• No results found

Hoorn krans den 13 Julij 1892

Myn lieve broeder Cap. H. Vanwyk!

Toen myne mannen van Windhoek gekomen heb ik gehoord dat U Edl wachte heeft tuschen ik en Samuel vrede de vermiddelen het leek voor mijn dat het lang is, nu meld ik U, dat de woorden van Samuël

2) Kahimemua, die kaptein van die Mbanderus. Die eintlike mag onder dié stam was egter in

hande van Nikodemus, 'n halfbroer van Samuel Maharero, en volgens Hererowet die regmatige opperhoof van die Hereros.

Maharrero my te gewigdig is, en ik kan die woorden niet overlopen, en ik zal wachten totdat die tyd voorbij zal. Nu verzoek ik U doe toch haast ik zal wach totdat dien maand uit is, maar zooals U weet zal ik in korten tyd uitgaan, naar Kahimemo, want hij heeft mij geroepen1)

, maar dat hindert neit te woorden van U, en die werk van vrede verder stuur den man met den brief2)

, ik verzoek U wees toch zoo goed, en dat dien man en stuur iemand met hem. Als bewys dat ik de woorden aan neemt stuurt den man wat Samuël Maharrero mijn gegeven heeft. Hoopende dat U Edl mij zult aanneemt en doen sluit ik die brief met hartelyke groetenis.

Ik ben Uwen vriend & Cap.

Hendrik Witbooi.

No. 65.

Bethanie. 20 Julij. 1892.

Wel Edele broeder Daniël Pitter Magistraat!

Ik schrijf U deze paar regelen, al hoe wel ik minste van allen [ben], ik heb3)

niet waardig U brief de geven, maar mijn lieve Edl broeder, en Heer ik heb1)

regte klein kind, en Edele weet ook zelfs, dat kind zijn verstand klein is, maar mijn Edl; dat verpligt mijn, dat ik toch mijn gedachte met U Edl metde delen,4)

want mennige dagen, kom op mijn hart twee overledene oude Kapiteinen is, oude Kapitein van

1) Sie No. 63, aant. 3.

2) No. 63.

3) ben

1) Sie No. 63, aant. 3.

Gibeon, eene is oude Kapitein van Bethanië, en die oude twee hoofden heeft ons alle goede dingen achtergelaten, alzoo weet ik niet Edele broeder, hoe dat nu [in] onze dagen zal worden, want dat lyk voor myn tusschen ons, op laats[t]e pund mesprijs malkanderen, zijn alzoo denk ik [aan] overledene twee oude Hoofden, want wereld is nu voor ons regte5)

naauw, mijn geliefde Edl broeder, ons twe natie[s] is eenigste wat nog niet mees prijs malkanderen zijn, En verder myn Edl. broeder smeke [ik] U laat toch niet deze brief voor Uwe oogen aanstodelyk wezen, en ik hoop en wensch dat toch Heere mog ons vrede helpen.

Met harte lyke groetenis [aan] U en al te vrienden.

Ik ben U liefhebben[de] Broeder

Daniël Frideriek.

No. 66.

Okahandja de. 8. 7. 92.

1)

Aan Cap. H. Witbooi!

Met deze weinige regelen wil ik U bekend maken, dat ik Uwen brief2)

ontvangen hebt, verder wil ik U bekend maken, en aanwoorden, ik heb U reeds geschreven dat die vrede van Uwe Au vader Kiwitto Witbooi3)

en mijn vader weet ik niet, want ik was klein kind geweest, en toen ik groot geworden, had ik in myn vader gehoor, dat hij en Au Kiwitto

Wit-5) regtig

1) Die datum moet 28.7.92 wees.

2) No. 63.

booi vrede gemaken, en die vrede is vaste vrede, en mijn vader hebt mijn ook die geweer van Uwe au vader mij gewijs, zoo hadt ik gelooven dat is zeker wat mijn vader mijn verdeel4)

hebt. En nu in korten tyd hebt U oorloog gemaak tegen mijn Vader, en toen U en Vader op Krans n[e]us vrede gemaakt, achte[r] die vechten van U en mijn Vader, had mijn Vader die selfde voor U gezegt, wat ik U nu bekend maken, hoe de vrede van Uwe Au vader en mijn vader geweest is, daarom achter mijn Vaders dood, toen [U] myn brief gestuurt en gewacht of dat ik moeg of niet, voor oorlog hebt ik U ook regt geaantwoorden Neen mijn broeder, die moeg en die vrede wat U naar mijn vragen, weet ik niet daarvan, want die oorlog wat nog damarras nu hebt is neit tegen Ulieden, of naar U en of Witbooi zijn natie, maar onze oorlog is tegen Afrikaners5)

zoo is Ulieden zelf die vrede gebreekt, van mijn Vader en uwe au vader Kiwitto gebreek, en die zaak van Uwe Oorlog en mijn vader en tot naar mijn dagen, die legen net op Uwe kant, vrede of oorlog, maar ik is bekwaam genoeg om met U te vechten of Uwe zampok te vat, wat u my [mee] slaan, met zoo is mijn vaste gedachte is tot vandag, Ver[der] die brief van U zegt zoo, toen U bij Uwe mannen gehoor wat met Bern. Beukus gehoor op Windhoek hoe mijn verlang is, voor vrede, hat Uwe hart beroerten en gezegt, dat is die wat [ik] wilde hebbende. Voor die aantwoord ik zoo. Ik heb voor Bern Bekues voor mijn aferens gestuurt naar Windhoek, niet naar vrede, en

4) vertel

5) In 1880 het die Hereros die Afrikaner-Hottentotte van Windhoek weggeja, wat die kaptein

al te woorden wat gesproken met Uwe mannen is niet vas geweest mischien [o]or Bern zijn Bankheid had hij zulke woorden sproken ik heb niet voor de twee dingen vrede of oorlog tegen U, als U vrede vrag wat vrede gebreek, ik is vrede, en als U oorlog maken, wat oorlog beginnen, ik is ook bekwaam genoeg, om Uwe stook6)

te vatten of hand. Dat is mijn vaste en volle gedachte van mij en mijn volk of natie. verder wil ik U ook iets verhalen voor oorlog naar Nicothemus en Kahimmemua wat U gezegt, laat die oorlog niet mijn hinderen maar ik maar die vrede maken met U voor die aantwoord ik zoo, Ja mijn geliefde broeder Uwe woord is regt, maar als dat wat U begin net mij dat was ander ding, maar is woord wat U met alle volken en natie gedaan maakt, toen U met Paul Visser gevecht, had U voor Mannasa gezegt Mannasa U mogt goed wesen en niet verhindert worden en toen U Paul Visser dood gemaakt, had U [naar] Man: gekomen, en voor hem doodgemaakt, en ook met Jan Afrikaners, zoo is onze natie niet, als U wil Nicothemus dood maken dat is ik want hij is mijn broeder, en als U wil voor Kahimemua doodmaken, dat is ik want hij is ik, hij is mij volk denk U dat ik is dwaas, om mijn natie voor u [te] geven, en als ik alleen is, dan heb U kans om mij te dood maaken? Het gaat met onze nasie niet zoo, verder die vrede wat U met myn man Klaas gestuurt is niet vrede Waarom stuur U twee dingen op een keer vrede en oorlog, wat maken U. Wil U laat ik laat ik schuldig raak, met mij zweer voor God. wat ik gezweer, dat ik zal nuit niet voor Klaas Hans stuuren? of hoe denk

U, dat ik hebt die ding gemaakt, laat U kan denk, ik is vroomme man en is

Regtvaartige Cap. voor God? Neen die heb ik gemaak voor myn zonde en, mijn volk zijn zonde voor God, Want hij heeft mij duizend maal geholpen, en waarom verzoek U, voor mij met die ding; en stuur mijn man met vrede, als dat de woorden van Bern Beukues myn woorden geweest waren, Het is onmogelyk Om mijn eigene mane te stuurt naar mij naar vrede, U mogte maar Uwe man stuur een voor man van U wat alle menschen weet dat is Uwe man Klaas Hans is mijn man. Verder de oorlog wat U gezegt, dat U zal stuur naar Kahime. die is al daar beest gevat, en menschen dood gemaakt, U kan maar alles in Klaas hooren, wat daar gebeurt.

Verder U wees zoo goed, en stuur niet Klaas tweede maal, als U wil brief naar mij stuurt. En daar is hij

Ein digt met Groetnis

Ik ben Cap.

Samuël Maharrero.

No. 67.