• No results found

3. Beeldvorming in de Middelnederlandse bronnen

3.5. Het Roelantslied

De vijfde overlevering, het Roelantslied, draagt bij aan het beeld van het onbetrouwbare en verraderlijke karakter van moslims, maar ook van het valse geloof, zoals in meerdere bronnen naar voren komt.

De Middelnederlandse roman het Roelantslied is een vertaling en bewerking van het Oudfranse Chanson de Roland. De vroegste overleveringen, waar ik mijn verhaal tevens op baseer, zijn afkomstig uit de periode 1350 – 1400. Daarnaast zijn er ook nog overleveringen uit de zestiende eeuw, van onder andere de drukker Vorstermans. Deze versies vallen echter buiten de onderzoeksperiode van mijn thesis. De versies waar ik mij op baseer zijn vijf incomplete overleveringen, die tevens belangrijke verschillen bevatten met de originele Oudfranse versie. Van Oostrom zegt hier over: ‘Veel van wat het Chanson de Roland zo grandioos maakt, is in het Nederlands verwaterd’.107 Het gaat hierbij niet om delen die door de tijd zijn

verdwenen, maar delen die überhaupt niet zijn overgenomen.

De inhoud van het Roelantslied bestaat uit drie delen. Allereerst wordt de droom beschreven van Karel de Grote (768 – 814), koning der Franken en keizer van het Heilige Roomse Rijk, waarin hij wordt gewaarschuwd voor de Saracenen die zijn leger in de achterhoede zullen aanvallen. In het tweede deel wordt verteld over de strijd die Roelant en Olivier voeren tegen het Saraceense leger. Olivier probeert in 106 Ibidem, 98, r. 128-133.

107 Van Oostrom, Stemmen op Schrift, 248-249.

het begin Roelant te overtuigen om op een hoorn te blazen en Karels hulp in te roepen. Roelant weigert dit, omdat hij te trots is. Pas als ze aan de verliezende hand zijn, wordt Karel gewaarschuwd door meermalen te blazen op de hoorn Oliphant. Wanneer Karel het slagveld bereikt, zijn de dappere ridders echter al verslagen. Tot slot vertelt de auteur over de wraak op de Saraceense koning Marcelijs en de verrader Guwelloen. Beide personen sterven, de één door een strijd en de ander door een straf.108

Het Roelantslied is onder andere een verhaal over de strijd tussen het christendom en het heidendom. Het verhaal gaat over een historische gebeurtenis waar Karel de Grote hulp biedt in een strijd tussen Saraceense vorsten. Vervolgens komt hij zelf in een oorlog bij Zaragoza. Hij weet de stad niet in te nemen, sluit uiteindelijk vrede met de Saracenen en keert huiswaarts. Roelant en Olivier voeren de achterhoede van Karels leger aan, wanneer zij door verraad van Guwelloen in een hinderlaag terecht komen.109

Op basis van dit verhaal worden de Saracenen afgebeeld als een onbetrouwbaar en verraderlijk volk. De verrader, Guwelloen, is ridder in Karels leger, maar ook de natuurlijke vader van de Saraceense vorst Marcelijs. Onduidelijk is of hijzelf ook een Saraceen is of niet. Het verhaal begint met de rol van deze verrader:

“Kaerle, die conick van Vrancrijcke, Die liet bliven seer sorchelijcke Alle sijn avantgaerde met Rolanden In Spaengien onder Gods vianden.

Mer die valsche Guwelloen hadt al bedreven, Also wi in die gesten vinden bescreven; Hi waende selve keyser ende conicnk te sine. Mer quade wercken comen tot quaden fine.”110

108 J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde I. Geschiedenis der

Nederlandsche letterkunde van Middeleeuwen en Rederijkerstijd 1 (Haarlem, 1922) 222.

109 Het Roelantslied: studie over de Middelnederlandse vertaling van het “Chanson de Roland”

gevolgd door een diplomatische uitgave van de overgeleverde teksten. Ed. Hans van Dijk (Utrecht,

1981).16-17.

Guwelloen is dus uit op het koningschap van Karel en probeert dit te bereiken door gebruik te maken van een leugen, wat slecht uit zal komen voor Roland.

Daarnaast was er een vrede overeengekomen tussen Karel en de Saracenen, maar deze wordt geschonden wanneer de Saracenen met een overweldigende meerderheid Karels achterhoede aanvallen en daarbij Roelant en Olivier doden.

Moslims krijgen in deze eerste acht versregels ook een stempel, namelijk ‘Gods vianden’, oftewel Gods vijanden. De schrijver benadrukt hiermee gelijk aan het begin het verschil tussen enerzijds de Franken en anderzijds de Saracenen. Het onderscheid wordt gemaakt op religieus gebied in plaats van bijvoorbeeld op geografisch gebied. Dit wordt nog eens benadrukt in de versregel die hierop volgt. Daarin wordt Marcelijs, bij zijn introductie, beschreven als ‘den wreeden Sarragoen’.111

Het verraderlijke en onbetrouwbare karakter komt ook weer naar voren wanneer Roelant en Olivier met hun leger in gevecht raken met dat van de Saracenen. De Saracenen dagen de Franken immers uit tot twaalf tweegevechten om de strijd te beslechten. Echter, wanneer de tweegevechten geëindigd zijn, valt de rest van het immense Saraceense leger toch aan. Roelant en Olivier verliezen met hun leger bijna de strijd, omdat ze ver in de minderheid zijn.112 Uiteindelijk komt Karel

de Grote om de strijd te beslechten in het voordeel van de Franken.

Centraal in het Roelantslied staat dus de strijd tussen het Latijns christelijke leger en het Saraceense leger. In die strijd ontstaat er beeld waarbij de christenen helden zijn doordat zij eerst trots vechten zonder hulp te roepen en uiteindelijk de strijd, met Karels hulp, winnen. De Saracenen krijgen eerder een tegenovergesteld beeld, namelijk dat van verraderlijk en onbetrouwbaar. Ze houden zich immers niet aan de afspraak van vrede en Guwelloen probeert de koning te manipuleren om zelf de macht te verkrijgen. Omdat de Saracenen het gevecht uiteindelijk leveren schuilt er ook een soort dapperheid achter deze situatie, ondanks dat ze in een grote meerderheid waren.

Naast deze beeldvorming van de persoon ontstaat er, wellicht onbewust, ook een beeld rondom het geloof. Aangezien helemaal aan het begin, bij de beschrijving van de gebeurtenis, de Saracenen als Gods vijanden worden aangemerkt, concludeer ik dat de schrijver de islam zag als een bedreiging voor zijn eigen geloof. 111 Het Roelantslied, ed. Hans van Dijk, p. 130.

112 Het Roelantslied, ed. J. van Mierlo, 89-97, r. 395-653.