• No results found

Het toepasselijke civiele procesrecht

Onderzoek Arbiter Bodembeweging

7.4 De civielrechtelijke procedure

7.4.2 Het toepasselijke civiele procesrecht

Het civiele procesrecht beoogt de rechtzoekende een efficiënte, effectieve en eerlijke mogelijkheid te bieden om zijn materiële rechten te verwezenlijken. De standaard- procedure in het Nederlandse civiele procesrecht is de dagvaardingsprocedure bij de rechtbank. Deze procedure is ook van toepassing in de geschillen tussen de NAM en gelaedeerden. Als hoofdregel geldt dat de sector civiel van de rechtbank bevoegd en verplicht is om een beroepsmatige rechtshulpverlener in te schakelen.

Huidig recht

Onder het huidige recht dient de (niet-digitale) dagvaardingsprocedure ingeleid te worden door de gelaedeerde die een dagvaarding opstelt of laat opstellen en deze vervolgens door een deurwaarder laat betekenen aan de gedaagde partij.8 De ge-

daagde kan reageren op de (gronden van de) dagvaarding (conclusie van antwoord). Nadat de gedaagde heeft gereageerd, vindt doorgaans een bijeenkomst van partijen bij de rechter plaats, een comparitie. Zo kan de rechter inlichtingen verkrijgen en kan hij tevens bezien of partijen een minnelijke schikking kunnen bereiken. Komt er geen schik- king tot stand, dan zal de rechter in beginsel overgaan tot het wijzen van vonnis. Wordt geen comparitie gehouden, dan mag de eiser reageren op de conclusie van antwoord door een conclusie van repliek in te zenden, waarop de gedaagde weer mag reageren (conclusie van dupliek). Hierna zal de rechter vonnis wijzen. Dat vonnis kan een eind-

vonnis zijn of een tussenvonnis waarin aan partijen een bewijsopdracht wordt verstrekt. Voor elk van de genoemde handelingen van partijen is het inschakelen van een advo- caat in beginsel verplicht. Uiteraard kent het door de rechter gewezen vonnis executori- ale kracht, zodat in geval van winst voor de eiser deze daadwerkelijk de toegekende vordering (schadevergoeding) op de gedaagde kan verhalen. De inrichting van de procedure behelst niet standaard dat de rechter ter plaatse gaat kijken.

Minder formeel dan de dagvaardingsprocedure bij de rechtbank is de dagvaar- dingsprocedure bij de afdeling kanton. De kantonrechter is bevoegd te oordelen in zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000. Veel van de schadeverzoeken die zijn ingediend bij het CVW behoren daartoe. Ook een aanzienlijk aantal van de door de Arbiter Bodembeweging behandelde geschillen betreffen schadevorderingen van ten hoogste € 25.000. De kantonrechterproce- dure geldt als informeler dan de gewone dagvaardingsprocedure bij de rechtbank, aangezien er niet de eis van verplichte procesvertegenwoordiging geldt (en par- tijen dus in persoon kunnen procederen). Dat draagt bij aan de toegankelijkheid en de informele aard van de procedure en aan het verminderen van de financiële belasting van de burger. Uiteraard is ook bij de kantonrechter het opstellen en uitbrengen van een dagvaarding vereist en moet griffierecht worden voldaan. Het civiele procesrecht kent voorts de verzoekschriftprocedure, welke procedure even- eens wordt beschouwd als een minder formele procedure dan de dagvaardingsproce- dure bij de rechtbank. Het verzoekschrift dat de procedure bij de rechtbank inleidt, moet zijn ondertekend door een advocaat in zaken waarin verplichte procesvertegen- woordiging geldt. In een verzoekschriftprocedure richt de verzoeker zich tot de rechter en krijgen eventuele belanghebbenden kopieën van de gedingstukken en krijgen zij voorts de gelegenheid te reageren. De procedure eindigt met een beschikking die op praktisch alle daaraan te stellen eisen en voor alle daaraan verbonden gevolgen verge- lijkbaar is met het vonnis waarmee de dagvaardingsprocedure eindigt. Verzoekschrift- procedures komen met name voor in het personen- en familierecht, maar ook in het vermogens- en arbeidsrecht wordt van deze procedure gebruik gemaakt. Alleen in het geval de wet regelt dat voor een specifiek soort geschillen de verzoekschriftprocedure is voorgeschreven, moet die procedure gevolgd worden. Daartoe behoort niet de afhandeling van schade als gevolg van gaswinning in Groningen.

Opmerking verdient echter dat een van de procedures die wordt ingeleid door een verzoekschrift als voorbeeld zou kunnen dienen voor een informele procedure bij de overheidsrechter ter beslechting van geschillen tussen NAM en gelaedeerden. Het betreft de zogenoemde deelgeschilprocedure,9 die in het leven is geroepen voor deel-

9. Opgemerkt zij dat in veel gevallen de procedure bij de Arbiter Bodembeweging ook een deelge- schil betreft omdat alleen wordt gevraagd om van een specifieke schadeoorzaak de aansprakelijk- heid van de NAM uit te spreken, waarbij het bedrag van de schadevergoeding niet wordt bepaald.

10. Deze mogelijkheid is ontstaan op 1 juli 2010 bij Wet van 17 december 2009 tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot invoering van een procedure voor deelgeschillen ter bevordering van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade (Wet deel- geschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade), Stb. 2010, 221.

11. Zie daarover uitgebreid M. Wesselink, De deelgeschilprocedure. Kan procederen onderhandelen

stimuleren? (diss. Amsterdam, UvA), Den Haag: Boom juridische uitgevers 2016.

12. Zie ook art. 1019z Rv.

13. Kamerstukken II 2007/08, 31518, 3, p. 10 en 18.

14. Zie M.J.J. de Ridder, ‘De deelgeschilprocedure in de praktijk’, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012, p. 4 e.v.

15. Zie ook M. Wesselink, ‘De deelgeschilprocedure werkt: tijd voor uitbreiding?!’, Verkeersrecht 2016/163, p. 402-407 en de reactie daarop van J. Sap, ‘Zuinig zijn op de deelgeschilprocedure’,

Verkeersrecht 2016/166, p. 413-414, waarin wordt gewaarschuwd dat het soms te eenvoudig en

goedkoop is om een procedure te starten.

geschillen inzake letsel- en overlijdensschade.10 De deelgeschilprocedure strekt ertoe

de vaak moeizame en langdurige afhandeling van personenschade te verbeteren. De procedure is geregeld in art. 1019w t/m 1019cc Rv.11 Een belangrijke voorwaarde voor

de behandeling van een dergelijk deelgeschil door de rechter is dat de beëindiging van dat deelgeschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereen- komst over de (hoofd)vordering.12 In de wetsgeschiedenis is benadrukt dat de rechter

moet afwegen of de investering in tijd, geld en moeite opweegt tegen het belang van de vordering en de bijdrage die de beslissing kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Aangegeven is daarbij dat geschillen waarin uitvoerige bewijskwesties of deskundigenberichten aan de orde zijn zich minder goed lenen voor de deelgeschilprocedure.13 In deelgeschillen wordt geen inhoudelijke uitspraak gedaan

als blijkt dat er geen onderhandelingen hebben plaatsgehad of als er op andere punten nog in het geheel geen overeenstemming bestaat.14 Deelgeschillen betreffen bijvoor-

beeld de aansprakelijkheid zelf, de eigen schuld, de schadebeperkingsplicht, de causa- liteit, de schadeposten, de interpretatie van rapportages van experts en/of de wijze van schade berekenen. In beginsel staat tegen een uitspraak in een deelgeschilprocedure in beginsel geen voorziening (hoger beroep) open (art. 1019bb Rv). Een deelgeschilpro- cedure bevordert op deze manier de snelle afwikkeling van schadeclaims en is een effectief middel gebleken. De procedure draagt bij aan het vlottrekken van lange en stroperige schadezaken en daarmee aan een vlotte schadeafhandeling. Vanwege het succes wordt nagedacht over verbreding van de toepassing van die procedure.15 Het

toepassen van deze procedure in schadezaken tussen de NAM en een gelaedeerde zou echter een wetswijziging vereisen.

Zoals gezegd is in geschillen over schadevergoeding tussen de NAM en een gelae- deerde de civiele procedure bij de rechtbank of bij de kantonrechter van toepassing.

De noodzaak een dagvaarding uit te brengen om de procedure te starten, de ver- plichte procesvertegenwoordiging en het – zowel door eiser als door gedaagde – verschuldigde griffierecht zijn indicaties dat de toegankelijkheid en de financiële belasting van deze procedurevorm verbeterd kunnen worden. De hoogte van het griffierecht volgt uit een bijlage bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken en kan – met name indien een verklaring voor recht wordt gevraagd – nog relatief laag zijn (€ 79). Van groot belang is echter ook het procesrisico in civiele dagvaardingsproce- dures. De verliezende partij wordt in beginsel veroordeeld in de door de winnaar gemaakte kosten. Die kosten betreffen niet alleen het betekenen van de dagvaar- ding, de griffierechten en de kosten voor rechtsbijstand, maar ook de onkosten voor getuigen of deskundigen, reis- en verblijfskosten en de buitengerechtelijke kosten. In de interviews is over de dagvaardingsprocedure opgemerkt dat het opstellen en uitbrengen van een dagvaarding voor veel burgers een aanzienlijke drempel oplevert om een procedure te starten en dat de kosten – onder meer van de inzet van deskun- digen in de procedures van gelaedeerden tegen de NAM – een belangrijk obstakel kunnen zijn voor het benaderen van de civiele rechter. Ook als de rechter zelf een deskundige benoemt, gaan de kosten tot dat procesrisico behoren. Al met al is de toegankelijkheid van de procedure niet optimaal en is de financiële belasting voor de burger in het algemeen hoog.

Welke oplossingen zijn denkbaar? Uiteraard kan worden gedacht aan het – voor bijzon- dere geschillen – verlagen van griffierecht,16 bijvoorbeeld naar nihil. Een wetswijziging is

daarvoor vereist.17 Daarnaast is het mogelijk dat de rechtspraak een – op het bijzondere

geschil toegespitst – standaardformulier voor de dagvaarding beschikbaar stelt, zodat de gelaedeerde burger eenvoudiger een dagvaarding kan laten betekenen. Een van de suggesties die in de interviews werd gedaan betreft de kosten van het laten betekenen van de dagvaarding. Een overheidsinstantie, bijvoorbeeld de Nationale Coördinator Groningen, zou kunnen aanbieden – in gespecificeerde geschillen – de betekening van een dagvaarding door een deurwaarder voor zijn rekening te nemen. Dat zou de gelae- deerde kunnen ontslaan van de (financiële) lasten die een dergelijke formele wijze van inleiden van de procedure met zich brengt en daardoor het starten van de dagvaar- dingsprocedure vergemakkelijken. De andere suggestie betreft het risico voor de gelaedeerde om in de proceskosten te worden veroordeeld indien gedurende de civiel- rechtelijke procedure een van de partijen en/of de rechter een deskundige benoemt. Als suggestie werd geopperd deze kosten niet voor rekening van de gelaedeerde te laten komen, ook niet als hij het geschil verliest. Dat idee wint wellicht aan kracht als

16. Op 17 januari 2018 pleitte de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak er bijvoorbeeld voor om het griffierecht voor eenvoudige incassozaken te verlagen om de toegang tot de rechter te garanderen.

men bedenkt dat dergelijke proceskosten in de bestuursrechtelijke procedure, die op grond van het schadeprotocol kan worden gevoerd, nooit voor rekening van de gelae- deerde burger komen. Voor de civiele procedure zou een oplossing kunnen zijn dat van overheidswege een speciaal ‘potje’ beschikbaar is om dit procesrisico voor de gelae- deerde uit de wereld te helpen.

Toekomstig recht

De rechtspraak wordt gemoderniseerd door aan te sluiten bij de digitalisering van de samenleving en procedures sneller en eenvoudiger te maken. Dat tweeledige doel wordt nagestreefd door het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI). Dat programma bestaat uit talrijke aanpassingen in het civiele en bestuursprocesrecht die gefaseerd in werking treden. Zo is het per 1 september 2017 reeds verplicht voor advo- caten om digitaal te procederen bij de Rechtbank Gelderland en de Rechtbank Mid- den-Nederland; naar verwachting zal die verplichting eind 2018 voor alle advocaten bij alle gerechten gelden. Ook de dagvaardingsprocedure zal anders gevoerd worden; eenvoudiger en mogelijk goedkoper. Professionele partijen zoals advocaten en deur- waarders, maar ook bestuursorganen, moeten in de toekomst digitaal procederen. Natuurlijke personen, zoals een groot aantal gelaedeerden in de aardbevingsschade- geschillen, mogen kiezen: digitaal procederen via mijnrechtspraak.nl of op papier. De digitale procedure die de dagvaardingsprocedure vervangt, wordt een vorderings- procedure genoemd en wordt geregeld in art. 30a e.v. Rv. Daar wordt ook de ver- zoekprocedure geregeld die de huidige verzoekschriftprocedure vervangt. Niet lan- ger zal de procedure worden ingeleid door de betekening van een dagvaarding. Een van de kernelementen van het wetsvoorstel is de introductie van een uniforme ‘pro- cesinleiding’ als start van alle civiele procedures. Art. 30a lid 3 Rv bepaalt welke gegevens de procesinleiding ten minste moet bevatten. Aan de procesinleiding wor- den minder eisen gesteld dan aan de dagvaarding. De eiser blijft wel verantwoorde- lijk voor het oproepen van de verweerder. Nieuw is dat de eiser – na ontvangst van een oproepingsbericht van de griffie van de rechtbank (art. 111 Rv) – ervoor kan kie- zen om de verweerder daarvan in kennis te stellen door verzending per post of per e-mail. Deze mogelijkheid van informele oproeping is één van de kernpunten van de vereenvoudiging van de civiele procedure. De kosten voor het starten van een proce- dure worden op deze manier verkleind. Voor het overige is op het punt van de kosten geen sprake van veranderingen als gevolg van KEI. Zo is de regeling van de ver- plichte procesvertegenwoordiging ongewijzigd, verandert er niets aan de hoogte van

het griffierecht en zal de rechter de kosten voor de inzet van deskundigen voor reke- ning van de partijen (doorgaans de verliezende partij) blijven brengen.

Zodra het programma KEI volledig in werking is getreden, zal zowel in de vorderings- als in de verzoekprocedure gebruik worden gemaakt van de uniforme basisprocedure. Deze procedure kent vaste termijnen en bestaat uit een schriftelijke ronde en een mondelinge behandeling bij de rechter. Gedurende de mondelinge behandeling kunnen partijen hun standpunten toelichten, getuigen en deskundigen laten horen door de rechter en proberen tot een schikking te komen. De regierol van de rechter wordt versterkt. Als de zaak ingewikkeld is, kan de rechter besluiten deze uitgebreider te behandelen door een langere termijn te geven om een verweerschrift in te dienen, een aparte zitting vast te stellen om getuigen te horen of een extra schriftelijke ronde in te lassen. Ook kan hij met partijen afspraken maken over de wijze van procederen en met behulp van de digitale omgeving, waarin alle partijen over hetzelfde dossier beschikken, een agenda voor de mondelinge behandeling maken, zodat alle partijen weten waar zij aan toe zijn. De procedure eindigt zoals gebruikelijk met een uitspraak over de vordering van de eisende partij.

De mogelijkheden om een op maat georganiseerde vorderingsprocedure te voeren, worden daarmee vergroot ten opzichte van de huidige (niet-digitale) dagvaardings- procedure, met name omdat beter rekening kan worden gehouden met de wensen van partijen.