• No results found

2.4 Beschrijving gebouwen

2.4.1.5 Hoofdgebouw en paviljoens

De zuidzijde van het sanatoriumgebouw bestaat uit het hoofdgebouw met pavil- joens. Het hoofdgebouw heeft vier verdiepingen en de twee aangrenzende pa- viljoens drie verdiepingen. De overgang van hoofdgebouw en paviljoens wordt geaccentueerd door twee torens met een naaldspits. De paviljoens hebben aan de uiteinden een afzonderlijk éénlaags gebouw voor klassenverpleging door een gang verbonden met het paviljoen. De totale lengte van hoofdgebouw en paviljoens bedraagt 350 meter.

De centrale ingang van het hoofdgebouw bevindt zich aan de noordzijde van het gebouw (aan de tweede binnenplaats). Verder zijn er twee verbindingsgan- gen die toegang geven tot het hoofdgebouw. De zusters bereikten vanuit het zusterhuis het hoofdgebouw via de westelijke verbindingsgang. Personeel van- uit het economiegebouw kwam met maaltijden en verbandmiddelen het hoofd- gebouw binnen via de oostelijke verbindingsgang. De verbindingsgangen zijn breed, de architecten zeggen hierover: ‘de spijzen worden door middel van electrowagentjes in gamellen door de verbindingsgangen en de liften naar de afdelingskeukens vervoerd. In de spertijden vlak voor de maaltijden blijken de gekozen ruimtematen alleszins nodig te zijn’.180

De maaltijden en materialen werden gedistribueerd naar de afdelingskeukens en magazijnen.

De gevels van de hoofdvleugel zijn sobere bakstenen gevels met een regel- matige vensterindeling. De zuidgevel is verlevendigd met een uitspringend ge- bogen muurvlak ter plaatse van de entreehal. In dit muurvlak zitten glas-in- loodramen, vervaardigd door Marius de Leeuw (zie 2.6.3). De bovenste bouw- laag ligt terug en vormt zo een doorlopende veranda (Afb. 69). Hier zijn aan de zuid- en noordzijde kamers aanwezig voor de lekenverpleegkundigen. De zol-

180

78

Afb. 69. Hoofdgebouw. Zuidzijde met op de bovenste verdieping een veranda en ka- mers voor lekenverpleegkundigen. 2004.181

der heeft aan de zuidzijde dakkapellen met ronde vensters met roedeverdeling. Het tentdak is belegd met pannen.

Op de hoeken van de zuidgevel staan twee vierkante torens, waarvan de bo- venste twee geledingen open zijn. Aanvankelijk was er een ontwerp van een getrapte klokkenmuur met twee klokken boven de hoofdingang (Afb. 70). Op de bovenste verdieping van het hoofdgebouw, aan de zuidzijde, waar de veranda is, bevindt zich de ingangsdeur naar de toren (Afb. 71 a). Er is wat gesteggel geweest met architect A.M. de Rouville de Meux. Hij had opmerkingen over de spits van de torens en de vier kleine dakkapelletjes (Afb. 71 b). De dakkapelle- tjes verdwenen en de spits werd ranker, maar behield zijn hoogte.182

181

(Kempe 2004, foto DSC00621).

182

(C. d. Bever 2013). De Rouville de Meux stuurt de architecten een nieuw voorstel voor de torens. Van Moorsel antwoordt dat zij de torenspits al definitief hebben getekend en dat ze de ijzerwerken voor de torenspitsen al in de maak hebben gegeven. Dus die kunnen niet meer veranderd worden. Brief van Van Moorsel aan De Rouville de Meux, dd.10-06-1952, in ant- woord op zijn brief, dd. 06-06-1952.

79

Afb. 70. Hoofdgebouw. Tekening met boven centrale ingang een extra torentje. Ca. 1949.183

Oost en west van het hoofdgebouw staan de mannen- respectievelijk vrouwen- paviljoens. De paviljoens hebben aan de zuidzijde een getrapte opbouw met op de begane grond een openlucht beddenhal met geknikt betonnen dak en op derde bouwlaag een ligstoelenhal (Afb. 30). De hallen kenden een open opzet. Deze opzet was identiek bij de lagere gebouwen voor de klassenverpleging. De open opzet van deze hallen is bij een renovatie gewijzigd. De gevels van de paviljoens zijn sobere bakstenen gevels, met een regelmatige vensterindeling. De paviljoens zijn bedekt met een schilddak van pannen. De noordgevels zijn verlevendigd met uitspringende gebogen muurvlakken met daarin glas-in-lood

183

80

Afb. 71. Hoofdgebouw. Ingang toren vanuit veranda zuidzijde (links, a, 2004)184 en to- ren met afgewezen spits (rechts, b, 1949)185.

Afb. 72. Hoofgebouw. Noordgevel patiëntenpaviljoens met een uitspringend gebogen muurvlak met daarin glas-in-loodramen. 2015.186

184 (Kempe 2004, foto DSC01340). 185 (Kempe 2004, foto DSC02145). 186 (Karelse 2016, foto G30 012).

81

ramen (Afb. 72). Daarboven zijn ronde vensters ook met glas-in-lood en daar weer boven, op zolder, dakkapellen met ronde vensters.

De terugliggende centrale ingang van het hoofdgebouw bestaat uit een na- tuurstenen arcade met drie natuurstenen gewelven, steunend op twee ronde kolommen (Afb. 73). Bovenin de tufstenen ingangspartij, die doorloopt tot boven de verdieping, trekt een indrukwekkend reliëf van Henri van Haaren de aan- dacht (zie 2.6.1). Bij de ingang vermeldt een gedenksteen de mensen die bij- droegen aan de totstandkoming van het sanatoriumgebouw (Afb. 15 b).

Achter de ingang is de grote entreehal. Een inscriptie vermeldt de eerste- steenlegging op 27 november 1951 door prof. dr. J.E. de Quay (Afb. 14). Een plechtige gebeurtenis, waarbij de eerste steen volgens goed rooms-katholiek gebruik gezegend werd. Aan de westwand van de hal hangt een tegeltableau, dat het sanatoriumgebouw in het gebied weergeeft, en dat vroeger het blad van een tafeltje vormde in het midden van de entreehal (zie 2.6.3).

In het centrale deel van het hoofdgebouw (tussen de torens) waren de op- name en medische diensten gevestigd. Naast de vide van de entreehal was op de eerste verdieping rechts de kamer van de geneesheer-directeur en links de enige operatiekamer (Afb. 16 b).187 Op deze verdieping waren diverse ruimten voor medische diensten en onderzoek. De tweede verdieping bood plaats aan onder andere keukens (Afb. 74). De traphallen aan de uiteinden van het hoofd- gebouw hebben leistenen vloeren en wanden met een bakstenen lambrisering en een plint van geglazuurde bakstenen. De trappen hebben natuurstenen tre- den bekleed met leisteen en sober gedetailleerde traphekken met houten leu- ningen. De bakstenen wand in de traphal is opengewerkt (Afb. 75). De boven- verdieping kent een eenvoudiger afwerking. De trap heeft hier treden van ge- bakken tegels. De liften zijn zodanig gepositioneerd, dat de brancard de lift kon verlaten in de richting waarin hij was binnengekomen, wat aangenamer was voor de patiënt en zorgde voor minder beschadiging van de lift.

Het interieur van de paviljoens bestaat uit een gang in de lengterichting met aanliggende vertrekken. De gangen zijn sober vormgegeven en onderverdeeld

187

(Stadsarchief Breda 2016, nr. 241). Aanvraag bouwvergunning 1951, bestektekening hoofd- gebouw.

82

Afb. 73. Hoofdgebouw. Centrale ingang. 2015.188

Afb. 74. Hoofdgebouw. Keuken. Ca. 1960.189

188

(Karelse 2016, foto G30 001).

189

83

Afb. 75. Hoofdgebouw. Trappenhuis. 2004.190

in segmenten door tudorboogvormige tochtportalen met klapdeuren (Afb. 76). In de oorspronkelijke glasdeuren zijn klokjes geëtst (Afb. 77). Veel van deze porta- len zijn vervangen. De patiëntenkamers hebben een vloerbedekking van linole- um en de ‘natte’ ruimten naadloze, asbest bevattende vloeren.191

In de pavil- joens zijn in de zogenaamde zitjes verschillende voorstellingen uit het dieren en plantenrijk in gebrandschilderd glas-in-lood ramen aangebracht, ontworpen door de Vlaams-Nederlandse schilder Reimond Kimpe (zie 2.6.2). In elk vertrek hing een bronzen kruisbeeld vervaardigd door de beeldhouwer Ernst Voorhoe- ve (zie 2.6.5).

190

(Kempe 2004, foto DSC00130).

191

(Dijkstra, Bever en Moorsel 1955: 15). Waarschijnlijk wordt hier houtgraniet bedoeld, dat bestaat uit magnesiet, magnesiumchloride en water, waaraan asbest werd toegevoegd. Dit mengsel werd in de vorm van een soort specie als naadloze isolerende waterdichte laag op betonvloeren aangebracht. Asbest in Kaart 123-infomil, www.infomil.nl, bezocht 01-12-2015.

84

Afb. 76. Hoofdgebouw. Tudorboogvorm rond lift en tochtportalen. 2004.192

Afb. 77. Hoofdgebouw. Ontwerp klokjes die geëtst zijn in glas van deuren (links a193, rechts b194). 1953. 192 (Kempe 2004, foto DSC00059). 193 (C. d. Bever 2013).

85

Afb. 78. Hoofdgebouw. Buitenaanzicht toren (links, a)195 en binnenaanzicht toren (rechts, b)196. 2004.

De architecten ontwierpen torens om een verticaal accent aan te brengen en om het lange zuidelijke gevelfront te onderbreken. Het onderste gedeelte van de torens bevindt zich binnen de bouwmassa van het hoofdgebouw. Het ge- deelte van de toren dat boven de rest van het gebouw uitsteekt, vertoont vier boogvormige uitsparingen en draagt de kleinere vierkante boventoren, die ver- fraaid is met metselbogen van baksteen en zes hardstenen banden.(Afb. 78). Ook hier zijn boogvormige nissen uitgespaard. De torens zijn bekroond met een leien gedekte, ingesnoerde naaldspits met maasdekking.197 Het bovenste ge- deelte van de spits is van metaal en versierd met een windvaan met een uitge- sneden klokje. In de torens voert een schokbetonnen spiltrap naar boven (Afb. 79).198 194 (Kempe 2004, foto DSC02159). 195 (Kempe 2004, foto DSC00529). 196 (Kempe 2004, foto DSC01336). 197

(Stenvert en Tussenbroek, Inleiding Bouwgeschiedenis, opmeten en onderzoeken van oude gebouwen).

198

Sinds de dertiger jaren stond in Zwijndrecht een fabriek voor schokbeton, die prefab-elemen- ten maakte van beton. Een mengsel van zand, grint en cement werd machinaal geschokt, waar- door een snel uithardingsproces ontstond en geen bekisting meer nodig was.

198

(Kempe 2004, foto DSC00529).

86

Afb. 79. Hoofdgebouw. Trap in torens (links ontwerp, a, 1952)199 en rechts (in werke- lijkheid, b, 2004)200.

Door moderniseringen in het hoofdgebouw, uitgevoerd aan het einde van de twintigste eeuw, is het interieur gewijzigd. De representatieve ruimtes, zoals de voormalige directeurskamer en kantoren, hebben een rijke uitvoering met een houten lambrisering, maar de gebruiksruimten zijn sober. De centrale entreehal heeft thans een verlaagd plafond, dat de glas-in-lood ramen in de zuidgevel doorsnijdt. 199 (Kempe 2004, foto DSC02174). 200 (Kempe 2004, foto DSC01032).

87

2.4.2 Ketelhuis

Het ketelhuis staat aan de noordoostzijde van het sanatoriumgebouw. Het is te bereiken door ellipsvormige paden, paden met speciale krommingen, een huismerk van Bijhouwer.201 Ondergronds is het met talrijke buizen verbonden met het sanatoriumgebouw. Het ketelhuis is opgetrokken uit baksteen op een rechthoekige plattegrond en gedekt met een schilddak van blauwe pannen. Aan de oostzijde staat een hoge schoorsteen (Afb. 80). Rondom sluiten lage vleu- gels met platte daken aan.

In de centrale hal staan de met olie gestookte ketels voor de levering van warm water, de verwarming van de boilers en de stoom voor de keukens (Afb. 81 a).202 Verder zijn hier de watercentrale en de werkplaatsen. De gebouwen en lighallen werden verwarmd door warmwater radiatoren, waarvoor heet water onder druk vanuit het ketelhuis naar de verdeelstations werd gevoerd.

Afb. 80. Ketelhuis. Zuidzijde. 2012.203

201

(Witsenburg 1983).

202

(Dijkstra, Bever en Moorsel 1955: 15).

203

88

Afb. 81. Ketelhuis. Binnenaanzicht. Ketels in centrale hal (links, a)204 en plint met ge- glazuurde bakstenen (rechts, b) 205. 2015.

Afb. 82. Ketelhuis. Binnenaanzicht. Polonceau-spanten (links, a)206 en kamer opzichter (rechts, b)207. 2015. 204 (Karelse 2016, foto G41 003). 205 (Karelse 2016, foto G41 020). 206 (Karelse 2016, foto G41 030). 207 (Karelse 2016, foto G41 011).

89

De centrale hal heeft een lambrisering van gele baksteen met een plint van ge- glazuurde baksteen (Afb. 81 b) en een ijzeren kapconstructie, met Polonceau- spanten en houten gordingen met houten dakbeschot (Afb. 82 a).208 De geel beschilderde spanten staan op een natuurstenen blok. dat op een uitmetseling is geplaatst. Vanuit de kamer van de opzichter, uitgevoerd in ijzer en glas en toegankelijk via een bakstenen trap met ijzeren balustrade, werd toezicht ge- houden (Afb. 82 b).

2.4.3 Transformatorhuisje

Aan de noordwestzijde van het sanatoriumgebouw bij de Galderseweg staat, verscholen in het groen, het vrijstaande transformatorhuisje (Afb. 83). Het rechthoekige gebouw is van baksteen en heeft een schilddak met pannen. De gevels zijn uitgevoerd in sober metselwerk met in de oost- en westgevel een toegang via een gemetseld trapje. Boven de toegang in de noordgevel is een oculus aangebracht voor de ventilatie. In alle gevels zitten boven en onder vier- kante ventilatieopeningen.209 De betonnen dakrand vormt tevens de goot.