• No results found

3. Beeldvorming in de Middelnederlandse bronnen

3.10. Dystorie van Saladine

De laatste bron, de Dystorie van Saladine, past weer in de discussie rondom de rol van Saladin in de Middeleeuwse literatuur. Ook in deze bron is er weer sprake van een zeer vrome Saladin, al zit er dit keer ook een minder vrome karaktertrek in deze 136 Ibidem, 34, r. 4623-4630.

137 Ibidem, 50, r. 5982-5985.

138 Ibidem, 40, r. 5330-5334.

personage. Het verhaal draagt verder niet bij aan de beeldvorming van moslims en hun geloof in het algemeen.

De Dystorie van Saladine is een semi-fictief verhaal dat aan het eind van de vijftiende eeuw is gedrukt, mogelijk door de in Oudenaarde werkende De Keysere, die rond 1483 een drukkerij opende in Gent. De druk van dit werk wordt geschat rond 1480.139

De Dystorie van Saladine sluit aan bij een Oudfranse traditie rondom Saladin, de Saraceense krijgsheer die in de Europese literatuur over het algemeen als zeer hoofs wordt beschreven. Het verhaal speelt zich af rond de derde kruistocht. Dit blijkt uit de non-fictieve hoofdpersonen die meedoen in het verhaal, zoals bijvoorbeeld Richard I van Engeland (1157 – 1199), koning van Engeland. De hoofdpersonen zijn echter wel fictief, maar hebben kenmerken van bestaande hoge edellieden.140

Het verhaal gaat over meerdere strijdtonelen waar enerzijds de christelijke kruisvaarders Jeruzalem proberen te verdedigen en anderzijds de heidense Saladin deze heilige stad probeert in te nemen. Meerdere belangrijke personen sterven tijdens deze gevechten en de hoofdpersoon, Hughe van Tabarien, wordt, evenals in het werk van Hein van Aken, gevangengezet. In de Dystorie van Saladine krijgt Hughe het echter niet voor elkaar zijn losgeld te betalen, maar slaat hij Saladin wel tot ridder. Hughe moet voor Saladin spioneren in Europa, omdat hij de Europese gebieden wil innemen. Dit plan wordt doorverteld, waardoor de Engelsen en Fransen wederom strijden tegen Saladin en hem dodelijk weten te verwonden. Hij sterft uiteindelijk in Jeruzalem, waar hij zich op de valreep bekeerd tot het christelijke geloof.141

Ondanks dat de Dystorie van Saladine grotendeels gaat over de strijd tussen de christenen en heidenen, neemt Saladin in dit verhaal een andere positie in dan de andere moslims. Hij wordt wederom beschreven al een vroom man. Dit gebeurt al vrij snel aan het begin van het verhaal:

“Den bode latic henen varen, te meekes wart an dodekine,

139 Geert H. M. Claassens, De Middelnederlandse Kruisvaartromans (Amsterdam, 1993) 304.

140 Geert H. M. Claassens, ‘Dystorie van Saladine. Prolegomena bij een nieuwe editie’, Voortgang 11 (Amsterdam, 1990) 182.

Van eenen ghequetsen hoort my verclare. Die quam ter tenten van Saladine,

De welke was met vromen schine.”142

Dit is niet de enige keer dat Saladin wordt bestempeld als ‘vroom’ of ‘hoofs’: “Saladijn edel van manieren,

ontfinc den coninc van surien.”143

En een laatste voorbeeld:

“Dus leet die hertoghe van berri, dat hij der vrauwen onrecht op teech. Die hofsche saladijn vercreech,

Zijns viants paeys met neerster bede.”144

Kortom, op meerdere plekken in dit verhaal wordt de Saraceense of heidense vorst Saladin bestempeld als een vrome of hoofse koning. Dit sluit aan bij de beeldvorming van Saladin in de Middelnederlandse literatuur. In tegenstelling tot andere Saraceense vorsten werd hij gezien als het evenbeeld van Latijns christelijke vorsten, zoals Karel de Grote of koning Arthur.

In dit werk wordt er echter ook een minder vrome karaktereigenschap aangehaald, namelijk het bespioneren van het Franse en Engelse hof om in de Latijnse christelijke wereld gebieden in te nemen. Dit hoort niet bij een vroom persoon.

Naast het vrome beeld van Saladin wordt ook in de Dystorie van Saladine wederom het christendom als het juiste geloof ervaren. Er zijn slechts twee versregels die dat aantonen, maar toch heeft dat naar mijn mening weer invloed op de beeldvorming van de islam en moslims. Het gaat om de volgende twee versregels:

142 ‘Dystorie van Saladine, ed. G.H.M. Claassens’, Instituut voor Nederlandse Lexicologie (Den Haag/Antwerpen, 1998) A4r.

143 Ibidem, A5r.

144 Ibidem, B3r-B3v.

“Beual zijn ziele in gods bandoen

Ende starf met eenen ghedochte goet.”145

In feite eindigt de Dystorie van Saladine met deze woorden. Er volgen namelijk slechts enkele versregels waarin wordt verteld dat het verhaal hier eindigt. Deze twee versregels gaan over Saladin die sterft. De schrijver zegt, vrij vertaald, dat Saladin zijn ziel in gods macht legt en vervolgens sterft hij. Oftewel, Saladin bekeert zich op het allerlaatste tot het christendom. Hoe Saladin zich uiteindelijk bekeert wordt vlak voor deze twee versregels beschreven:

“Een sarazijns meester ende oec een iode Ende een artiste vut kerstinhede

Quamen te saladijns ghebode Die hij elken zijn wet verhalen dede De kerstine wet ende al haer zede hylt hij voor tbeste / in ghedincken Dede crijeren achter stede

Sijn doot al omme met bellen clincken.”146

De manier waarop Saladin zich bekeert is naar mijn mening van belang, omdat hij in het verhaal een weloverwogen besluit neemt waarbij hij zowel een joodse priester, een christelijke priester als een islamitische imam raadpleegt. Hieruit kan een lezer opmaken dat van de drie godsdiensten het christendom in feite wordt gezien als het meest of enige ware geloof van de drie.

Concluderend valt te stellen dat er in de Dystorie van Saladine een beeld wordt beschreven van de hoofse en vrome Saraceense vorst Saladin, die ‘edel is in zijn manier van doen’, behalve dan het spioneren. Het enige onderdeel in dit verhaal waarin duidelijk sprake is van een beeldvorming ten opzichte van de islam en moslims, is de bekering van Saladin aan het eind van het verhaal, waarin het christendom wordt verkozen boven de islam en het jodendom.

145 Ibidem, D8r.

Dat Saladin als held of vroom man wordt neergezet hangt samen met Richard van Leeuwenhart. Richard werd immers als held gezien na het sluiten van een verdrag met Saladin, terwijl hij helemaal geen overwinning behaald heeft. Zo werd dit echter wel ervaren door de Engelsen.