• No results found

Hoornkrans den 10 Maart 1889

Wel Edl. Com & Cap. Jan Jonker Afrikaner

Ik heb uwen brief gekregen, en gelezen, en gehoord wat daar ingeschreven zyn, maar ik wil niet veel met u sprekken over deze dingen, dewyl ik reeds veel gesprokken heb met U Edl. en met vele menschen die daar bij U zyn, ik heb van die werk geen een in verborgenheid geladen.1)

Voornamelyk dat: Dat alle menschen tegen mij zal opstaan, zooals zij nu maken, dat heb ik allen verhaart, mijnen en ook vremden, zelf u Edele ook, omdat ik dat weet schrief ik geen schuld aan iemand, van tegenwoordige toestand. Maar een ding zal ik U Edele zeggen: Ik woord2)

niet onschuldige menschen, Ik ben niet moorde naar. daar om schiet ik nimand, die mij niet schiet, en ik raak niemand die mij niet aan raken, en als iemand bij mij komt die laat ik vrj omdat ik niet een mordenaar ben.

1) gelaten

Zoo zal ik niet veel van die dingen zeggen. U Edl. hebt mij gevraag: waarom ik u mijne en uwe brieven geef, nu zal ik U Edl. zeggen waarom ik dat doen. hierom. omdat U zult zien, hoe ik gemaak heb met Paul3)

over de vrede. en uwen brief heb ik u hierom gegeven dat u Edl. moet zien, dat die opstaan van andere natien van u onstaan, Want U Edl. hebt ze uitgenoodig, om mij te laat versmelden, zoo hebt U Edl. die zaad in de harten der menschen gezaain, nu dat is die vrucht dat de menschen tegen mij opstaan; Want die besluit van den Heere dat all menschen tegen mij zal opstaan zijn veer4)

hebt U Edl. aangeraak en omdat zij dat weten komen zij ook naar U met vuilige handen, maar ik geef U geen schuld, omdat ik dat van ouds weten, dat het moet alzoo komen, daar om ben ik ook nog met U Edl. vrede nadat ik deze brieven gekregen heb, maar dat ik U Edl. die brief geef is, omdat U niet veel van die werk spreek den j.l. U ook een deel hebt, van de loopt van die werk Maar ik ben nog vrede met U Edl. en daarom zeg ik, ga toch uit van mijne vijanden als mensch op werelds wetten zien, dat kunnen wij U Edl. ook beschuldigen, maar ik schouw boven toe, en ik rekent niet al de dingen die ik bij u zien. Daarom verzoek ik U Edl. Wij5)

toch van mijne vijanden, laat ik aan hen vragen, en zegt ook aan Jan /Nowaseb zijn werf, laat zij ook uitgaan, want ik heb niets met Ulieden te doen, en als daar eenige Rooinatie is, die

3) Paul Visser, wat deur H. Witbooi gestraf is weëns sy rebellie teen Mozes Witbooi.

4) ‘zijn veer’ moet uit die teks wegval.

mij niet wil schieten, laat zij uitgaan, Want ik wil Frieb weêrom doen;6)

Verder verzoek ik U alle Hoofden neem de menschen niet aan die moetswillig mij schieten, als iemand kort komen, in het vechten, laat zij naar mij komen laat ons vrede maken. Mijn lieve Oom en Cap. Ga tog uit en scheid toch ook de vrede spreekt,7)

want die zal niet aarden,8)

voor [dat] ons op regte pad komt. Wederom smeek ik U ga toch uit met allen die mij niet schieten, laat ik mijne vijanden wraken. Als de koes9)

in uwe handen is geef mij het af.

Ik groet U

Ik ben Uwen Neef &

Cap

Hendrik Witbooi.

No. 10.

Hoornkrans den 10 Maart 1889

Mijn lieve vriend Izaak Xau-Xab!

Ik heb een boodschap van Simon /Haramub gehoord, die hij geboodschap heeft naar Daniël Machistraat aangaande van Koes. Dat keur ik gans niet goed. Simon is mijn vijand hij heeft hier vlugt gekomen bij Uwe werf, zoo heef hij niets te zeggen in uwen werf. Of keur gij goed die dat1)

van hem. Ik zeg het U Jan /Nawaseb is niet thuis, en die is

6) terugbetaal

7) ‘schei uit met het vredegespreek’

8) tot stand komen

9) koeien

zijn werf, en hij heef mij laat weten, dat hij mij niet schiet, zoo zeg ik u geef Simon niet voorhand laat hij stil blijven, en houd hem zooals u hem gekregen hebt, en zien hoe ik zal zeggen. Izaak u weet de Witkamschap,2)

die is nog zoo, zooals u weet, die ons aanraak zullen wij aanraken, als hij niet door de wonder werken van den Heere in Hemel of in aarde ingaan, zoo verzoek ik U, zend myne vijanden. laat zij bij mij vrede zoeken dat is eenige hulp, geef gij mij de koes, laat ik morgen mijne koes kregen, laat Simon stil blijven hy is vlugdeling, laat hij niet Uwe werf brandsteken

past dat op lieve vriend.

Ik groet U

Ik ben Uwen Cap.

Hendrik Witbooi

No. 11

‡Hau-xas 20ste Maart. 1889

Lieve Neef Kapitein Hendrik Witbooi

Goede en lieve Neef!

Met deze regelen ben ik dis mijne weinige woorden de schreven. Dr. Goering heef mij eenën Poodschap gezonden, laat vrede tusschen Ulieder de spreken U en Cap. Manasa, en laat ik de vrede aan Ulieder spreek, En als de Mas: of u Edl. Dat aannem dan

2) 'n verbond tussen sekere Hottentotstamme om mekaar teen vyande van buite te help en om

onderlinge geskille op vrindskaplike voet te reel. Oorspronklik het Hottentotte van die betrokke stamme 'n witdoek om hul hoede gedra, later was dit uitsluitlik die teken van die Witboois.

zal ik hem ook uitnoodigen, als onpartijdig man Daarom ben ik Manasa geroep over dat vrede om hem ook komen En ik toch aan hem ook spreek En spreek tusschen Ulieder als een Midelaar1)

van de vrede; Zoo kunt u Eers Luister hoe ik zal maken als de Kap. Mas. kom, Want Manssa komt door mijn roep, niet om u de schiet, op verlede tyd heb ik aan u gezegt mijn zoon wach eers maar gij heb niet dat gedaan zoo heb ik u niet van dag verstaan Ik weet dat de man u veiand is maar gij zou wach en zien hoe ik met u maken Want ik weet dat gy tegen mij valsche getuige heeft in debrieven van mij die ik aan Kap. Mannasa en Paul visser gescheven Zoo kan u eers wach en zien Daarom geloof ik niet of dat waarachtig. Die u aan my zeg Ik heb geen oorloog tegen u dit Woord geloof ik niet Dit is de verzoek van ontverstaand Verder lieve Neef staat nu stil maak toch de vrede, zoo zeg ik aan u nogthans zoover met deze weinige regelen met vriendelyk verzoek antwoord my haast verder zal ik niet vrede spreek nu de2)

woorden en verder zal ik niet Mannasa ophouden als hij wil naar u gaan morgen of ormorgen Zoo zal u mijne menschen van u uit Afrikaners en Boois laat hun op één zijde blyf verder hoorde ik dat gij eenen vasten Traaktaat met basteren gemak zoo heef die basteren ook in u oorlog gekomen de Kap' zien ook de basters met zijne oogen.

Groetenis Ik ben U Oom

En Capitein

Jan Jonker Afrikaner.

1) bemiddelaar

No. 12.

Hoorn Krans den 22. Maart 1889.

1)

Wel Edl. Cap. Jan Jonker Afrikaneer!

Ik heb uwen brief heden morgen gekregen en gezien wat daar ingeschreven zyn. nu zal ik U Edl. weinig antwoorden. Van dat wat ik zegt, dat ik niet aanraak, degenen die mij niet aanraken, en dat ik niet schiet die mij niet schieten, en dat ik niet eerst den mensch schiet daarvan zult U Edl. gewisse tekenen hebben dat het werkelyk alzoo is. daarvan zyn vele getuiges als zij maar waarheid bemind, en schriftelyk zal U Edl. ook dat krygen, en ik doet het ook alzoo; Maar al de dingen die Gijlieden mij beschuldig, zal U slechts zeggen, de menschen hebben zoo gezegd Ulieden kunnen niet schriftelyke bewyzen geven zoo zeg ik U dl. weêr, gaat uit ik zal U niet schieten als gij mij niet schiet, en hindert Mannassa niet laat hij maar komen, als hij willen met zyn oorlog zoo als U gezegd heeft dat Gij niet Mannasa ophoudt, houdt hem niet op. en ga gij uit. Gij hebt gezeg van de Pastaarts, maar daar is geen een allen die ik hier gebragt hebben zyn ook uit naar Rehoboth zoo was geen een in myn oorlog Allen die niet Witkamschap verstaan zyn uit, en er zyn slechts 2 mannen, maar die waren ook niet in den oorlog. Zoo allen die Witkamschap niet verstand keer ik niet, en allen die Witkamschap verstaan laat ik ook niet uit. Het is nog zoo, zoo als Ulieden weet van mijn staanpunt. Houd al de brieven vast die ik u geven. Zoo ver

Ik groet U

Ik ben Uwen Neef & Capi.

Hendrik Witbooi.

No. 13.