• No results found

Hulpmiddelen voor de invoering van een efficiënt antibioticabeleid

MATERIAAL MET MIDDELGROOT RISICO

B. Bloedspatten of spatten van lichaamsvochten in de ogen of op de slijmvliezen : Spoel de ogen gedurende 5 tot 10 minuten onder stromend water

6. KWALITEITSINDICATOREN 1. Inleiding

8.4. Hulpmiddelen voor de invoering van een efficiënt antibioticabeleid

8.4.1. Opleiding.

We beschouwen opleiding als de hoeksteen en de minimale basis van elk toekomstig antibioticabeleid. Dit is duidelijk een van de middelen die prioritair moeten worden ontwikkeld. Een beter opleidingsniveau voor de toekomst verzekeren, is een onmisbare stap in elk toekomstig beleid.

8.4.1.1. Medische en paramedische basisopleiding.

De basisstudies geneeskunde moeten een opleiding “correct antibioticagebruik” omvatten voor de beredeneerde aanpak van infecties opgelopen buiten het ziekenhuis en van infecties in woonzorgcentra. Dit omwille van het belang van de problematiek van MDRO, die zich

zeker niet beperkt tot het ziekenhuis en van het vandaag vaak irrationele gebruik van de antibiotherapie door de huisartsen (inclusief in de gemeenschap),. We beschouwen die als de belangrijkste opleiding, die een prioritaire invoering vereist. De basisstudies farmacie en verpleging moeten een inleiding tot de antibiotherapie geven.

8.4.1.2. Specifieke opleiding voor de antibioticatherapie.

De CRA’s moeten een specifieke opleiding voor in verband met het antibioticabeleid kunnen volgen. Verder is een specifieke opleiding nodig in het kader van de verpleging zodat de referentverpleegkundige voor infecties en/of het verpleegkundig kaderpersoneel de basisbegrippen kennen en de CRA een verantwoorde operationele ondersteuning kunnen bieden. De opleiding voor het beheer van de antibiotherapie voor de CRA’s en de referentverpleegkundigen moet worden geïntegreerd in de globale opleiding voor zorginfectiebeleid.

8.4.1.3. Lokale opleiding van het verzorgend personeel.

Het personeel van elke instelling (en de behandelende artsen) moet een minimale specifieke opleiding kunnen volgen waarin de principes van de rationele antibiotherapie, alsook het lokale beleid worden uitgelegd. De CRA en het verpleegkundig kaderpersoneel moeten deze opleiding organiseren. Ze kunnen de opleiding zelf geven of een beroep doen op lokale, regionale of nationale experts. De opleiding kan worden gegeven aan een groep gemeenschappelijke actoren of het voorwerp zijn van thematische cursussen die meer toegespitst zijn op een of ander beroep. Het verzorgend personeel moet een opleiding basisbegrippen krijgen om de artsen correct te oriënteren bij infecties.

8.4.1.4. Continue opleiding van de huisartsen.

Huisartsen hebben het soms moeilijk om tijd te vinden voor een continue opleiding. We stellen daarom voor om de opleidingsmogelijkheden te vergroten: (al dan niet gemeenschappelijke) vergaderingen aangeboden door de woonzorgcentra; vergadering voorgesteld door de huisartsenkring, de LOKs, , opleiding Domus Medica. Alle stimuli in termen van valorisering van de continue opleiding moeten worden voorgesteld (accreditatiepunten ethiek en economie). Het RIZIV moet LOK-modules betreffende het correcte gebruik van antibiotica voorstellen.

Anderzijds moet het bijwonen van deze vergaderingen worden vergoed onder de vorm van medische erelonen met een “nomenclatuurnummer” om de winstderving van de huisartsen te compenseren (zelfstandigen).

Bij gebrek aan tijd en middelen zouden deze specifieke opleidingen voor de antibiotherapie kunnen worden opgenomen in de opleidingen voor zorginfectiebeleid (of van andere specifieke thema’s voor de woonzorgcentra). In dat geval moet de nadruk worden gelegd op de grote principes en de veel voorkomende en prioritaire problematieken.

8.4.2. Toezicht.

Er moeten regelmatig objectieve gegevens worden ingezameld om de prioriteiten en de resultaten van de ondernomen acties te evalueren. De prioritaire indicatoren zijn het verbruik van antibiotica (per molecule of per klasse) en het afleiden van gegevens uit het register van de infecties (hoofdstuk 3). De analyse van de microbiologische gegevens van de laboratorium is belangrijk, maar moeilijk uit te voeren in talrijke instellingen (heterogeniteit van de gegevensbronnen, lang analysewerk van de resistentieprofielen, complexere statistische verwerking). Gelet op de aanzienlijke heterogeniteit binnen de sector moet dit toezicht in een eerste fase eerder een “interne” opvolging in de tijd beogen dan een vergelijking tussen instellingen. De latere ontwikkeling van geautomatiseerde informaticamiddelen moet indicatoren opleveren of hun ontwikkeling op basis van deze gegevensbronnen vergemakkelijken. De gecreëerde indicatoren zullen een dubbele rol hebben: meten van het impact van het antibioticabeleid en aanpassing ervan, meer bepaald in termen van prioriteiten; voorstellen en bespreken van de resultaten met de voorschrijvers:

globale profielen in de instelling, individuele profielen (communicatiemiddel). Het is belangrijk dat de resultaten van dit toezicht als communicatiemiddel worden gebruikt. We stellen voor dat de CRA de gegevens bijvoorbeeld aan de huisartsen voorstelt (via de kring?), meer bepaald wanneer ze het formularium, het reglement en/of het kwaliteitsplan samen moeten herzien.

8.4.3. Hulp bij de diagnose.

Diagnostische onzekerheid is een veel voorkomende oorzaak van incorrecte antibiotherapie bij bejaarde personen. We raden de toepassing aan van een diagnostische procedure zoals beschreven in hoofdstuk 4.10.

8.4.4. Communicatiemiddelen.

Er moet een set communicatiemiddelen ter beschikking worden gesteld van de promotoren van het antibioticabeleid.

8.4.4.1. Informele contacten.

De informele contacten zijn belangrijk: de CRA en de referentverpleegkundige moeten het gepaste gebruik van de antibiotherapie promoten in hun dagelijkse contacten met de voorschrijvers. Gerichte contacten met lokale experts kunnen hen de nodige steun geven.

8.4.4.2. Veelzijdige interventies.

Een gedragswijziging vereist veelzijdige interventies. Uit twee studies [24,25] blijkt immers dat de combinatie van acties en verschillende dragers een doeltreffende interventie bij de voorschrijver toelaten.

8.4.4.3. Opleidingsvergaderingen.

De opleiding tijdens “one to one” vergaderingen blijft het communicatiemiddel bij uitstek dat moet worden ontwikkeld. De CRA die opgeleid is en de specifieke bekwaamheid heeft, kan de voorschrijvers voorstellen om hen op een vergadering in te lichten. Verder kan hij de verpleging als eerstelijnsspeler sensibiliseren. Omdat de CRA’s soms huiverig staan tegenover de positie van “lesgever”, kunnen lokale, regionale en nationale experts worden uitgenodigd om hun mening te geven, hun positie (opinieleider) kan een troef zijn om de boodschappen aanvaardbaar te maken. Deze vergaderingen kunnen plaatsvinden in het kader van vergaderingen van huisartsenkringen, LOKs (er kunnen modules op lokaal, regionaal of nationaal niveau worden aangeboden). Een studie suggereert de vorming van lokale werkgroepen (“focus groep”) [25] met terreinwerkers: verzorgend personeel, voorschrijvers. Hun samenwerking maakt de identificatie mogelijk van lokale hindernissen voor een rationeel voorschrijfgedrag en het bereiken van collectieve oplossingen.

8.4.4.4. Andere.

Naast de bijscholingen kunnen een hele waaier van middelen gebruikt worden. Schriftelijk, in het kader van een lokale of ruimere campagne: affiches, individuele verzendingen, verdeling

van pockets cards, meldingen aan het bed van de zieke. Ook de computer heeft zijn plaats als communicatiemiddel (of middel voor continue opleiding). Zo kunnen links een snelle verwijzing bieden naar hulp of opleidingen, of nog naar praktische middelen (procedures), te gebruiken op aanvraag. Er kunnen audiovisuele middelen, algemeen of gespecialiseerd, nationaal of lokaal (BAPCOC, regionale organismen) worden gebruikt, waarbij men zich moet vergewissen van de integriteit van de boodschap die via deze media wordt meegedeeld. Deze middelen kunnen door de overheid op uiteenlopende niveaus of door een welbepaalde instelling worden gebruikt.