• No results found

De Klokkenberg. Vormgeving van een rooms-katholiek sanatorium voor tuberculosepatiënten in Noord-Brabant

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Klokkenberg. Vormgeving van een rooms-katholiek sanatorium voor tuberculosepatiënten in Noord-Brabant"

Copied!
155
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Onderdeel: masterscriptie Docent: Dr. G. Vermeer

Opleiding: Master Kunst- en Cultuurwetenschappen: Kunstgeschiedenis Universiteit van Amsterdam

Datum: 13 juli 2016 Auteur: Marianne Karelse

(3)

DE KLOKKENBERG

Vormgeving van een rooms-katholiek sanatorium

voor tuberculosepatiënten in Noord-Brabant

(4)

Inhoudsopgave

1 Inleiding 1 1.1 Vraagstelling 1 1.2 Tuberculose 2 1.3 Sanatoria 5 1.4 Voorgeschiedenis 11 2 Ensemble 21 2.1 Gebouw en patiënt 21 2.1 Architecten 25 2.1.1 De Bever 25 2.1.2 Van Moorsel 33 2.1.3 Bijhouwer 39

2.2.4 Samenwerking en visie architecten 46

2.3 Plattegrond 50 2.4 Beschrijving gebouwen 55 2.4.1 Sanatoriumgebouw 55 2.4.1.1 Verbindingsgangen 57 2.4.1.2 Kapel 59 2.4.1.3 Zusterhuis 70 2.4.1.4 Economiegebouw 75 2.4.1.5 Hoofdgebouw en paviljoens 77 2.4.2 Ketelhuis 87 2.4.3 Transformatorhuisje 89 2.4.4 Boerderij Sweep 89 2.2.5 Stokerswoning 92 2.4.6 Dokterswoning 92 2.4.7 Boerderij Schoondonck 94 2.5 Beschrijving terrein 97 2.6 Kunstenaars 101 2.6.1 Van Haaren 101 2.6.2 Kimpe 105

(5)

2.6.3 De Leeuw 111 2.6.4 Steenbergen 118 2.6.5 Voorhoeve 122 3 Na opening 127 3.1 Tuberculose voorbij 127 3.2 Gebruik en hergebruik 128 3.3 Toekomst 130 3.4 Monument 133 4 Conclusies 135 Bibliografie 138

(6)

Voorkant

Windvaan met uitgesneden klokje (goudkleurig ingekleurd) aan de metalen spits van een toren van het hoofdgebouw van het sanatorium De Klokkenberg te Breda. Het klokje was het symbool van het sanatorium.

(7)

1

1 Inleiding

1.1 Vraagstelling

Midden in het Brabantse land dichtbij Breda staat een uitgestrekt bakstenen gebouwencomplex in een rustieke, landelijke omgeving, dichtbij een kronkelig riviertje. De drie torens, die de argeloze bezoeker van verre ziet oprijzen, ver-moeden een klooster. Het is echter een tuberculose sanatorium, een zorgge-bouw, dat het grootste en modernste van Nederland moest worden. Bovendien moest het Brabants en rooms-katholiek zijn, een vanzelfsprekende combinatie in Zuid-Nederland.

Al deze eigenschappen bezat het sanatorium De Klokkenberg, maar het ge-noot tevens de twijfelachtige eer het laatste grote sanatorium in Nederland te zijn. De architectonische vormgeving en de artistieke kwaliteit van de monu-mentale kunst verleenden het complex een indrukwekkende uitstraling.

Nu, ruim zestig jaar na de voltooiing, staat het gebouw leeg en is het ontoe-gankelijk door een afgesloten hek rondom het gebouw. Al is het ensemble een rijksmonument, een definitieve herbestemming is er nog niet. Het spannings-veld tussen gebouw, erfgoed en herbestemming krijgt in deze studie extra aan-dacht en richt zich op de volgende vraagstellingen:

- Vlak na de Tweede Wereldoorlog is met grote financiële steun van de be-volking in Noord-Brabant een tuberculose sanatorium gebouwd. Maar hoe groot was de behoefte aan een rooms-katholiek sanatorium voor tuberculosepatiën-ten in Noord-Brabant?

- Het sanatorium moest moderne zorg bieden aan 500 tuberculose patiën-ten. De patiënt en zijn verzorging moesten centraal staan. Hoe is dit sanatorium vanuit de functie architectonisch vormgegeven en artistiek verfraaid? Hoe heb-ben de architecten hun bouwkundige principes gerealiseerd?

- De Brabantse oprichters waren van rooms-katholieke huize en vonden het belangrijk om hun achtergrond te herkennen in het sanatorium. Hoe is het Bra-bantse en rooms-katholieke karakter gewaarborgd?

(8)

2

- Het sanatorium staat thans (2016) leeg en wacht op een nieuwe bestem-ming. Wat zijn de bijzondere kwaliteiten van het complex, die bij een herbe-stemming behouden dienen te worden?

1.2 Tuberculose

Tuberculose is een infectieziekte die in het hele lichaam kan voorkomen, maar in de praktijk tast zij vooral de longen aan. De infectie ontstaat door een kleine bacterie (Mycobacterium tuberculosis, tuberkelbacil), die in de luchtwegen te-rechtkomt, zich daar nestelt, zich vermeerdert en een bolletje, een tuberkel, vormt (Afb. 1 a). Dit knobbeltje is de ontsteking. Een groep van deze knobbel-tjes vormt dood weefsel in het midden en daar kan een holte ontstaan. De hol-tes vallen waar te nemen op bijvoorbeeld een röntgenfoto. Indien er veel dood weefsel ontstaat, doet dit zich voor als een grauwwitte, korrelige massa, enigs-zins gelijkend op Zwitserse kaas. Men spreekt dan ook van verkazing. (Afb. 1 b).

Er bestaat een ernstige vorm van ‘open’ tuberculose waarbij de patiënt slijm en speeksel ophoest, waarin zich tuberkelbacillen bevinden. Die komen in klei-ne druppeltjes water in de lucht. Andere mensen kunklei-nen deze druppeltjes in-ademen en besmet raken. Bij slechts een klein percentage (10%) van deze mensen ontwikkelt zich de ziekte. De anderen zijn wel besmet, maar hun af-weer is voldoende om de bacterie de baas te blijven. De bacterie gaat niet weg,

Afb. 1. Tuberculose in beeld. Links (a) cultuur van tuberkelbacil1 en rechts (b) verka-zend weefsel in longen van tuberculosepatiënten.2

1

http://phil.cdc.gov/phil/details.asp?pid=4428, bezocht 02-02-2016.

(9)

3

maar gaat ‘sluimeren’. Ze raakt ingekapseld en gaat pas weer ziekmakend wor-den als de weerstand van de patiënt verminderd. Daarom leefde vroeger ook wel de gedachte dat armoede de ziekte kon veroorzaken. Indien veel mensen in een benauwd kamertje samenwonen en hoesten, treft de tuberkelbacterie in-derdaad een ideale voedingsbodem om andere mensen te besmetten en ziek te maken.

De symptomen van tuberculose zijn langdurig hoesten en zelfs bloed en etter opgeven, koorts en gewichtsverlies, maar ook pijn bij hoesten en ademen ko-men voor. Als de tuberkels in andere organen zitten spreken we bijvoorbeeld van nier-, gewrichts- of hersentuberculose. Hersenvliesontsteking door tubercu-lose kan een dodelijke afloop hebben.

Tuberculose is al eeuwenlang bekend. Hippocrates maakte al melding van de ziekte, die hij ‘phthisis’ (wegteren) noemde.3

Er bestond aanvankelijk geen behandeling voor. De soms als de witte pest aangeduide ziekte overkwam de mens (Afb. 2). Daarnaast waren namen als de tering, de witte dood, de pleuris, de witte plaag in omloop. Men dacht dat het een levenslot betrof, dat vooral ge-voelige en kunstzinnige mensen trof. Talloze kunstenaars, schrijvers (onder andere Franz Kafka, Thomas Mann, de drie gezusters Brontë en Albert Camus) en musici (onder andere Igor Stravinsky en Giuseppe Verdi) leden er aan. De ziekte beëindigde vaak ook hun leven. Door gebrek aan kennis ontstond rond 1900 het beeld dat de ‘tering’ een romantische modeziekte was met als beeld de wegterende kunstenaar. Alexandre Dumas schreef in zijn memoires dat ie-dereen die meetelde in de literatuur teringachtig was: ‘het behoorde tot de goe-de vorm om na elke hevige emotie wat bloed op te geven’.4

George Bodington merkte in 1840 al op dat de ziekte op het platteland veel minder voorkwam dan in de steden. Hij adviseerde een ziekenhuis met schone frisse lucht, staande in een droog vriezend klimaat. Daardoor kwam bijvoor-beeld het Zwitserse Davos in de schijnwerpers. Doel van het tuberculose sana-torium was klimaat in gebouwde vorm aan te bieden. Daarmee gaat dit type ziekenhuis terug naar de oorsprong van het algemene ziekenhuis, dat aan het 2

http://www.ronaldschulte.nl/longtuberculose.html, bezocht 31-01-2016. Rechts op de afbeel-ding verkazend necrotisch weefsel.

3

(Frith 2014).

4

http://www.npogeschiedenis.nl/andere-tijden/afleveringen/2009-2010/De-tering-overwonnen.html, bezocht 04-01-2016.

(10)

4

Afb. 2. Cristobal Rojas. La miseria. 1886. Olieverf op canvas. 180,4 x 221,4. Foto: Car-racas, Venezuela, Galeria de Arte Nacional.5

einde van de achttiende eeuw naar voren kwam als een

luchtverversingsma-chine.6

Toen Koch in 1882 ontdekte dat het om de besmettelijk tuberkelbacil ging en dat die bacil in de longen van patiënten een geweldige besmettingsbron kon vormen, ontstonden er sanatoria met als doel de patiënt te isoleren (Afb. 3). Medici dachten in die tijd, dat behalve rust, reinheid, regelmaat en gezonde voeding, ook isolatie deel uitmaakte van de behandeling. Zo ontstond in 1854 het eerste tuberculose sanatorium in Görbersdorf in Duitsland (nu Sokołowsko in Polen). In de tijd dat Koch zijn ontdekking deed werd eigenlijk iedereen be-smet, maar de meeste mensen genazen van de eerste besmetting zonder ziek te worden. Daarna genoten ze bescherming door hun verworven immuniteit. Wel hadden ze vaak in hun longen of elders in hun lichaam nog diep

5

Dit schilderij van Cristobal Rojas, zelf lijdend aan tuberculose, geeft treffend de sociale aspec-ten van tuberculose aan het einde van de negentiende eeuw weer.

6

(11)

5

selde levende tuberkelbacillen, die bij een ernstige vermindering van de weer-stand gereactiveerd konden worden. Dit gebeurde in de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld. Waarschijnlijk besmetten dragers elkaar bij gedwongen evacua-ties in volgepakte treinen en in de rij voor de gaarkeukens. Mensen zaten op-eengepakt in bedompte kleine ruimten, doordat hun eigen huizen kapotgescho-ten waren, of doordat zij moeskapotgescho-ten onderduiken. In Nederland alleen al kwamen duizenden nieuwe patiënten in aanmerking voor behandeling. Die bestond vooral nog uit isolatie, goede verzorging, optimale voeding en goede accommo-datie. Meer mogelijkheden waren er niet, of waren door de oorlogsomstandig-heden nog onbekend in Nederland. Hierdoor ontstond er een groot gebrek aan sanatoria. De Klokkenberg voldeed dus aan een grote behoefte. Kort na de Tweede Wereldoorlog besefte de overheid dat tuberculose een grootschalige aanpak vereiste. Het boekje Volksvijand nummer 1. TBC de sluipmoordenaar pleit voor meer röntgenonderzoek, het liefst onder de gehele Nederlandse be-volking.7

1.3 Sanatoria

De term sanatorium duidt, letterlijk, op een gebouw dat gezond maakt. Sinds het laatste kwart van de negentiende eeuw diende het in de gezondheidszorg voor verschillende typen patiënten. Binnen de psychiatrie verrezen sanatoria voor chronisch psychiatrische patiënten. Ook voor tuberculosepatiënten nam de medische wereld zijn toevlucht tot sanatoria.8

De besmettelijkheid van tuberculose noodzaakte tot isolering van de patiën-ten, wat leidde tot het stichten van sanatoria, waar patiënten met rust, goede voeding en frisse lucht, apart van de gezonde bevolking, verpleging genoten. Het eerste sanatorium in Nederland kwam in 1898 tot stand in Heiloo.9 Overal in de westerse wereld werden soortgelijke instellingen gebouwd, soms ook door

7

(Sacksioni 1946).

8

(Mens en Wagenaar, Architectuur voor de gezondheidszorg in Nederland 2010: 41).

9

(Berichten 1895) https://www.ntvg.nl/system/files/publications/1895110480004a.pdf, bezocht 17-11-2015. Onder het kopje ‘Nieuw sanatorium’: Te Heiloo zal op de fraaie buitenplaats ‘Het huis Overweg’ een inrichting voor zieken en herstellenden worden geopend.

(12)

6

Afb. 3. Tijdsbalk tuberculose.

1854 Brehmersche Heilanstalt für Lungenkranke (‘Grünwald’ Sanatorium) in Görbersdorf in Duitsland (nu Sokołowsko in Polen).

1882 Robert Koch ontdekt dat de tuberkelbacterie besmettelijk is.

1896 Canada: eerste sanatorium in Gravenhurst, Ontario (Muskoka Cottage Sanatorium, huisjesstijl). Architecten: Miller en Dick.

1898 Nederland: eerste sanatorium te Heiloo (Huis Overweg).

1910 Waverly Hills Sanatorium, Louisville, Kentucky, Verenigde Staten van Amerika. Architect: Gaffney.

1925 Zonnegloren te Soest (protestants-christelijk). Architect: Mertens. 1928 Zonnestraal te Hilversum (algemeen, diamantslijpers). Architecten: Duiker en Bijvoet.

1933 Berg en Bosch te Bilthoven (rooms-katholiek). Architecten: Koldewey en Van Moorsel.

1933 Paimio in Finland. Architect: Alto.

1944 Streptomycine, begin antibiotica behandeling tuberculose.

1952 Isoniazide; met diverse andere antibiotica is tuberculose te genezen. 1953 De Klokkenberg te Breda (rooms-katholiek). Architecten: De Bever en Van Moorsel.

1969 Sluiting van de tuberculose afdeling van De Klokkenberg. 1970 Geen tuberculose meer, sanatoria krijgen een herbestemming.

1982 Eerste Wereldtuberculosedag, onder meer gesponsord door de WHO. 2012 India onderzoekt onbehandelbare tuberculose.

(13)

7

Afb. 4. Paimio sanatorium (Finland). 1932. Rechts het originele plan van architect Alva-ro Alto.10

bekende architecten. Architectonisch bekende sanatoria zijn dat in Paimio in Finland met als architect Alvaro Alto (1933) (Afb. 4) en dat in Louisville in de Verenigde Staten (Waverly Hills Sanatorium) met als architect James Gaffney (1910).

In de jaren dertig van de vorige eeuw die zich kenmerkten door een diepe economische crisis, kwam er een stroomversnelling in de bouw van sanatoria, ook in de diverse provincies in Nederland. Voorbeelden zijn Zonnestraal in Hil-versum (1928, architecten J. Duiker en B. Bijvoet) en Berg en Bosch in Biltho-ven (1933, architecten B.J. Koldewey en C.M. van Moorsel). Door de sterke verzuiling van Nederland in die tijd hadden veel kerkgenootschappen en andere bevolkingsgroepen hun eigen sanatoria. Er kwam daarvoor geen geld van de overheid. De kerken en bevolkingsgroepen verzamelden op alle mogelijke ma-nieren geld in. De diamantslijpers hadden een Koperen Stelenfonds, dat geld verwierf door diamantslijpsel op te schonen. Dat kwam ten goede aan Zonne-straal. Berg en Bosch werd gebouwd in opdracht van Herwonnen Levenskracht, een dochterinstelling van het Katholieke Werklieden Verbond (Katholieke Ar-beiders Beweging). De ministad Madurodam (architect S.J. Bouma) bij Den Haag (1952) diende om geld in te zamelen voor het studentensanatorium in Laren (opening sanatorium 1947, architect J. van der Linden).

10

(14)

8

Afb. 5. De kapel is gezichtsbepalend voor een rooms-katholiek sanatorium. Links (a) de kapel in Berg en Bosch (1936)11 en rechts (b) de kapel in De Klokkenberg (ca. 1956).12

Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen tussen de bouw van de sanatoria voor tuberculose van de uiteenlopende bevolkingsgroepen en geestelijke stro-mingen in de vorige eeuw? Allereerst stond er bij de rooms-katholieke instellin-gen standaard een imponerende kerk met klooster. Zowel in Berg en Bosch als in De Klokkenberg voert de hoofdweg daar rechtstreeks naar toe (Afb. 5). In beide sanatoria staat aan het einde van de oprijlaan, op de hoofdas, de ge-zichtsbepalende kapel.

Een corridor of tussenlid verbindt de kapel van Berg en Bosch, een zaalkerk, aan de noordoostzijde met het zusterhuis.13 Net als in Breda verkeert de kapel in originele staat. Het interieur vertoont een rijke versiering met onder andere glas-in-loodramen.14 In De Klokkenberg kent de kapel daarentegen binnen en buiten een sobere, strenge afwerking. Hoewel de kapellen verschillend zijn, ver-tonen ze beide kenmerken van de Delftse School en gaat het in beide sanatoria om een ‘Gesamtbauwerk’.

11

www.geheugenvannederland.nl, foto 1001425 (1936), Wiel van der Randen, Spaarnestad Photo, bezocht 03-05-2016.

12

http://www.klokkenberg.nl/, bezocht 03-05-2016.

13

De kapel heeft in geel (sintel)steen uitgevoerde gevels. De flauw hellende zadel- en les-senaarsdaken hebben overstekende dakschilden die met rode pannen zijn gedekt. Rechts van de middenas bevindt zich een open klokkentoren met in de top een spitsboogvormige uitspa-ring, waarin een klok is bevestigd. Op de puntvormige bekroning is een smeedijzeren kruis be-vestigd.

14

Henri Jonas vervaardigde de glas-in-loodramen: een rondvenster boven de ingang, voorstel-lende Jezus met zijn discipelen op het woelige meer van Galilea, en een driehoekvormig raam boven het altaar, voorstellende Jezus die zijn hart in zijn borst toont (Heilig Hart).

(15)

9

Afb. 6. Contrasten in hoofdgebouwen van Zonnestraal, licht en ijl (links, a, na 1928)15 en van De Klokkenberg, zwaar en robuust (rechts, b, ca. 1958)16.

Het hoofdgebouw van De Klokkenberg en het hoofdgebouw van Zonnestraal in Hilversum verschillen wezenlijk van elkaar in hun uitgangspunten (Afb. 6). Het hoofdgebouw van de Klokkenberg is zwaar en robuust; dat van Zonnestraal in Hilversum oogt fragiel, licht en ijl en lijkt zeer functioneel en gemaakt – volgens de architect - voor de relatief korte termijn dat tuberculose nog niet overwonnen was door de voortschrijdende medische ontwikkelingen. Zonnestraal in Hilver-sum verrees in een jaar, bij De Klokkenberg duurde de bouw vier jaar. De te-genstelling tussen het Nieuwe Bouwen van Zonnestraal met zijn open wanden en vrije plattegrond en de monumentale opzet van De Klokkenberg volgens de uitgangspunten van de Delftse School, is levensgroot.

De paviljoens voor de patiënten hadden, ondanks de enorme verschillen in architectuur, ongeveer dezelfde indeling met dezelfde mogelijkheden. Het be-treft in alle gevallen op de zonzijde gerichte paviljoens met veel ramen, die open konden om frisse lucht toe te laten. In Berg en Bosch konden de patiënten volop in de buitenlucht liggen, doordat de gehele wand van de paviljoens open kon. De paviljoenen stonden in Berg en Bosch los van elkaar, verspreid over het terrein. De Klokkenberg beschikte over langgerekte paviljoens, die met el-kaar in verbinding stonden in een grote vleugel. De Klokkenberg beschikte op de bovenverdieping over een open ligstoelenhal en op de eerste verdieping konden de bedden naar buiten gereden worden. Een mooi voorbeeld van de paviljoenstructuur zien we in Waverly Hills in de Verenigde Staten, waarin de

15

www.npogeschiedenis.nl, bezocht 25-01-2016.

16

(Stadsarchief Breda 2016, foto 20110362).

(16)

10

Afb. 7. Patiënten met tuberculose in open ziekenzalen om blootgesteld te worden aan frisse lucht en zon. De foto is genomen in het Waverly Hills Sanatorium. Ca. 1930.17

patiënten naast elkaar in lange rijen lagen om volop van frisse lucht en zon te genieten (Afb. 7).

Zonnestraal in Hilversum kende kleinere bouwvolumes met kleinere patiën-tenzalen, maar ook hier verbleven de patiënten badend in het licht met veel mogelijkheden voor buitenlucht. Ondanks het grote verschil in opzet vertoonden de paviljoens van Zonnestraal en De Klokkenberg in dit opzicht grote overeen-komst. Ze waren erop gericht de patiënten frisse lucht en zon te bieden zodra deze maar wilde schijnen. Alle grote sanatoria waren gesitueerd in een uitge-strekte bosrijke omgeving, waarbij De Klokkenberg de patiënten tevens aange-name vergezichten bood, mogelijk gemaakt door de gemeenschappelijke in-spanning van de architecten De Bever en Van Moorsel, de tuinarchitect Bijhou-wer en de geneesheer-directeur Dijkstra.

Er bestonden meerdere overeenkomsten tussen Berg en Bosch en De Klok-kenberg. Berg en Bosch was eerder op een andere plaats gevestigd, namelijk in Apeldoorn bij de villa Berg en Bosch. De Klokkenberg begon in Tilburg en

17

(17)

11

verhuisde naar Breda. Ook in Berg en Bosch stond een rustige tuin en parkom-geving hoog op de verlanglijst van de oprichters. De tuinarchitect Otto Schultz leverde de ontwerpen in Berg en Bosch. Hier verzorgden de Zusters Dominica-nessen de verpleging, in De Klokkenberg deden de FranciscaDominica-nessen dat. Maar er bestonden ook verschillen tussen Berg en Bosch en De Klokkenberg. De verschillende gebouwen in Berg en Bosch stonden los van elkaar als in Zonne-straal, terwijl in De Klokkenberg de gebouwen inclusief de kapel, door brede verbindingsgangen een samenhangend, bijna ommuurd complex vormden. De-ze samenhang vestigde extra de aandacht op het De-zelfverzorgende en naar bin-nen gekeerde karakter van het gehele complex.

Niet rooms-katholieke sanatoria hadden door de afwezigheid van een kapel en een klooster een andere opzet en structuur. In het protestants-christelijke Zonnegloren te Soestduinen was weliswaar geen klooster, maar er werkten di-aconessen in de verpleging.18 De meeste diaconessen woonden intern of op het terrein van het sanatorium.

In De Klokkenberg, zowel op de locatie Tilburg als in Breda, vonden ook operaties plaats. Aanvankelijk pasten de artsen met opzet een pneumothorax toe, waardoor het zieke deel van de long in elkaar zakte en de holtes makkelij-ker konden genezen. Later gingen ze over op longkwabresecties, waarbij ze het zieke stuk long eruit sneden.19

1.4 Voorgeschiedenis

Honderd jaar geleden was tuberculose volksziekte nummer één.20 Net voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog ging het aantal lijders aan de ziekte schrikba-rend omhoog. Er was geen plaats in sanatoria en zo besmetten de nieuwe pati-enten hun omgeving. Dat was ook het geval in Noord-Brabant.

In 1942 kwam de Brabantse sanatoriumcommissie, waarin een notaris en een aantal huisartsen uit Brabant zitting hadden, bijeen met vertegenwoordigers van de Tilburgsche Veereniging tot bestrijding der Tuberculose. Zij concludeer-den dat er snel een sanatorium moest komen. Drie zaken waren nodig: een

18

Een diacones is een protestantse verpleegster die de verpleging als liefdewerk verricht. De diaconessenhuizen zijn de ziekenhuizen waar diaconessen werkzaam waren. Dit verschijnsel is afkomstig uit Duitsland, waar het in 1836 door Theodor Fliedner werd ingesteld.

19

(Avendonk en Dirven 1983: 23).

20

(18)

12

rein, geld en een congregatie om de nodige zusters te leveren. Het grootste probleem vormde het vinden van een geschikt terrein.21 De noodzaak voor een nieuw sanatorium was groot. Er kwamen dagelijks tuberculoselijders bij.22

In 1943 werd de stichting Sanatorium De Klokkenberg opgericht. In overleg met de Brabantse bisschoppen Mgr. Mutsaers en Mgr. Hopmans werd besloten aan de stichting, voorlopig althans, wegens de oorlogsomstandigheden niet het predicaat rooms-katholiek toe te voegen. Zelfs werd het beter geacht dat geen geestelijke in het bestuur zitting zou nemen, wat aanvankelijk natuurlijk wel de bedoeling was. Al in april 1945, Noord-Brabant was toen al grotendeels bevrijd, achtte het bestuur de omstandigheden zover gewijzigd dat men ‘naast de in-wendige katholieke structuur ook officieel het katholieke kenteeken’ aan de stichting wenste te verbinden.23

Tijdens de oprichtingsvergadering in 1943 namen de bestuursleden zich voor door persoonlijke bezoeken 10.000 gulden bij elkaar te brengen. Er kwam een veel groter bedrag. Met name de Tilburgse industrie liet zich niet onbetuigd, mede doordat het sanatorium volgens de toenmalige plannen in Tilburg zou komen. Het geld diende onder meer voor het laten maken van een ontwerp.24

In 1945 kwam er een noodvoorziening tot stand in de Mariahof aan de Bre-daseweg te Tilburg met als aanvullende behuizing Zweedse barakken.25 Deze waren aangekocht door het rijk. Hierin was plaats voor 400 bedden, maar de behoefte was veel groter. In de Mariahof bestond een aparte klassenafdeling die voor de helft plaats bood aan priesters en priesterstudenten. Volgens een van de zusters golden deze patiënten als de ‘heren’ tussen de mannen.26

Dit noodsanatorium droeg al de naam De Klokkenberg. Over de keuze van de naam doen een aantal verhalen de ronde. Het meest waarschijnlijke is dat de naam komt van een gehucht Clockenberg.27 Dat wordt al in 1504 genoemd en lag feitelijk kilometers van het noodsanatorium af. De oprichters vonden de naam sympathiek klinken en zo bleef deze. In meerdere logo’s werden klokken verwerkt. Voor het noodsanatorium in Tilburg werd in 1945 een echte klok ge-

21

(Stadsarchief Breda 2016, nr. 33), kort verslag vergadering dd. 12-03-1942.

22 (Avendonk en Dirven 1983: 20). 23 (Avendonk en Dirven 1983: 8). 24 (Avendonk en Dirven 1983: 9). 25 (Avendonk en Dirven 1983: 10). 26 (Avendonk en Dirven 1983: 21). 27 (Avendonk en Dirven 1983: 7).

(19)

13

Afb. 8. Klok gegoten voor het noodsanatorium in Tilburg (1945). Later is deze klok ver-werkt in een monument dat aangeboden is door de personeelsvereniging van De Klokkenberg bij het vijfentwintigjarig jubileum van het sanatorium (links, a). Dit mo-nument staat (thans (2016) ingepakt) voor de kapel aan de noordzijde.28 De tekst op het klokje is te zien rechts (b).29

goten, maar uiteraard niet als toespeling op de naam.30 Deze klok draagt als opschrift:

Als eene klokke Roeland Luid ik in grooten nood Edele Brabant were di Tegen den Witten Dood.

Deze klok is verwerkt in een monument dat door het personeel bij het vijfentwin-tigjarig jubileum werd aangeboden (Afb. 8).

In 1946 raakte de Eindhovense rooms-katholieke architect De Bever bij de bouw betrokken. Uit deze tijd bestaat ook de ongedateerde ruwe schets op een A4 blocnotevel, waarin zijn ideeën over het toekomstige sanatorium vorm kre-gen (Afb. 9 a). Vanwege de gelijkenis zou deze schets geïnspireerd kunnen zijn

28

(Kempe 2004, foto DSC00022).

29

(Kempe 2004, foto DSC01244, fragment).

30

(Avendonk en Dirven 1983: 8).

(20)

14

Afb. 9. Cees de Bever. Vroege schets van het sanatoriumgebouw. Ca. 1946 (links, a).31 Ter vergelijking het ontwerp van Leroy en Viel voor Hôtel Dieu te Parijs uit 1774 (rechts, b).32

op het ontwerp van Leroy en Viel voor Hôtel Dieu te Parijs uit 1774 (Afb. 9 b). In dit niet gerealiseerde ontwerp van Leroy en Viel was voor het eerst de pavil-joenstructuur zichtbaar. Ook het werkelijk als eerste gebouwde ziekenhuis met een paviljoenstructuur, Hôpital Lariboisière van M.P. Gauthier (1854), en het latere in 1878 gereedgekomen Hôtel Dieu van G. Gilbert kunnen als voorbeeld gediend hebben.33 Als we de plattegrond bestuderen van het Altes Allgemeines Krankenhaus in Wenen (uit 1784) zien we hier duidelijk de carréstructuur en de verbindingsgangen, die De Bever mogelijk als voorbeeld dienden: een groot ziekenhuis, afgesloten van de buitenwereld, maar door verbindingsgangen een samenhangend geheel (Afb. 10).

31 (C. d. Bever 2013). 32 (Wagenaar 2006: 30). 33 (Wagenaar 2006: 29-33).

(21)

15

Afb. 10. Josef en Peter Schafer. Altes AKH in Wien. 1784. Kolorierte Stich. Het Allge-meines Krankenhaus te Wenen. Een voorbeeld van een ziekenhuis met een carré-structuur en verbindingsgangen.34

In 1945 schonk Charles Stulemeijer, oprichter en directeur van de Hollandsche Kunstzijde Industrie,35 het terrein Toxandria onder Molenschot aan de stichting De Klokkenberg voor de nieuwbouw. Maar was dit een ideale plaats? Het ter-rein lag vlak bij het vliegveld Gilze-Rijen dat uitbreidingsplannen had, en het was te klein in de ogen van de vestigingscommissie. Toen ook de geneesheer-directeur bezwaren uitte over de geïsoleerde ligging, werd van dit terrein afge-zien36 en zocht men verder.37 Er werd een vestigingsrapport opgesteld en een

34

(Gall 1965:96), https://commons.wikimedia.org/wiki/File:AAKH-1784.jpg, bezocht 02-02-2016.

35

De Hollandse Kunstzijde Industrie is later overgenomen door ENKA, een van de pijlers van het latere AKZO concern. De fabriek in Breda is in 1982 gesloten.

36

Het terrein kwam weer terug bij de eigenaar. Echter diens vrouw Ester Evrard overleed en haar uitdrukkelijke wens was dat de revenuen van het perceel bestemd werden voor sociale doeleinden met name met betrekking tot de tuberculosebestrijding. Stulemeijer eerbiedigde haar wens en het Esther Evrard Fonds werd opgericht. Dit fonds heeft ten doel alle zorg voor zover deze wordt verleend door de stichting RK Sanatorium De Klokkenberg, te ondersteunen. De gelden werden gebruikt voor onderzoeksactiviteiten en voor voorzieningen die niet uit de verpleegprijs te financieren waren.

37

(22)

16

Afb. 11. De mal (oranje) van het te bouwen sanatorium De Klokkenberg, getekend op het terrein Toxandria te Molenschot ten oosten van Breda. Ca. 1949.38

commissie samengesteld, die advies moest geven over de locatiei. Architect De Bever maakte deel uit van deze commissie. De commissie onderwierp verschil-lende terreinen in het centrale deel van Noord-Brabant aan een nader onder-zoek.39 Van al deze terreinen werd een situatieschets gemaakt op een kadas-trale ondergrond en op een topografische kaart.40 Een maquette op schaal kon op al deze schetsen worden geplaatst (Afb. 11). Uiteindelijk viel de keuze op een 45 hectare groot terrein bij het riviertje de Mark aan de Galderseweg dicht-bij het Mastbos te Breda (Afb. 12). Het bekoorde door het ‘pastorale’ uitzicht op de oude boerderij Schoondonck.

Vanaf de oprichting heeft de stichting De Klokkenberg zich ingespannen om de benodigde financiën rond te krijgen. Al in 1945 was besloten een 1 miljoen fonds op te richten. Het bestuur daarvan richtte zich met een manifest tot het Brabantse volk.41 In het comité van aanbeveling zaten onder anderen de bis-schoppen van Den Bosch en Breda, de burgemeesters van Eindhoven, Hel-mond, Tilburg en Breda en de industriëlen Philips, Kersten en Fentener van

38 (C. d. Bever 2013). 39 (Avendonk en Dirven 1983: 33-34). 40 (C. d. Bever 2013).

41 ‘Uw sociale gevoelens en Uw liefde kennend voor den zieken evenmensch durven wij nu een

vrijmoedig beroep te doen op Uw edelmoedigheid om hier spontaan te helpen, omdat met Uw bijdrage erger rampen voorkomen kunnen worden’. (Avendonk en Dirven 1983: 42).

(23)

17

Afb. 12. De mal (rood) van het te bouwen sanatorium De Klokkenberg, getekend op het terrein aan de Galderseweg bij het riviertje de Mark (blauw) ten zuiden van Breda. Ca. 1949. Op de as van het gebouw richting het riviertje ligt ongeveer halverwege boerderij Schoondonck.42

Vlissingen. De bevolking ging aan de slag om met wielerwedstrijden, spaarkaar-ten, toneeluitvoeringen, duivenvluchten en een loterij geld bij elkaar te brengen. In 1950 overschreed het totaalbedrag reeds ruimschoots het aanvankelijke streefbedrag van 1 miljoen. Daarnaast werden obligaties uitgegeven (Afb. 13). Verder sloot de stichting leningen af, waaronder een met Rijksgarantie.43 In 1950 was de benodigde 10 miljoen gulden bijeengebracht.44

In 1951 gaf de gemeente Breda de bouwvergunning af. De Rijksgoedkeuring van het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting volgde kort daarop.45 Voorafgaand daaraan werd vanuit Den Haag verzocht of er geen goedkope noodoplossing voor de kapel gevonden zou kunnen worden. Daarop antwoord-de antwoord-de secretaris van het bestuur dr. A.J.H. Van antwoord-der Werf dat een kapel een zo

42

(C. d. Bever 2013). Kadastrale gegevens: gemeente Breda (Ginneken), sectie H, nr. 219-220-651-1797-1798-1799-1800-1830. (Stadsarchief Breda 2016, nr. 241).

43

Onderhandse 40-jarige lening van 3,5% voor een bedrag van 2,5 miljoen gulden bij de Rijks-verzekeringsbank en een lening van een bedrag van 3,93 miljoen gulden, waarvoor het Rijk de verplichting op zich nam jaarlijks de rente en aflossing te betalen.

44

(Avendonk en Dirven 1983: 39).

45

(24)

18

Afb. 13. Obligatie uitgegeven ter financiering van de bouw van De Klokkenberg. 1950. Het betrof een 4% 40-jarige obligatielening ter grootte van 2,5 miljoen gulden.46

essentieel onderdeel van een katholiek sanatorium vormde, dat een plan zon-der dat door het bestuur onacceptabel was.47

Na een onderhandse aanbesteding werd de bouw gegund aan de Internatio-nale Gewapend-beton Bouw (IGB) te Breda, voorheen de firma F. J. Stulemeij-er (opgStulemeij-ericht 1898).48 In 1951 vond de eerstesteenlegging plaats, verricht door prof. dr. J.E. de Quay, commissaris van de Koningin in Noord-Brabant (Afb. 14 a). Achter de eerste steen werd een oorkonde gemetseld (Afb. 14 b).49 Tijdens deze plechtigheid kwam al de minder rooskleurige toekomst van het sanatorium aan de orde met het vooruitzicht van steeds minder patiënten.50 Half december 1953 arriveerden de patiënten en die kregen de eerste dag een feestmenu:

46 http://scriptophilie.vdbic.nl/Sanatorium_Klokkenberg.jpeg, bezocht 29-01-2016. 47 (Avendonk en Dirven 1983: 38). 48

(Stadsarchief Breda 2016, nr. 241). Verslag aanbesteding, laagste inschrijving 4.869.000 gulden.

49

(Avendonk en Dirven 1983: 44-46).

50‘Dit gebouw wordt gebouwd om zichzelf overbodig te maken’ en ‘We leggen hier de eerste

steen voor een gebouw, dat nu al te groot is’. (Stadsarchief Breda 2016, nr. 314), Personeels-blad Klokslag, jaargang 13, mei 1993, p. 9.

(25)

19

Afb. 14. Gedenksteen van de eerste steenlegging door prof. dr. J.E. de Quay, commis-saris van de Koningin in Noord-Brabant (27 november 1951), aanwezig in de hal van het hoofdgebouw (links, a)51 en de oorkonde aanwezig achter de eerste steen (rechts, b)52.

erwtensoep met als nagerecht een bordje pap en een sinaasappel.53 De minis-ter van Sociale Zaken en Volksgezondheid, J.G. Suurhoff, zinspeelde ook op de onzekere toekomst van het sanatorium tijdens de officiële opening op 29 juni 1954.54 Twee weken daarvoor vond de consecratie van de kapel plaats door Mgr. J. Baeten, bisschop van Breda, dat na afloop op een Brabantse wijze ge-vierd werd (Afb. 15 a). Bij de ingang van het hoofdgebouw is een gedenksteen aanwezig met een ‘colofon’ van het sanatoriumgebouw (Afb. 15 b).

51 (Karelse 2016, foto G31 003). 52 (Avendonk en Dirven 1983: 46). 53 (Avendonk en Dirven 1983: 49).

54‘Bij het uitspreken, mijnheer de voorzitter, van de wens, dat deze inrichting tot in lengte van

dagen – in welke vorm dan ook – de volksgezondheid in de zuidelijke provincies zal mogen dienen, verklaar ik “De Klokkenberg” gaarne officieel geopend’. (Avendonk en Dirven 1982: 50).

(26)

20

Afb. 15. Het menu van het diner tijdens de consecratie van de kapel op 13 juni 1954 (links, a)55 en het ‘colofon’ van het sanatorium op een gedenksteen bij de ingang van het hoofdgebouw van het sanatoriumgebouw (rechts, b)56.

55 (C. d. Bever 2013). 56 (Karelse 2016, foto G30 005).

(27)

21

2 Ensemble

De architecten en de betrokken kunstenaars ontwierpen het complex als een stedenbouwkundig en artistiek samenhangend geheel. Dit doet recht aan het idee van een Gesamtbauwerk, waar de architecten voorstander van waren. Ook de landschapsarchitect Bijhouwer leverde hieraan een belangrijke bijdrage met zijn rationele parkaanleg.57

Het ensemble bestaat uit het eigenlijke sanatoriumgebouw met kapel, zus-terhuis, economiegebouw en hoofdgebouw met patiëntenpaviljoens, en daar-naast uit het ketelhuis, het transformatorhuisje, de stokerswoning, de dokters-woning en twee reeds bestaande boerderijen. Ook het aangelegde landschaps-park vormde, zoals gezegd, een integraal onderdeel van het ensemble.

De oorspronkelijke situatie van de gebouwen staat weergegeven in de bouw- en bestektekeningen die meegingen bij de aanvraag van de bouwvergunning aan de gemeente Breda in 1949.58 Tevens bestaan van het gebouwencomplex een groot aantal foto’s in de oorspronkelijke toestand. In de hieronder volgende beschrijving vormt deze toestand het uitgangspunt.

2.1 Gebouw en patiënt

De eerste geneesheer-directeur van het sanatorium, de heer C. Dijkstra, had als assistent-longarts ervaring opgedaan in het sanatorium Berg en Bosch te Bilthoven. Hij werkte al in Brabant als longarts toen hij als medisch hoofd werd gevraagd en benoemd in de Mariahof in Tilburg, mede op grond van zijn ‘princi-pieel’ katholieke overtuiging.59

Hij werd benoemd op 10 februari 1945. Vanaf het begin heeft hij de besprekingen over het terrein en de uitvoering van het sana-torium bijgewoond.

De situering vond Dijkstra zeer belangrijk. Deze moest nabij een grote stad zijn, dichtbij de bewoonde wereld. Zonder dat raakten de patiënten te zeer ge-isoleerd. Zij konden dan niet vaak genoeg bezoek ontvangen en ook de ver-pleegsters konden geen persoonlijke contacten meer onderhouden met de bui-tenwereld. Ook de medische consulenten, die hij zeer belangrijk achtte voor de 57 (Andela 2011: 137-139, 228-229). 58 (Stadsarchief Breda 2016, nr. 241). 59 (Avendonk en Dirven 1983: 12).

(28)

22

Afb. 16. De multifunctionele verbindingsgangen van het complex (links, a)60 en de ope-ratiekamer in het hoofdgebouw (rechts, b)61. Ca. 1955.

instelling, moesten hun praktijk niet te ver uit de buurt hebben. Op deze wijze kon hij in het sanatorium een ‘chest centre’ verwezenlijken.

In het verleden lagen sanatoria vaak in een zeer bosrijke omgeving, waar-door laagbouw voor de hand lag. Anders keken de patiënten tegen de kruinen van de bomen aan. Bovendien achtte Dijkstra veel zon belangrijk voor de gene-zing. Een ander nadeel van bos is het hoge vochtigheidsgehalte van de lucht. Er werd al snel gekozen voor verdiepingen. Hierdoor konden de onderzoeks-kamers geconcentreerd worden in het centrale deel van het hoofdgebouw in de nabijheid van de paviljoens. Elke verdieping beschikte over een mooi uitzicht over het terrein.62

De patiëntenpaviljoens, gericht op het zuidzuidoosten, telden drie verdiepin-gen. Om alle patiënten van het weidse uitzicht te laten genieten, ontstonden langgerekte paviljoens met een totale lengte van 350 meter. Ernstig zieke pati-enten lagen op eenpersoonskamers. Er waren ook achtpersoonskamers voor de bijna genezen patiënten, die al rond mochten lopen.

60

(Stadsarchief Breda 2016, A0882).

61

(Dijkstra, Bever en Moorsel 1955: 23).

62 Dijkstra verwoorde dit als volgt: ‘Het huidige terrein, waar de patiënten uitzicht hebben op

zowel bouw- als weidegrond, met op de voorgrond een tweetal typische Brabantse boerderijen, omgeven door laag geboomte, en op de achtergrond de zoom van het Mastbos, voldoet op werkelijk voortreffelijke wijze aan de eisen die wij wat het uitzicht voor de patiënten betreft, meenden te moeten stellen’ (Dijkstra, Bever en Moorsel 1955: 8).

(29)

23

Afb. 17. Groepsportret van zusters van de Congregatie der Zusters Franciscanessen van de Onbevlekte Ontvangenis der Heilige Moeder Gods te Veghel, werkzaam in het noodsanatorium te Tilburg. Ca. 1952. De foto werd gemaakt tijdens een bezoek aan hun in aanbouw zijnde klooster op het terrein van het sanatorium De Klokken-berg.63

Ook wilde Dijkstra dat de verbindingsgangen tussen de verschillende gebouwen van het complex zo liepen, dat de bezoekers het centrale deel van het hoofd-gebouw niet inkwamen. Omgekeerd kwamen mensen die alleen in het centrale deel moesten zijn, niet in aanraking met de patiënten. De overdekte en ver-warmde verbindingsgangen maakten het mogelijk dat de nutsvoorzieningen en de patiënten gescheiden bleven. Via deze snelle verbindingen kwamen de maaltijden met elektrische voedselkarretjes warm aan in de patiëntenpaviljoens. Voorts kon het bezoek hier droog en windvrij wachten tot het bezoekuur begon. De lopende patiënten konden via deze gangen naar de kapel (Afb. 16 a).

De geneesheer-directeur had zijn kamer in het centrale deel van het hoofd-gebouw op de eerste verdieping met de ontvangsthal naast hem. De operatie-kamer (Afb. 16 b) en de behandeloperatie-kamers waren daar omheen gegroepeerd. Ook de meest zieke patiënten lagen op deze verdieping in de paviljoens. Wan-neer het herstel van de patiënten zover was gevorderd dat zij iets minder stren-

63

(30)

24

Afb. 18. Koningin Juliana bezocht op 7 juli 1954 De Klokkenberg. Geneesheer-directeur Dijkstra geeft bij de maquette van het complex uitleg.64

ge bedrust moesten houden, verhuisden zij naar de begane grond, aanvankelijk nog op de ziekenzalen en daarna op de zogenaamd ligbedhal, die zich voor de ziekenzalen bevond.

Al voor het sanatorium in Breda open ging, wilde Dijkstra patiënten opnemen met andere afwijkingen van de borstorganen. Zijn chest centre functioneerde vanaf het begin. Hij wilde starten met 525 tuberculosepatiënten en 25 patiënten met diverse andere afwijkingen aan de borstorganen. Hij schafte de zogenaam-de hardingsprocedure voor zogenaam-de tuberculosepatiënten af. Dit was een verpleeg-procedure, waarbij de patiënten in een bedlighal altijd in de openlucht verpleegd werden en onder alle weersomstandigheden buiten bleven.65

Ondertussen was het duidelijk dat de Franciscanessen uit Veghel het ver-pleegwerk op zich zouden nemen (Afb. 17).66 De geneesheer-directeur was slechts ‘baas‘ van de zusters op verpleegkundig vlak en uitdrukkelijk niet op het geestelijke vlak. De moeder-overste van het sanatorium onderhield zowel con-tact met de geneesheer-directeur als met het hoofd van de congregatie te Veg-hel.

64

(Stadsarchief Breda 2016, nr. 314). Personeelsblad Klokslag, jaargang 13, mei 1993.

65

(Dijkstra, Bever en Moorsel 1955: 9).

66

(31)

25

Enige tijd na de ingebruikname van het complex, op 15 december 1953, scheef Dijkstra dat hij niet was teleurgesteld in zijn verwachtingen en dat de architecten een bijzondere sfeer hadden weten te scheppen.67 In 1954 ontving hij koningin Juliana als een trotse gastheer (Afb. 18).

2.1 Architecten

2.1.1 De Bever

Cornelis Hubertus (Cees) de Bever Architect

Vught, 1897 – Eindhoven, 1965

‘maakte gij maar weiwater, ik bouw de kapel wel’.68

Afb. 19. Cees de Bever.69

Cees de Bever was een zoon van een timmerman, zoals vele architecten die hun loopbaan begonnen in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw (Afb. 19). Zijn opleiding genoot hij aan de Koninklijke School te Den

67

(Dijkstra, Bever en Moorsel 1955:10).

68

(L. d. Bever 2014).

69

http://www.debeverarchitecten.nl/publicaties/1933-1965,%20cees%20de%20bever.pdf, be-zocht 04-05-2016.

(32)

26

Bosch. Zijn leertijd zette hij voort bij het architectenkantoor van W.G. Welsing en vanaf 1921 bij dat van architect L. Kooken. In 1933 trouwde hij met de doch-ter van Kooken en het architectenbureau ging overeenkomstig de nieuwe situa-tie al gauw Kooken en De Bever heten.

Voor die tijd had De Bever al een functie in het hoofdbestuur van de BNA (Branchevereniging van architectenbureaus). Hij gaf les aan de opleiding voor architecten en hamerde steeds op het feit dat de tekening voor de architect een van de belangrijkste zaken was. Hij vertelde vaak ’Ge moet vrijen met uw prent’.70

Zijn beide zonen waren ook architect. Zijn kleinzoon Stefan leidt samen met zijn partner Heleen van Heel tot op heden in hetzelfde gebouw als hun grootvader het Eindhovense architectenbureau.

In de geschiedenis van de architectuur in de twintigste eeuw ging de belang-stelling aanvankelijk vooral uit naar de meest vooruitstrevende bewegingen, zoals De Stijl, de Amsterdamse School en het Nieuwe Bouwen. Dit betrof in omvang van het totale bouwvolume kleine bewegingen, waardoor een sterk vertekend beeld van de totale architectuurwereld ontstond. De traditionele stromingen stonden niet zo op de voorgrond, maar de meeste gebouwen ver-toonden deze kenmerken en die van de zogenaamde Delftse School stijl. Deze laatste stijl werd gepromoot door M.J. Granpré Molière, soms met zo veel na-druk, dat er gesproken werd van de dictatuur van de Delftse School.

De Bever was overtuigd rooms-katholiek. Volgens zijn zoon was hij een re-gelmatige gast in het klooster van Huijbergen, een plek waar rooms-katholieke architecten, beeldhouwers, schilders en andere kunstenaars samenkwamen.71 Hij moet daar Van Moorsel ontmoet hebben, die in de organisatie zat van de kunstenaarsdagen van de Algemene Katholieke Kunstenaarsvereniging (AKKV) in Huijbergen (1932-1940).72 Het lijkt aannemelijk dat op deze manier ook de beeldhouwers en glazeniers die voor De Klokkenberg werkten, er bij kwamen

Hoewel De Bever geldt als een volger van de Delftse School, evenals zijn mede-architect in De Klokkenberg, bouwde hij doorgaans in historiserende vormen die hij zeer sterk vereenvoudigde. Een enkele keer waagde hij zich ook

70 (L. d. Bever 2014). 71 (Pouls 2001). 72

(33)

27

Afb. 20. Cees de Bever. Modern winkelpand. 1932. Eindhoven.73

aan meer modernistische vormen, zoals in zijn eerste werk, een redelijk moder-nistisch winkelpand met magazijn aan de Kleine Berg in Eindhoven (Afb. 20). Dit werk is heden rijksmonument. Het door hem gebouwde gemeentehuis in Best, ontworpen in 1962, kan ook tot het modernisme gerekend worden. Dit geniet de status van gemeentelijk monument (Afb. 21).74

De Bever bouwde vele kerken, die door Vermeer samenvattend worden be-schreven: ‘De kerkgebouwen van de Bever vallen alle op door een combinatie van puristisch en traditioneel materiaal gebruik, een bijna modernistisch rationa- lisme in zijn eenvoud en de buitengewoon erudiete en rijke citaten uit de vroeg christelijke en middeleeuwse kerkbouw en de zeer zelfbewuste wijze waarop hij

73

Rijksmonument 518809. http://rijksmonumenten.nl/monument/518809/winkelpand-half-vrijstaand/eindhoven/, bezocht 08-02-2016. (fotograaf Van Galen, 1993).

74

(Vermeer, Het gemeentehuis van Best uit 1962 van architect C.H. de Bever, Bouwhistorische en waardestellende beschrijving 2010). Gemeentelijk monument 0753/GM-001.

(34)

28

Afb. 21. Cees de Bever. Gemeentehuis.1962. Best.75

min of meer zelfstandige ruimten en volumes tot een buitengewoon harmonieus complex samenvoegt’.76

De Bever ontwikkelde een traditionele manier van bouwen in baksteen met de invloed van de Delftse School en soms ook met de geslotenheid van de oudere Kropholler. Rationalistisch en functioneel als De Bever ondanks zijn historisme was, kwam hij altijd tot een strenge eenvoud met weinig decoraties. Hij schuwde ondertussen het gebruik van moderne materia-len en moderne productieprocessen niet. Hij genoot als architect in de weder-opbouwperiode enige bekendheid vooral binnen Noord-Brabant, waar vrijwel zonder uitzondering al zijn werken staan.77 Binnen de wereld van het traditiona-lisme nam hij een belangrijke positie in met zijn strakke vormen en oog voor detail. Een aantal naoorlogse werken van De Bever, waaronder De Klokken-berg zijn uitverkoren om rijksmonument te worden.78 Dit geeft aan dat De Bever binnen het katholieke Noord-Brabant vanaf de late jaren dertig een leidende rol binnen de kerkelijke architectuur vervulde.

75

(Vermeer, Het gemeentehuis van Best uit 1962 van architect C.H. de Bever, Bouwhistorische en waardestellende beschrijving 2010: 15).

76

(Vermeer, Beschrijvende analyse en context 2008).

77

(Vermeer, Onze Lieve Vrouw Hemelvaart te Raamsdonkveer uit 1957 van architect De Bever).

78

Winkelpand Kleine Berg 45, Eindhoven (rijksmonument 518809), St. Jozefkerk, Kaatsheuvel (532011), Sint Dionysiuskerk (Goirkese kerk), Tilburg (521052) en het Clarissenklooster ‘Ra-pelenburg’, Eindhoven (530876).

(35)

29

Afb. 22. Inwijding Maria Boodschap Kerk met Cees de Bever prominent aanwezig. Ca. 1938. Goirle.79

Vaak stond hij trots en met grootse handgebaren tussen rooms-katholieke geestelijken die bij zijn bouwprojecten betrokken waren (Afb. 22). Hij duldde weinig tegenspraak als het ging om zijn architectonische werk. Dat ondervond zijn oudste zoon Leo, toen hij terugkwam uit de Verenigde Staten. Deze zoon bouwde in 1966 het Evoluon in Eindhoven, samen met zijn collega Kalff.80 Zij werkten er ‘s avonds aan, dan stoorde de andere architectuuropvatting, die met dit project aan de orde was, zijn vader niet. Discussies daarover vonden niet plaats. Er moest gebouwd worden.81

Hij was in de eerste plaats een solist, die steeds weer streefde naar een puur en samenhangend geheel ofwel een ‘Gesamtbauwerk’ met oog voor interieur en zelfs met oog voor de aankleding, getuige het gemeentehuis in Best, waar hij eigenhandig de schilderijen aan de muur hing.82

Op 2 oktober 1946 werd De Bever benoemd als eerste architect van De Klok-kenberg. In overleg met hem werd een tweede architect, de heer C.M. van Moorsel aangetrokken. Al in 1947 kwamen de eerste ontwerpen van De Bever 79 http://www.gbg.nl/content/7806/download/clnt/28075_de_bever.pdf, bezocht 29-02-2016. 80 rijksmonument 532277. 81

Archief Trouw, Honderd jaar bouwen, van vader op zoon. http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/ Ar-chief/archief/article/detail/2536192/1998/11/19/Honderd-jaar-bouwen-van-vader-op-zoon.dhtml, bezocht 09-02-2016.

82

(36)

30

Afb. 23. Cees de Bever. Vroeg ontwerp van het sanatoriumgebouw. 1947. Losse kar-tonnen mal. De kapel wordt omvat door zuster- en economiegebouw (met dubbele binnentuinen).83

Afb. 24. Cees de Bever en Kees van Moorsel. Eerste tekening van het

sanatoriumge-bouw. 1947. De kapel wordt omvat door zuster- en economiegebouw (met dubbele

binnentuinen), met prieeltjes aan klassengebouwen.84

83

(C. d. Bever 2013).

84

(37)

31

ter tafel (Afb. 23). De kapel nam daarin een vooraanstaande plaats in. Ook de verbindingsgangen en de lange patiëntenpaviljoens stonden al op papier. In oktober 1947 verschenen twee overzichten, door beide architecten onderte-kend, waarin de uiteindelijke gerealiseerde plattegrond al goed te herkennen valt (Afb. 24 en Afb. 25). In de eerste tekening staat de kapel tussen het eco-nomiegebouw en het zusterhuis. Het zusterhuis en het ecoeco-nomiegebouw om-vatten als het ware de kapel, hebben twee binnenplaatsen en zijn groter dan in het uiteindelijke plan. Tussen kerk en hoofdgebouw zit aanvankelijk slechts een binnenplaats met wel twee verbindingsgangen, maar die zijn nog niet geïnte-greerd met die in het hoofdgebouw, zoals later. Ze vormen aangekomen bij het hoofdgebouw een soort pleintje dat overgaat aan de ene zijde in het patiënten-paviljoen en aan de andere zijde in het hoofdgebouw.

Afb. 25. Cees de Bever en Kees van Moorsel. Tweede tekening van het

sanatoriumge-bouw. 1947. De kapel prominent naar voren uitstekend, dubbele binnentuinen

zus-ter- en economiegebouw, met prieeltjes aan klassengebouwen.85

85

(38)

32

Afb. 26. Cees de Bever en Kees van Moorsel. Derde tekening van het

sanatoriumge-bouw. 1948. De kapel naar voren uitstekend, één binnentuin zuster- en

economie-gebouw, zonder prieeltjes aan klassengebouwen.86

Op de tweede tekening zijn het zusterhuis en het economiegebouw negentig graden gedraaid en krijgt de kapel een meer prominente plaats. De verbin-dingsgangen zijn geïncorporeerd in het hoofdgebouw. Ook is de binnenplaats in tweeën gedeeld. De kapel krijgt een voorgebouwtje en er ontstaat een narthex. Op beide afbeeldingen zijn de lange patiëntenpaviljoens zichtbaar. De uiteinden van deze paviljoens hebben een aparte afdeling voor klassenpatiënten en gees-telijke en andere hoogwaardigheidsbekleders. Aan deze aparte afdelingen be-vond zich aan de noordzijde een uitbouw, een soort prieel, met op de begane grond een eetzaal en op de bovenverdieping een warme en koude keuken. Op latere tekeningen zijn de ronde uitbouwen verdwenen.

Op weer een volgende tekening is de plattegrond weergegeven zoals deze uiteindelijk vrijwel zonder wijzigingen is gerealiseerd (Afb. 26). Slechts maten veranderden hier en daar nog.

86

(39)

33

2.1.2 Van Moorsel

Cornelis Marie (Kees) van Moorsel Architect en architectuurcriticus Den Haag, 1892 – Voorburg, 1962

‘Zo’n sanatorium is meer dan een betermaakmachine’.87

Afb. 27. Kees van Moorsel.88

Kees van Moorsel kwam uit Voorburg (Afb. 27). Hij leerde voor bouwkundig te-kenaar. Hij ontwikkelde zijn interesse voor architectuur mede dankzij de buur-man van zijn ouders, de architect H.P. Berlage.89 Hij bleef zijn hele leven een bewonderaar van diens werk.90 De beurs van Berlage vond hij een van de mooiste bouwwerken van de eeuw. Toen deze dreigde afgebroken te worden, fulmineerde hij daar fel tegen en sprak hij van een ‘culturele moord’.91

Als archi-tect was hij autodidact. Zijn theoretische basis verkreeg Van Moorsel als toe-

87

(HNI 2016: fa1). De Tijd, 10-02-1959.

88

(HNI 2016: fa1).

89

(HNI 2016: fa1). De Tijd, 10-03-1959.

90

(Moorsel, Radio-lezing gehouden ter gelegenheid van het 25-jarige bestaan der Nieuwe Beurs te Amsterdam 1928).

91

(40)

34

Afb. 28. Kees van Moorsel. Gewapend betonnen winkelpand. 1921. Schoolstraat, Den Haag.92

hoorder van de colleges bouwkunde aan de Technische Hogeschool te Delft. Hij raakte bekend met De Stijlgroep van onder andere Theo van Doesburg en Piet Mondriaan. Hierin speelde zeker ook een rol dat zijn jongere zusje Nelly een relatie kreeg met Van Doesburg, zeer tegen de zin van zijn ouders. Met enige regelmaat verhuisde hij naar de plaatsen, waar hij een groot project on-derhanden had.

Aanvankelijk was Van Moorsel een progressief architect, die de opvattingen van de Nieuwe Zakelijkheid en De Stijl huldigde. Zijn eerste gebouw in 1921 was een geheel gewapend betonnen winkelpand in Den Haag, wat voor die tijd een unicum was (Afb. 28). De stalen ramen kwamen uit Engeland. Met enig plezier vertelde Van Moorsel zelf, als hij geïnterviewd werd, dat het gebouw

92

(41)

35

destijds het graf van Tut-ankh-amon werd genoemd. Hij werkte enige tijd op het bureau van Kropholler. Samen met hem schreef hij in 1925 het boekje

Gedach-ten over kerkbouw.93 Hij bouwde daarna volgens de Delftse School en droeg deze stijl ook uit, samen met M.J. Granpré Molière, A.J. Kropholler en B.J. Kol-dewey. Van 1928 tot 1940 was hij hoofdredacteur van het Katholiek Bouwblad en publiceerde hij in het Gildeboek, het tijdschrift voor Architectuur en

Beelden-de Kunsten. Hij nam ook een vooraanstaanBeelden-de plaats in tijBeelden-dens Beelden-de

kunstenaars-dagen in Huijbergen, ook wel genoemd ‘de bakermat van de Delftse School’.94 Van Moorsel publiceerde regelmatig over (kerkelijke) bouwkunst en groeide meer en meer uit tot bestrijder van het eenzijdige functionalisme en de moderne kunst.95 Beide kwamen in zijn ogen voort uit materialisme, individualisme en

heidendom. Kunst en architectuur zag hij als onderdelen van het katholieke apostolaat en moesten geworteld zijn in de grote christelijke traditie en in de traditie van volk en land. Hij kreeg vanwege het uitdragen van deze visie ook een pauselijke onderscheiding, de ridderorde van Sint-Gregorius de Grote in 1959.96 Hij was een van de oprichters en vervolgens de ‘ziel’ van Het R.K.

Bouwblad en schreef in die hoedanigheid compromisloze stukken tegen de

Nieuwe Zakelijkheid. In 1950 vertrok hij bij dit blad, omdat zijn jongere collega’s een andere koers wilden varen. Hij schreef hierover enigszins wrokkig in een persoonlijke brief aan De Bever.97 Ook publiceerde hij in andere bouwbladen en was een tijd lang bouwbouwkundig medewerker van het dagblad De Tijd. Daar-naast werkte hij als docent aan de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen.

Van Moorsel nam actief deel aan landelijke conferenties over architectuur en toonde zich een fervent tegenstander van het Nieuwe Bouwen. Hij vond het Nieuwe Bouwen ondergeschikt aan de ‘nieuwe mens’ die zich maatschappelijk

93 (Kropholler en Moorsel 1925). 94 (Pouls 2001). 95

Er zijn 347 publicaties van zijn hand aanwezig in Het Nieuwe Instituut, Rotterdam.

96

(HNI 2016, fa1).

97 (C. d. Bever 2013) Ongedateerde brief van Van Moorsel aan De Bever: ‘Ik ben in 1950

heen-gegaan, omdat ik zag aankomen dat ze een ‘revue’ gingen exploiteren. […] Ik kan me voorstel-len dat de jonge collega’s iets nieuws wilvoorstel-len proberen, maar wanneer een blad daar ruimte voor beschikbaar wil stellen, dan moet de redactie dat m.i. met voorzichtigheid en met beleid doen. Van dat laatste zie ik niet veel’.

(42)

36

Afb. 29. Kees van Moorsel. Maria Lourdeskerk. 1921. Scheveningen. Het schip heeft houten spanten.98

gebonden weet. Hij publiceerde in de oorlog over de functionele stad. De we-deropbouw van Rotterdam vond hij foutief; in deze al te functionele stad, was de mens en het wonen ondergeschikt aan economie en verkeer. De wederop-bouw van Middelburg tijdens de bezetting vond hij daarentegen juist. In de Ko-ninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond (KNOB) discussieerde hij actief mee over de grondbeginselen van het restaureren. De gedefinieerde kunst-waarde waarbij het eigentijdse gevoel voor de kunst belangrijker was dan de herinneringswaarde, achtte hij onjuist.

Hoewel ‘het vak’ bij hem centraal bleef staan, getuigde hij in de jaren vijftig van mildere opvattingen over de moderne architectuur. Het gegeven dat hij de Bossche School beschouwde als een anachronisme, wijst in die richting.99 In de artikelen die werden geschreven ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag,

98

(HNI 2016: fa1).

99

Bossche school (1946-1975). Dit is de benaming van de gebouwen die onder invloed van de theorie en gedachten van architect en benedictijner monnik dom Hans van der Laan zijn ont-staan. De bouwstijl had een heldere geometrie, de driedimensionale uitwerking van de Gulden Snede.

(43)

37

werd hij geplaatst in de lijn van het rationele bouwen van P.J.H. Cuypers , H.P. Berlage en zijn leermeester A.J. Kropholler. Bijzonder daarbij was wel dat hij de neogotiek van de bij uitstek katholieke architect Cuypers een dwaling vond.

In de jaren dertig bouwde hij kerken in onder meer Scheveningen, Geldrop, Nijmegen en Middelburg. Zijn eerste kerk, de Maria Lourdeskerk in Schevenin-gen (afb. 29), baarde veel opzien vanwege de goed zichtbare houten spanten in het schip. De massa van het houten spant bestaat uit vier dikten op elkaar ge-spijkerd hout. De spanten waren bruin gebeitst en de lasplaten blauw en bout-koppen geel geschilderd. In Middelburg ontwierp hij behalve de kerk ook het bejaardenhuis dat behoorde tot de HH Petrus en Paulus parochie. Het Karme-lietessenklooster in Egmond aan den Hoef uit 1931 is eveneens van zijn hand. Voor de volledigheid kan worden vermeld dat hij in die periode ook in Zuid-Afrika, de Filippijnen, Noorwegen en Transjordanië bouwwerken ontwierp.100 In 1941 was hij betrokken bij de organisatie van de belangrijke expositie ‘Neder-land bouwt in baksteen 1800-1940’ in Rotterdam, waar ook De Bever enkele van zijn ontwerpen toonde.

Dat De Bever Van Moorsel betrok bij de bouw van het sanatorium in Breda, was mogelijk, omdat hij daar al ervaring mee had.101 Van Moorsel had de verbou-wing geleid van het katholieke sanatorium Hornerheide te Horn (1949-1953) en samen met B.J. Koldewey het al eerder genoemde sanatorium Berg en Bosch in Bilthoven gebouwd (Afb. 5 a). Dit kwam gereed in 1933. Het was met 220 bedden een grote instelling. Het lag in de bossen van Bilthoven en ademde een rooms-katholieke sfeer. Het viel niet op door het uiterlijk, maar het kreeg een goede pers: ‘het heeft bij zijn verschijning niet gefrappeerd door bravour, door brilliante trouvailles, door modieuze elementen en het is nu niet démodé’.102

De gebouwen ademen rust en zekerheid uit. De plattegrond vertoont een open structuur en niet de geslotenheid van De Klokkenberg.

100

(HNI 2016: fa1).

101

Dat Van Moorsel en De Bever elkaar ook voor de bouw van de Klokkenberg persoonlijk ken-den wordt aannemelijk door de Huijbergendagen. In 1946 besprak Van Moorsel in het R.K. Bouwblad een kerk van De Bever in Goirle, de Maria Boodschap Kerk (1940).

102

(44)

38

Afb. 30. Patiëntenpaviljoens van De Klokkenberg gezien van de zuidzijde. Ca. 1955. Op de begane grond zijn de bedlighallen en op de bovenste verdieping de ligstoel-hallen.103

Vanaf 1946 was Van Moorsel actief betrokken bij de bouw van De Klokkenberg. Over het bouwen van sanatoria zei hij het volgende: ‘Dit is zoveel plezieriger dan het bouwen van een bungalow met een deurtje-zus en een raampje-zo. Die doktoren zijn lastig, maar hun eisen zijn reëel. Je moet als architect de verlan-gens van de opdrachtgever weten op te zuigen als een spons. Zo’n sanatorium is meer dan een betermaakmachine.104 Ook de Finse architect Alto sprak in deze termen over het sanatorium als een ‘medisch instrument’. Voor Van Moor-sel kwamen hier nog bij de bouwkundige vorm en een zuiver katholieke identi-teit. Hij streefde evenals zijn collega De Bever naar het samengaan van archi-tectuur, schilderkunst en plastiek in een Gesamtkunstwerk. Het was in zijn ogen vooral de architect die het Gesamtbauwerk vorm gaf in al zijn facetten. Hoewel Van Moorsel en De Bever alles samen ontwierpen, is het waarschijnlijk dat Van Moorsel, gelet op zijn ervaring, vooral zijn stempel heeft gedrukt op de

103

http://www.klokkenberg.nl/, bezocht 25-04-2016.

104

(45)

39

tenpaviljoens (Afb. 30) en De Bever op de kapel (Afb. 5 b) en de verbindings-gangen (Afb. 16 a). De kapel vertoont grote gelijkenis met andere in deze tijd door De Bever gebouwde kerken en kapellen (bijvoorbeeld de H. Antonius Abtkerk in Maashees uit 1951).105

2.1.3 Bijhouwer

Jan Tijs Pieter Bijhouwer

Amsterdam, 1898 – Bennekom, 1974 Tuin- en landschaparchitect

‘Er is een nieuwe tuinkunst in wording en als alle Nederlandse kunst heeft zij haar basis in de volkskunst en de na-tuur’.106

Afb. 31. Jan Bijhouwer.107

Jan Bijhouwer was vanaf zijn middelbare schooltijd geïnteresseerd in planten (Afb. 31). Hij werkte in een aantal kwekerijen en begon daarna de studie plant-kunde in Wageningen. In 1921 kreeg hij zijn ingenieurstitel met lof. Hij kreeg daarna diverse aanstellingen aan de Universiteit van Wageningen en promo-veerde in 1926 op het proefschrift getiteld Een geobotanische studie van de

105

(Vermeer, Waardestellende Beschrijving van de H. Antonius Abtkerk te Maashees).

106

(Bijhouwer, Nieuwe banen 1930: 5).

107

(46)

40

Afb. 32. Jan Bijhouwer. Schets erfbeplanting boerderij. Ca. 1938. Voorbeeld van licht en schaduwpartijen.108

Berger duinen.109 Kort daarna ging hij op een studiereis naar de Verenigde Sta-ten en raakte hij geïnteresseerd in de landschapsarchitectuur. In 1933 vestigde hij zich in Velsen als zelfstandig tuin- en landschapsarchitect.

Bijhouwers eerste vrouw was Amerikaanse, een theologe, die hij in Verenig-de Staten leerVerenig-de kennen. De tweeVerenig-de vrouw van Bijhouwer, Gerda Marx, was voormalig leerlinge van het Bauhaus. Dit Bauhaus was een modernistisch, avant-gardistisch georiënteerde academie in Dessau, waar de architect Walter Gropius voor de Tweede Wereldoorlog directeur was. Bijhouwer kwam regel-matig in Duitsland en was ook gastdocent in Berlijn. Gerda Marx interesseerde zich voor moderne schilderkunst en beeldhouwen. Zij oefende daarmee zeker invloed uit op het werk van Bijhouwer.

Bijhouwer was een van de eerste grote Nederlandse landschapsarchitecten die behalve tuinarchitectuur ook landschapsarchitectuur doceerde. Hij was doordrenkt met liefde- en schoonheidsgevoelens voor het Nederlandse schap. De illusie van hiërarchie, diepte en stemming laat bij hem het land-schapsbeeld ontstaan. Veel meer dan tegenwoordig bepaalde, volgens hem, ook de ondergrond het zichtbare. Het landschap vormde zich, vond hij, naar de

108

(Andela 2011: 66, afb. 85).

109

(47)

41

fysieke gesteldheid van de ondergrond. Hij schetste in trefzekere arceringen licht en schaduwpartijen (Afb. 32). Sommigen zeggen ook nu nog dat Bijhouwer schatplichtig was aan Rembrandt, de meesterverteller met de illusie van licht en schaduw.110

Al klinkt dit enigszins romantisch, Bijhouwer was vooral ook realist en functi-onalist, getuige zijn lidmaatschap van De 8 en De Opbouw. Hij volgde de inter-nationale CIAM vergaderingen, waarbij de meeste modernistische architecten van Europa betrokken waren.111 In Nederland waren de architectengroep De 8 en De Opbouw de belangrijkste vertegenwoordigers van de CIAM. Ze hadden als slogan ‘form follows function’. Bekende architecten zoals Le Corbusier, Cor-nelis van Eesteren, Alvar Aalto, Walter Gropius en Ludwig Mies van der Rohe waren betrokken bij De CIAM. ‘Form follows function’ was een belangrijke voorwaarde voor Bijhouwer in zijn werk, maar hij verloor nooit de schoonheid uit het oog.

Toen hij zijn loopbaan begon, vonden zijn ideeën over de inrichting van stad, land en parkaanleg een warm onthaal. Veel van zijn ideeën kwamen uit Ameri-ka, waar hij veel had rondgereisd. Hij gaf gastcolleges in Harvard University, het Massachusetts Institute of Technology en de Universiteit van Pennsylvania. De ideeën over de tuinsteden van Lewis Mumford en Ebenezer Howard maakten veel indruk op hem. Wonen, werken en recreëren in de eigen woonomgeving hadden zijn interesse. Bijhouwer, bepleitte al in 1943, als een natuurontwikke- laar avant-la-lettre, dat het nodig was om voorwaarden te scheppen in een nieuw te vormen natuurgebied, die binnen afzienbare tijd zouden leiden tot her-stel van vegetatie.112

Doordat een van de speciale eisen die aan het terrein van De Klokkenberg gesteld werden, een weids uitzicht over een gevarieerd landschap betrof, werd

110

(Andela 2011: 236).

111

Congrès Internationaux d'Architecture Moderne (CIAM) was een groot internationaal platform dat in de eerste helft van de twintigste eeuw een grote stempel heeft gedrukt op het architec-tuurdebat. Dit platform bestond van 1928 tot 1959. Een van de belangrijkste ideeën die uit de CIAM voortkwamen was het idee van de functionele stad. In de CIAM werden geplande steden gepropageerd, waarbij de functies als wonen, werken en recreatie van elkaar gescheiden zijn. Deze gedachte wordt in het Nederlands ook wel de CIAM-gedachte genoemd.

112

(48)

42

Afb. 33. Jan Bijhouwer. Beplantingsplan Noordoostpolder. 1944.113

gezocht naar een tuinarchitect met ervaring hierin. Bijhouwer, toen hoogleraar te Wageningen, die naam gemaakt had door zijn betrokkenheid bij grote pro-jecten, zoals de beplanting en aanleg van de Wieringermeer- en de Noordoost- polder, paste goed bij het programma van De Klokkenberg (Afb. 33).114 Dat be-trof een 45 hectare groot gebied, met een kronkelend beekje, de Mark, met slechts enkele boerderijen in een gevarieerd landschap van heide, bossen, wei-landen en vennen.

Bijhouwer sloot aan bij het architectenteam, toen de tekeningen van het sanato-riumcomplex nagenoeg voltooid waren. Doordat de bouw van De Klokkenberg voor de rest een rooms-katholieke aangelegenheid was, valt het des te meer op, dat Bijhouwer uit een vrijzinnig humanistisch onderwijzersgezin kwam. Een

113

(Andela 2011: 85, afb. 107).

114

In 1938, in een vrij laat stadium werd hij betrokken bij het inrichtingsplan voor de Noordoost-polder. Samen met M. Ruys en W.C.J. de Boer ontwierp hij met De 8 in 1953 ook het nieuwe dorp Nagele in deze polder. (Stenvert en Kolman, Monumenten in Nederland. Flevoland 2006).

(49)

43

Afb. 34. Karretjes met aarde voor ophoging van de ‘terp’ bij de Mark. Ca. 1952.115

bemiddelende rol tussen hem enerzijds en de opdrachtgever en de architecten anderzijds, speelde waarschijnlijk de pas aangetreden burgemeester Prinsen van Breda, met wie Bijhouwer prettig had samengewerkt in Roosendaal.116

Bijhouwer vond De Klokkenberg als gebouw niet uitgesproken mooi. In be-dekte termen schreef hij aan het gemeentebestuur van Breda dat er voldoende mogelijkheden voor een beschutte en ruimtelijk fraaie situering van het gebouw in het beekdal aanwezig waren. ‘In het midden des lands zou een zo groot ge-bouwencomplex in een zo landelijk-lieflijke omgeving bezwaren doen rijzen, doch in het Zuiden is dit de kenmerkende ligging voor de tot het gebied beho- rende kloosters, dus te accepteren’.117 Voor de officiële presentatie aan het gemeentebestuur, die via het architectenbureau verliep, raadde Bijhouwer De Bever aan om de tekening op mooi bruin bureaupapier af te drukken en alleen

115

(Stadsarchief Breda 2016: foto 19930398).

116

(Witsenburg 1983: 52). Ontwerpbijdragen aan park Vrouwenhof. Roosendaal.

117

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

zone in the eastern part of the country. Tribe & Richardson [ 38 ] also considered this to be the most likely route for natural expansion of the species’ range. When irrigation

In the HasPro project, model tests were performed at three different model scales: in the Scheldt Flume (small scale), the Atlantic Basin (intermediate scale) and the Delta

When studying the wind and water conditions (‘metocean conditions’), we considered local variations in the Borssele Wind Farm Zone by using a dedicated numerical model that

Deltares led the development of the online Open Data Registration and Data Upload tool for registering new open datasets and corresponding metadata in the open catalogue..

The material point method was adopted for dike macrostability analyses with the aim of making safety assessments based on deformation criteria and, given the fact that

According to the World Conference on Special Needs Education: Access and Quality, held in Salamanca, Spain (1994) inclusive education is a process of addressing

Hierin worden de ontwikkelingen geschetst voor ontwikkelingen binnen de energiesector en de daarmee samenhangende vraag naar, en gebruik van, koelwater voor hoge (GE scenario) en

While many health services strive to be equitable, accessible and inclusive, peoples’ right to health often goes unrealized, particularly among vulnerable groups. The extent to