• No results found

Hornkrans den 1 Augustus 1890

Wel myn geliefde broeder en kapitein Willem Christiaan Door de verhalen van menschen die van onder opkomen heb ik noodzaakelykheid gezien om deze paar regelen aan u Edl te zenden om toch iets wat waar is te hooren en te verstaan van al die storis wat ik hoor want in onze land gaan vele leugen storis rond want somtyds hoor men leugen storis en somtyds ook ware storis daarom verzoek ik U lieve kapitein zeer vriendelyk om mij toch zoo goed als mogelyk goed te verstaan en op die hope en vertrouw doe ik deze vraag aan u Edl om toch ware waarheid de hooren of leugen want van u alleen zal ik de vole waarheid hoor en daarom doet ik reguit tot u deze

4) betaal met jul vee ook jul skulde aan die handelaars sodat my krediet goed bly en ik ‘skietgoed’

vir my ‘werk’ by hulle kan kry.

5) en sien dat daar ook bruikbare slaggoed oorbly sodat ek my rekenings by die handelaars kan

vraag zoo dit is de hoofpund van mijn vraag. Ik hoor lieve kapitein dat Velschoendragers en D. Han1)

iets de sprekken en te doen hebben over de grond van Velschoendragers dat D. Haan en Velschoendragers die grond noemen dat het nog Velschoendragers zijn grond is en dat D. Haan daardoor ment reg te hebben om gronden te kopen bij de Velschoendragers en dat die Veldschoendragers ook menen dat zij ook nog reg hebben om ook nog een stuk grond te verkopen en dat zij nog grond hebben daarom vraag ik liefe kapitein bij u of deze zaak waar is of niet want u zijt nu alleen daar hooft en niemand kan daar iets doen huiten uwe oorder en buiten uwe toelating D. Haan en ook Velschoendragers kunnen niets doen zonder u want zij allen staan [n]u onder u en u Edl weet zeer goed hoe het nu staat met die grond van Velschoendragers en aan wien het nu behoort want

1) Dr. J. Theophilus Hahn, 'n seun van Eerw. Samuel Hahn wat sendeling by die Berseba

Hottentotte was van 1848 tot 1852 en in 1850 Berseba gestig het. As kind het Dr. Th. Hahn die Namataal al geleer en het veel oor die inboorlinge van Suidwes-Afrika in verskeie Duitse en Suidafrikaanse tydskrifte, asook in boekvorm, gepubliseer. Gedurende Palgrave se eerste besoek in Suidwes 1876-78 was Hahn as handelaar gevestig op Rehoboth. Palgrave het baie ongeduldig met hom geword want Hahn was g'n vriend van 'n Britse protektoraat nie, ook het hy gemeen dat Palgrave se manier met die inboorlinge te sagmoedig was. Tussen 1890 en 1893 vind ons Hahn weer in die land, dié keer in diens van die Kharaskhoma-sindikaat, 'n maatskappy wat uit Kimberley gestam het en wat land- en mineraleregte van die naturelle verwerf het. Hahn het sy loopbaan geëindig as Bewaarder van die Greyversameling in die Kaapse Publieke Biblioteek. Hy was nie verwant met Dr. Hugo Hahn, die veteraan van Damaraland, nie.

met de grond staat het nog niet zoo na de oorlog zoo als hij eers voor de oorlog gestaan heeft maar de oorlog verandert alles zoo is ook die verandering bij by die grond van Velschoendragers gekomen hij was eers voor paar jaaren Velschoendragers zijn grond gewees maar nu is hij niet meer Velschoendragers zijn grond maar het is alleen mijn grond naar onzer allen oude bekende waarheid en reg op de heele wereld want wanneer twee natiës gevecht hebben en eene word gewen van de ander dan verlies die eene wat gewen is alles het verlies waarde het verlies grond en net zoo staat het nu ook met de Velschoendragers zoo hebben zij geen reg over die grond om iets te zeggen of te doen of zy hebben geen reg om aan D. Haan of aan enige ander witman grond te verkopen want ik hebt deze grond niet als een geschenk van hen gekreken of zij hebben my ook niet in goede vrede raad vergadering gegeven en ik heb ook niet met aardsche geld gekop en ek heb ook niet met goede en mooije woorden gekreggen ook niet met vrede of lokkerij ik heb ook niet door

oorloglustigheid of bloed-doorstigheid zonder orzaak tegen hen opgestaan en niet eers geschied ik ben ook niet door een gebrek van een grond gedwongen of vereisch geworden om Velschoendragers de schieden om hen grond te krijgen neen ik heb het niet zoo gemaak maar liefe kap u weet zelven dat die menschen zelf hun grond aan mij verkop hebben door hunne onverstantige en onregvaardige werken dat zij eers niet naar waarheid en naar ware wettige oorzaak van die oorlog nagevraag hebben maar zij hebben mij eers geschied zonder oorzaak waar ik hun toch met waarheid staan uitsluit maar het heeft niet geholpen zoo heb ik mij maar

geweer zoo heef de Heere mij genadig angezien en mijn bloed niet voor niet laat storten alzoo hebt ik die grond met mijn bloed gekregen door de hulp des Heeren daarom zeg ik vrijmoedig en met reg dat het myn grond [is] en als er enigziens zoude zyn dat imand iets willen zeggen dan zullen dan zullen wij alleen iets te zeggen hebben want die menschen waren onbekwam om oorlog te maaken en ook onbekwam om vrede te maken zoo hebt U Edl als onpartijdige vredestichter en als vrede liefhebbende hooft en als weeskinders voor deze menschen voorgestaan als vader zoo hebt U Edl met gewigtige en met ernstige en met ware smeek worden des vredes tot mij gekomen en mij vriendelijk verzoek dat ik toch nu tot zoover moge staan met de oorlog tegen die menschen en laat ik doch hun leven voor hun late en laat ik alles op u legge en op u wachte en op u zien en omdat U Edl deze waarheden in Gods naam tot mij gesproken hebben zoo hebt ik het u verstaan en uwe vrede verzoek aangenomen zoo hebben wij de vrede in waarheid gesticht en ik ben nu waarlijk vrede met die menschen en ik wensch niet dat door mij oorlog weder zou ontstaan tusschen ons daarom smeek ik u lieve kapitein van harte om toch wakker te blijven en houd wacht over die vrede die goede vrede wat u gemaakt hebt en bid tot God ernstelyk dat God toch ware vrede in de harten van die menschen moge geven en dat zij niet weder hoogmoedig worden en dat zy niet weder door zulke moetswillige en onwettige werken deze goede vrede weder verstorten en laat deze menschen niet toe om zulke onregwaardiges werken weter te doen waardoor zij het heele land weder kunnen brandsteken met oorlog en D. Haan weet ook goed wat de oorlogs reg is en wat

de overwinnigs reg is en nogthans hoor ik van hem dingen wat ik ik niet kan verstaan maar hij staat ook onder U zoo verzoek ik u lieve kapitein verbied en weigert al zulke dingen wat in die grond zullen staan laat de bloedvergitting niet weter door zulke dingen opstaan dat zyn dingen lieve kapitein wat ik hoor van alle menschen wat van onderkant opkomen zoo vraag ik het maar by u zoo laat mij toch de waarheid haas als mogelijk ontvangen.

Vandat wij in vrede uitmalkander gegaan zijn ben ik toch nog door Gods genade gezond hopende hetzelfde van u en U ook die goede gezondheid welwenschende

Sluit ik mijn brief met hartelijke groetenis aan u allen

Blyf ik U vriend en kapitein

Hendrik Witbooi

No. 30.

Bersaba 22 Augustus 1890

Aan den Hoog Edelen Kapitien Hendrik Witbooi

Hoog Edelen Kapitien op Hoornkrans Myn Zoon

heb mij zeer gedrongen gevoel tot uwen Onderkapitein Habel Cristiaan Izaak een woord te spreken en ik hoop dat hy dezelve getrouwelijk aan U Hoog-Edelen heef medegedeelt en ik hoop verder daarop dat U H. Ed. niet ongevoelig die paar woorden tot uwen Onder kapitien gesproken zal aanzien.

Oonlangs heb ik uwe Ambtenaren gekregen en met hen over myne meening ten deele gesproken mijn gansche innerlijkheid hebt ik eerst ingeboezemt tot op dien dag op hetwelk de Heere de Almagtige mij met u H. Ed. personeel zal doen ontmoeden. Dewijl ik echter reeds met Uwe Ambtenaren gesproken, en hen een deel mijneer innerlykheid heb informeerd zoo merk ik slechts hier aan dat ik de Heer onze God van harte dank over de ontmoeting die tusschen mij en uwe Ambtenaren plaats heef gevonden Moge de Heere met zynen arm bevestigen wat tusschen my en U H.Ed. door uwe Ambtenaren gesproken en besloten is hetwelk ik met mijne Gemente met dankbaarheid van harte aanneemt.1)

No. 31.