soorten energiegebruik, met verschillende definities en verschillen in afbakening van delen van het energiesysteem. Deze tekstbox zet de belangrijkste soorten verbruik op een rij en duidt de belangrijkste onderlinge verschillen.

Soorten energiegebruik:

Energetisch eindverbruik: verbruik van energiedragers voor

opwekking van warmte, elektriciteit of beweging.

Niet-energetisch gebruik: gebruik van energiedragers als grondstof,

bijvoorbeeld aardolie voor kunststoffen en aardgas voor kunstmest.

Verbruik voor omzettingen: energie die gebruikt wordt bij het

omzetten van energiedragers in andere energiedragers, zoals steenkool en aardgas in elektriciteit en warmte, of aardolie in benzine en diesel.

Primair verbruik: het totaal van energetisch en niet-energetisch

verbruik en het verbruik voor omzettingen. Dit omvat alle energiedragers die worden gebruikt.

Eurostat definities:

Vanwege Europese doelen voor energiebeleid is ook een aantal soorten energieverbruik volgens de definities van Eurostat van belang. Bij de EU-doelen voor energieverbruik en energiebesparing voor 2030 gelden de oude – tot 2018 gangbare – Eurostat definities (omdat die EU-doelen op basis van de oude definities zijn vastgesteld).

Bruto finaal verbruik: het energetisch eindverbruik met een

aantal extra verbruiksposten (eigen verbruik van de energiesector, transportverliezen, bunkerbrandstoffen voor de luchtvaart tot een bepaald overeengekomen maximum). Het bruto finaal verbruik wordt conform de EU-richtlijn voor hernieuwbare energie gebruikt om het

aandeel hernieuwbare energie te berekenen.

Finaal verbruik conform ‘Eurostat 2020-2030’: het finaal verbruik

van Eurostat betreft alleen energetisch eindverbruik, dus geen niet- energetisch gebruik. De belangrijkste verschillen met het energetisch verbruik zoals het CBS dat berekent zijn dat bij ‘Eurostat 2020-2030’ het verbruik door de internationale luchtvaart en de omzettingsverliezen bij de hoogovens wel meetellen, dat energie-inzet voor warmte uit installaties voor warmtekrachtkoppeling (wkk) die zelf wordt gebruikt als energetisch eindverbruik meetelt, en dat door warmtepompen gewonnen omgevingswarmte niet meetelt.

Primair verbruik conform ‘Eurostat 2020-2030’: de belangrijkste

verschillen met het primair verbruik zoals het CBS dat berekent zijn dat bij ‘Eurostat 2020-2030’ het verbruik door de internationale luchtvaart wel meetelt, en dat niet-energetisch gebruik en door warmtepompen gewonnen omgevingswarmte niet meetellen.

De belangrijkste verschillen tussen de voor de KEV relevante energiebalansen

Energiebalans CBS: de energiebalans van het CBS is de basis van de

aangepaste energiebalans die in de KEV wordt gebruikt.

Energiebalans CBS aangepast voor de KEV: dit is de energiebalans

die wordt gebruikt in de KEV. Mobiele werktuigen uit de sectoren landbouw, nijverheid en diensten zijn onderbracht bij de transportsector. Aansluitend op de Klimaattafelindeling zijn raffinaderijen, winningsbedrijven en cokesfabrieken ondergebracht bij de industriële activiteiten in de energiesector in plaats van bij de energiesector. Waterbedrijven en afvalbeheer vallen hier ook onder industriële activiteiten in de energiesector. Het energieverbruik in de industriële activiteiten in de energiesector wordt niet meegeteld

bij het energetisch eindverbruik, omdat dit verbruik valt onder het zogenaamde eigen verbruik van de sector.

Energiebalans Eurostat: het bruto finaal verbruik, dat nodig is voor

de berekening van het aandeel hernieuwbare energie, wordt bepaald aan de hand van de Eurostatbalans. De energiedragerinzet voor de opwekking van alle elektriciteit en aan derden verkochte warmte

binnen eindgebruikssectoren, bijvoorbeeld met behulp van decentrale wkk in de industrie, wordt in de Eurostatbalans overgeheveld naar de (energie-)sector Elektriciteit en Warmte. Energiedragerinzet van wkk’s voor de opwekking van zelf gebruikte warmte wordt meegerekend tot het energetisch eindverbruik.

4.3 Elektriciteitsvoorziening

Deze paragraaf beschrijft de ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening in de afgelopen jaren en de verwachtingen voor de periode tot en met 2030, uitgaande van de aannames zoals beschreven in het achtergrond- scenario in hoofdstuk 2. Deze aannames spelen een grote rol in de ramingen over de toekomstige ontwikkeling van de elektriciteits- opwekking en daarmee van de broeikasgasemissies van de elektriciteits- sector in Nederland. De aannames betreffen onder andere ontwikkelingen in het buitenland, zoals de vraag naar elektriciteit, het opgestelde vermogen en het beleid. Beleid in het buitenland beïnvloedt de elektriciteits markt via de aanbodkant zoals bijvoorbeeld stimuleren van hernieuwbare elektriciteit, of sluiting van kolen- of nucleaire centrales en via de vraag, bijvoorbeeld het stimuleren van energiebesparing of elektrisch vervoer. De ontwikkelingen in het buitenland zijn beschreven in paragraaf 2.2. Het Nederlandse beleid voor hernieuwbare energie (paragraaf 4.6) heeft ook direct gevolgen voor de elektriciteitsproductie in Nederland.

4.3.1

Capaciteit en productie in de elektriciteitsvoorziening

Conventionele capaciteit neemt verder af

De daling van de conventionele productiecapaciteit1 sinds 2014 heeft

zich voortgezet. Eind 2017 is er 2,2 gigawatt minder capaciteit vergeleken met 2014 (figuur 4.5). De belangrijkste reden voor deze daling is de sluiting van drie oude kolencentrales (de Gelderland kolencentrale, Borssele, Amer 8 en de Maasvlakte I & II) als gevolg van het besluit ‘Rendement kolencentrales’ waarmee invulling is gegeven aan de afspraken in het Energieakkoord over sluiting van de vijf oudste kolencentrales. Daarnaast is zowel de centrale als de decentrale gascapaciteit (vooral WKK-installaties) licht afgenomen. In 2018 werden de Moerdijk 1 gascentrale en een eenheid van de Eemscentrale tijdelijk gesloten, waardoor het centrale operationele gasvermogen met 0,9 gigawatt daalde (bron: TenneT Annual Market update 2018). Ondanks dat is de conventionele capaciteit nog groter dan in het eerste

decennium van deze eeuw.

1 Onder conventionele productiecapaciteit wordt de productiecapaciteit op basis van fossiele brandstoffen verstaan.

Afname conventionele vermogen zet na 2015 door

De vooruitzichten voor zowel centrale als decentrale gascentrales zijn de laatste jaren aanmerkelijk verbeterd. Naar verwachting wordt na 2020 centraal gasvermogen weer opgestart, waardoor de capaciteit in 2023 op bijna 10 gigawatt uitkomt, ruim anderhalf gigawatt meer dan werd verwacht in de NEV 2017 (figuur 4.5). Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor de betere marktpositie van de gascentrales. Met het verbod op kolenstook in Nederland (voor de Hemwegcentrale in 2020, de Amercentrale in 2025 en de Rotterdamcentrale, de Eemshaven- centrale en de MPP3-centrale in 2030) komt er meer ruimte voor elektriciteit uit gascentrales. Daarnaast verbetert de concurrentiepositie van de gascentrales op de Noordwest-Europese markt door de sterk gestegen CO₂-prijs. Na 2023 neemt het gasvermogen weer af vanwege de groei van het aandeel hernieuwbaar in de elektriciteitsopwekking. Na 2015 toename elektriciteitsproductie uit gas

Na een periode van dalende elektriciteitsproductie door gascentrales is deze sinds 2015 weer gestegen (figuur 4.6). Een van de oorzaken voor deze toename was de verminderde productie van Franse en Belgische nucleaire centrales in 2016 en 2017 als gevolg van tijdelijke sluitingen in beide jaren. Daarbij kwam dat 2017 een droog jaar was, met name in Spanje. De lagere waterkrachtproductie in Spanje werd deels gecompenseerd door meer import uit Frankrijk. Hierdoor kon België minder elektriciteit uit Frankrijk importeren, daarvoor in de plaats kwam import uit Nederland, met als gevolg een hogere

elektriciteitsproductie met gascentrales.

Een andere oorzaak voor de hogere productie van de gascentrales was de gunstige positie op de markt voor moderne gascentrales, vergeleken met oude kolencentrales, als gevolg van brandstof- en CO₂-prijsont- wikkelingen. Dit deed zich zowel in 2016 als in 2017 voor gedurende een aantal maanden van het jaar. Hierdoor vond er minder import vanuit Duitsland plaats, omdat Nederlandse gascentrales concurrerender waren dan oude Duitse kolencentrales.

Figuur 4.5 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 0 10 20 30 40 50 60gigawatt

Bron: CBS; bewerking PBL (realisatie); KEV-raming

pb l.n l Overig Zon Wind op zee Wind op land Gas decentraal Gascentrales Kolencentrales Nucleair Scheiding realisatie en raming

Overig bestaat uit afvalverbranding, waterkracht en biomassa standalone; voor realisatie ook stoom, voedingwater, elektriciteit uit gasexpansie

Tot slot droeg de sluiting van twee kolencentrales in 2017 ook bij aan de hogere productie van gascentrales. De productie van de kolencentrales nam door de sluiting en de minder gunstige marktomstandigheden af van 39,5 terawattuur in 2015 naar 27,2 in 2018.

Dalende productie en toename import in 2018

De stijgende trend in de totale elektriciteitsproductie sinds 2013 bereikte zijn piek in 2017 met een productie van 117,3 terawattuur. In 2018 nam de productie af, naar 113,5 terawattuur. De productie uit conventionele installaties is gedaald naar 84,8 terawattuur na twee jaren met een hoge productie van ruim 89 terawattuur. Het elektriciteitsverbruik nam slechts licht toe tussen 2017 en 2018. De afname van de binnenlandse productie werd dan ook gecompenseerd door een toename van de netto import van 3,5 naar 8,0 terawattuur (figuur 4.7), die werd gefaciliteerd door een hogere hernieuwbare productie in Europa van zowel wind- als waterkracht. De productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in Nederland nam toe met 1 terawattuur, met name door de groei van het opgestelde vermogen voor zonnestroom. Het aandeel van zon en wind in de Nederlandse elektriciteitsproductie in 2018 was 12,1 procent.

Figuur 4.6 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 0 25 50 75 100 125 150terawattuur

Bron: CBS; bewerking PBL (realisatie); KEV-raming

pb l.n l Overig Zon Wind Biomassa Gas decentraal Gas centraal Kolen Nucleair Scheiding realisatie en raming

Overig bestaat uit fossiele brandstoffen centraal en decentraal anders dan steenkool en aardgas, niet biogeen huishoudelijk afval en waterkracht; voor realisatie ook stoom, voedingwater, gasexpansie

2019-2030: dalende trend conventionele productie verwacht

De opwekking van elektriciteit uit kolen en gas neemt in de raming na 2018 verder af. De belangrijkste redenen voor de dalende trend in de elektriciteitsproductie uit gas en kolen in Nederland zijn het voorgenomen verbod op kolen in de elektriciteitsproductie en de toename van hernieuwbaar opgewekte energie in zowel Nederland als in andere landen. Daarnaast neemt de transportcapaciteit tussen Nederland en omliggende landen toe, waardoor er meer ruimte is voor uitwisseling van elektriciteit tussen landen. Dit zorgt er voor dat er minder conventionele productie nodig is om perioden met lage hernieuwbare productie in een land op te vangen. De geraamde toename van de hernieuwbare elektriciteitsopwekking leidt ertoe dat in 2025 ruim de helft van de Nederlandse elektriciteitsproductie wordt opgewekt uit hernieuwbare energie. In 2030 is dit naar verwachting ruim tweederde van de elektriciteitsopwekking in Nederland.

Nederland vanaf 2023 netto exporteur

Op hoofdlijnen is de ontwikkeling van de invoer en uitvoer van elektriciteit in Nederland bij het voorgenomen beleid vergelijkbaar met eerdere edities van de NEV. Door de groei van de elektriciteitsproductie uit wind en zon in Europa wisselen uren van import en export elkaar meer af dan nu het geval is (figuur 4.8). Daarom nemen met de meeste landen de huidige verschillen tussen import en export af in de tijd, met uitzondering van België, dat naar verwachting grotendeels importeur blijft van elektriciteit uit Nederland, (zie hoofdstuk 2).

De grootste handelsstromen vinden plaats met Duitsland en België.

Figuur 4.7 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 0 5 10 15 20 25terawattuur Bron: CBS pb l.n l

Ramingen van de elektriciteitsproductie kennen een grote onzekerheid. De Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt is in belangrijke mate een geïntegreerde supranationale markt. Ontwikkelingen buiten Nederland hebben daarom een grote invloed op de Nederlandse elektriciteitssector. Incidentele ontwikkelingen, zoals uitval van nucleaire centrales, de invloed van het weer op waterkracht en elektriciteit uit wind- en zonne- energie en prijsveranderingen kunnen tot aanzienlijke verschuivingen leiden in de productie, zoals ook zichtbaar is in de recente ontwikkeling van de netto import in Nederland (figuur 4.7). Beleidsveranderingen in andere landen, zoals sluiting van nucleaire of kolencentrales en toename van hernieuwbare capaciteit hebben structurele gevolgen voor de elektriciteitssector in Nederland. Het hier gepresenteerde beeld is gebaseerd op gemiddelde aannames met betrekking tot het weer en één samengesteld achtergrondscenario, voornamelijk ontleend aan ENTSO-E informatie. Andere uitgangspunten zullen dan ook een afwijkend beeld laten zien.

Om meer inzicht te krijgen in de mogelijke ontwikkelingen van de Nederlandse elektriciteitsproductie is er een gevoeligheidsanalyse voor 2020 uitgevoerd op basis van denkbare incidentele ontwikkelingen. Hiermee wordt een indruk gegeven van de forse impact die incidentele ontwikkelingen kunnen hebben op de elektriciteitsvoorziening in Nederland. Daarnaast is er een alternatief scenario voor 2030 doorgerekend, met verdergaand klimaatbeleid in Europa.

Tekstkader 4-II laat de resultaten zien van de gevoeligheidsanalyse en van het alternatieve scenario. De uitkomsten van deze scenario’s zijn meegenomen in het bepalen van de bandbreedtes voor de

ontwikkelingen in de elektriciteitssector.

Figuur 4.8

Duitsland België Noorwegen Verenigd

Koninkrijk Denemarken Totaal -50 -25 0 25 50terawattuur Bron: KEV-raming pb l.n l Import 2020 2023 2025 2030 Export 2020 2023 2025 2030 Netto

4-II Gevoeligheidsanalyse en alternatief scenario voor Europese elektriciteitsmarkt ontwikkelingen

In document Klimaat- en Energieverkenning 2019 (pagina 90-96)