• No results found

Het onderzoeksjournalistieke landschap in Nederland en Vlaanderen

In dit hoofdstuk bespreek ik kort hoe het onderzoeksjournalistieke landschap er momenteel in Neder-land en Vlaanderen uitziet, en hoe het zich in de twintigste eeuw heeft ontwikkeld binnen het gehele medialandschap. Deze situatie vormt immers de context voor dit onderzoek.

Wat betreft de ontwikkeling van de onderzoeksjournalistiek in Nederland en Vlaanderen lijkt er sprake te zijn van twee afzonderlijke verhalen. Waar de onderzoeksjournalistiek zich in Nederland van-af de jaren zestig heeft ontwikkeld en aan populariteit lijkt te winnen, gaan Vlaamse onderzoeksjournalisten eerder gebukt onder de slechte reputatie die onderzoeksjournalistiek er al gauw verwierf. Onderzoeksjournalistiek wordt er pas twee decennia op substaniële schaal beoefend, maar heeft niet noodzakelijk een positieve connotatie. De korte bestaansgeschiedenis van de Vlaamse onder-zoeksjournalistiek kan mogelijk verklaard worden vanuit het kleine afzetgebied. Vlaanderen kent ongeveer 2300 ‘beroepsjournalisten’6. In Nederland zijn naar schatting zo’n veertienduizend journalis-ten actief. (De Bens & Raeymaekers, 2007, pp. 224; Deuze, 2002, p. 49; Van Eijk, 2005, pp. 40-48).

2.1. 1960 - 1980: Opkomst van onderzoeksjournalistiek in Nederland

In Nederland bestaat geen lange traditie op het gebied van onderzoeksjournalistiek. (Bakker & De Jongh, 1991, p. 26). Een verklaring voor “het incidentele en weinig systematische karakter” ervan is de verzuiling die de Nederlandse journalistiek tot de jaren zestig van de vorige eeuw kenmerkte. Politieke en religieuze stromingen hadden hun eigen media, er bestonden politici die tegelijkertijd redacteur wa-ren, en andersom. Ideologische overtuigingen en een gebrek aan een kritische houding verhinderden de uitoefening van onderzoeksjournalistiek. Bovendien waren er weinig financiële mogelijkheden: voor de Nederlandse pers met haar relatief beperkte oplages was onderzoeksjournalistiek te duur, tijdrovend en risicovol. (Bakker & De Jongh, 1991, pp. 27-29; Van Eijk, 2005, pp. 124-125).

Toch kan men achteraf producties van voor de Tweede Wereldoorlog aanwijzen die wel dege-lijk overeenkomsten vertonen met wat later onderzoeksjournalistiek werd genoemd, en die dege-lijken op de praktijken van de Amerikaanse muckrakers. In sommige bladen (zoals het socialistische De Baanbreker, het Utrechtse weekblad De Controleur en de NRC) verschenen reportages waarin ook maatschappelijke misstanden aan bod kwamen, uiteraard met als doel om de lezer te overtuigen van de noodzaak van een

6 Die term is, in tegenstelling tot de term ‘journalist’, sinds 1963 in Vlaanderen een beschermde titel. “Alleen wie sedert twee jaar zijn (hoofd)beroep maakt van journalistiek, en dit in een medium dat algemene berichtgeving verstrekt, kan aanspraak maken op deze titel. Professionele journalisten die voor gespecialiseerde media werken, kunnen aanspraak maken op een eigen titel: die van 'journalist van beroep'.” (VVJ, 2010). In Nederland behoren journalisten niet tot een beschermde beroepsgroep.

socialere politiek die zich meer aantrok van de arbeiders. (Bakker & De Jongh, 1991, pp. 29-32; Van Eijk, 2005, pp. 124-125).

Pas eind jaren zestig, toen de naweeën van de oorlog en daarmee de noodzaak tot “nationale eenheid” niet langer de boventoon voerden, de “gezagsgetrouwheid” afnam en de ontzuiling had inge-zet, werden journalisten autonomer en zelfbewuster. Stukje bij beetje ‘emancipeerde’ het journalistieke vak zich. Er werd meer aandacht besteed aan schandalen en taboes werden doorbroken. Met name de weekbladen, waaronder Vrij Nederland, hielden zich in toenemende mate bezig met onthullingsjourna-listiek. Het genre sloot beter aan op hun werkwijze en verschijningsfrequentie, dan op die van de dagbladen. (Bakker & De Jongh, 1991, pp. 35-41 & p. 47; Brants, 2002, p. 90; Van Eijk, 2005, pp. 124-125; Wijfjes, 2004, p. 313 & pp. 338-346).

In de jaren zeventig kwam onderzoeksjournalistiek in Nederland daadwerkelijk, maar “aarze-lend van de grond”. (Bakker & De Jongh, 1991, pp. 44). Het individu kwam centraal te staan in de samenleving en er werd ‘kritische’, ‘geëngageerde’ journalistiek gepubliceerd, die inging tegen conventi-onele verhoudingen en de gevestigde orde. Morele oordelen waren journalisten niet vreemd en men kwam op voor de belangen van de burger. Ideeën over het controleren van de macht en het ontmaske-ren van het gezag ontstonden. Kritische journalistiek was nodig om beschadiging van het publieke belang te voorkomen en onderzoeksjournalisten richtten zich in het bijzonder op corruptie bij de over-heid en in de politiek. (Bakker & De Jongh, 1991, pp. 14-15 & pp. 45-48; Wijfjes, 2004, p. 341 & pp. 503-507).

Volgens sommigen speelde het hoogtepunt van de Nederlandse onderzoeksjournalistiek zich af tussen 1975 en 1985. Toch moet achteraf worden erkend dat niet alle onderzoeksjournalistiek van even grote kwaliteit was. Door het weekblad Vrij Nederland gepresenteerde “affaires” waren niet altijd zo onthullend en ‘fout’ als ze werden gepresenteerd. Sommige verhalen waren minder op feiten en vooral op de suggestie van mogelijke verbanden en feiten gebaseerd. (Bakker & De Jongh, 1991, pp. 47).

2.2. 1980 - 2000: Concurrentie en commercialisering

In de loop van de jaren tachtig werd onderzoeksjournalistiek in Nederland door redacties in toenemen-de mate op waartoenemen-de geschat en wertoenemen-den onthullingen door toenemen-de concurrent niet langer weggezet als “stunt van een bepaalde politieke stroming”. De onderzoeksjournalistiek nam een vlucht en floreerde met grote onthullingen. Niet alleen politiek en overheid waren object van journalistiek onderzoek, ook de verstrengeling van relaties en belangen tussen de overheid en het bedrijfsleven kwam daarbij. (Bakker & De Jongh, 1991, p. 48-52; Wijfjes, 2004, pp. 503-507).

In deze periode ontwikkelt de onderzoeksjournalistiek zich ook op televisie. Actualiteitenru-brieken als Brandpunt, Nieuwslijn en Achter het Nieuws maken van tijd tot tijd onderzoeksjournalistieke reportages en het programma Gouden Bergen concentreert zich in de periode 1985-1987 volledig op

ont-hullingen. Opvallend is dat het programma niet alleen onthult, maar ook enigszins reflecteert op de vragen: wat is er bereikt? waar heeft het onderzoek toe geleid? Bij sommige onderwerpen wordt zelfs aandacht besteed aan de persoonlijke betrokkenheid van de reporters. De tv-programma’s worstelden soms met het in beeld brengen van onthullingen en de beperkingen van het medium televisie. Een aan-tal keren werden de programma’s zelf betrapt op enscenering en bedrog in hun pogingen de kijker iets te laten zien. Later wordt de vorm van de reconstructie in toenemende mate populair, onder andere bij de programma’s KRO Reporter en Zembla, een co-productie van VARA en NPS, die in de jaren negentig ontstonden. (Van Eijk, 2005, p. 127-128; Van Kempen, 2000, pp. 66-79; Van Stegeren, 1991, pp. 190-196; Wijfjes, 2004, p. 438).

Wat betreft de dagbladen stagneert de onderzoeksjournalistiek echter enigszins eind jaren tach-tig. De onderzoeksredacties die bij sommige media (o.a. NRC Handelsblad) werden geformeerd, werden na enkele jaren ook weer opgeheven (Van Eijk, 2005, p. 125). In 1990 beschikten alleen De Telegraaf en het Algemeen Dagblad over een team van twee onderzoeksjournalisten. Andere redacties stelden gele-genheidsteams samen. (Bakker & De Jongh, 1991, p. 26). In 1990 wordt wel het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten opgericht, waar ook aanvragen voor onderzoeksjournalistiek kunnen worden ingediend. (Bakker & De Jongh, 1991, p. 52).

Het Nederlandse medialandschap in zijn algemeenheid wordt in deze periode tevens diverser. In 1989 wordt de eerste commerciële televisiezender opgericht. Er ontstaan steeds meer omroepen, die steeds meer terrein winnen, terwijl krantenoplagen juist teruglopen. Het publiek krijgt steeds meer keu-zemogelijkheden en de individuele nieuwsconsument vergaart informatie op verschillende kanalen. In de concurrentieslag om het publiek focussen media daarom steeds nadrukkelijker op nieuwswaarde en snelheid. In deze periode komen marktmechanismen en commercieel denken steeds centraler te staan bij uitgevers en omroepbazen. (Bakker & De Jongh, 1991, p. 51; Brants, 2002, pp. 92-94; Koole, 2002, p. 104, Wijfjes, 2004, 421).

Dit leidde ertoe dat er op onderzoeksjournalistiek beknibbeld werd en dat de bestaande onder-zoeksjournalistiek steeds meer verwerd tot het halen van primeurs. Onderonder-zoeksjournalistiek werd in toenemende mate (ook) als concurrerend middel gezien. Onderzoeksjournalisten leken daarmee hun maatschappijkritische houding aan de wilgen te hangen en mee te ‘professionaliseren’. Morele veront-waardiging maakt plaats voor “vaardigheden en vakkennis”. (Bakker & De Jongh, 1991, pp. 51-52). In Vlaanderen leidde de concentratie van mediaconcerns – met name in de jaren tachtig en ne-gentig – geleidelijk tot politieke ontzuiling van de media. Daardoor waren journalisten steeds meer in staat hun waakhond-rol te vervullen. Toch ontwikkelde de Vlaamse onderzoeksjournalistiek zich pas substantieel in de jaren negentig en met name bij de dagbladpers. Kranten waren toen zo ver ontzuild dat journalisten politieke schandalen openbaar konden maken. (De Bens & Raeymaekers, 2007, p. 68 & pp. 94-97 & p. 276).

Dagblad De Morgen was bijvoorbeeld nog tot 1986 eigendom van de socialistische partij. Maar in 1990 richtte de krant een team van onderzoeksjournalisten op, geleid door de destijds bekendste Vlaamse onderzoeksjournalist Walter de Bock. Deze onderzoeksredactie werd in 1997 opgeheven, om-dat bleek om-dat afzondering van de rest van de redactie ook het gevaar van tunnelvisie opleverde. De onderzoeksjournalisten ontwikkelden blinde vlekken en er was een gebrek aan kritische evaluatie door buitenstaanders. (Van Eijk, 2005, p. 43-44).

Onderzoeksjournalistiek werd in Vlaanderen vooral ingezet als concurrerend middel op een krappe markt. De grote mediaconcerns waren verwikkeld in een permanente concurrentiestrijd om het publiek. (Onderzoeks)journalisten richtten zich daarom vooral op schandalen en onthullingen. (Van Eijk, 2005, p. 46; De Bens & Raeymaekers, 2007, p. 68; pp. 94-97). Maar daardoor werden onderzoeks-journalisten ook een speelbal van politici die zich aan deze “nieuwe mediacultuur” aanpasten en hun invloed lieten gelden door scoops te lekken aan journalisten die daarvoor gevoelig waren (De Bens & Raeymaekers, 2007, p. 68). “[A]ls gevolg van de concurrentiestrijd en de toenemende commercialisering [is] de grens tussen onthullings- en schandaaljournalistiek niet altijd duidelijk” (De Bens & Raeymae-kers, 2007, p. 96).

Onderzoeksjournalistiek kreeg in Vlaanderen al snel een slechte reputatie. (De Bens & Raey-maekers, 2007, p. 248). Een treffend voorbeeld is de zaak rond de (huur)moord op de Waalse socialistische politicus André Cools op 18 juli 1991. Journalisten van verschillende media gingen na de moord driftig met elkaar in debat over de ware toedracht. Ze beschikten over dezelfde feiten, maar interpreteerden die systematisch verschillend en de meningsverschillen werden en publique uitgevochten. (Van Eijk, 2005, pp. 43-45).

Hetzelfde gebeurde in de verslaggeving rond de zaak Dutroux (periode 1995-2004). Volgens Van Eijk (2005) kan de zaak Dutroux zelfs worden gezien als het einde van de Vlaamse onderzoeks-journalistiek. Dutroux werd destijds verdacht van de moord op vier meisjes (en is daar in 2004 voor veroordeeld). In de zaak was sprake van zogenaamde X-getuigen, die beweerden dat Dutroux onder-deel was van een groter crimineel netwerk waar ook hooggeplaatste ambtenaren bij betrokken zouden zijn. Het Vlaamse journalistieke landschap verdeelde zich in ‘believers’ en ‘non-believers’. De Morgen behoorde tot de eerste groep, De Standaard tot de laatste. Aanhangers gooiden met modder naar elkaar en hielden verbeten vast aan hun eigen overtuigingen en theorieën. Sensatie en het eigen gelijk gingen boven de zoektocht naar bewijzen. In navolging van de publicaties rond de zaak Dutroux werd een aantal journalisten aangeklaagd wegens smaad. (pp. 44-45).

2.3. 2000 - heden: Professionalisering en profilering

De eerder genoemde sociaal-culturele en commerciële ontwikkelingen leidden er in Nederland toe dat onderzoeksjournalisten zich in toenemende mate concentreerden op de burger. Er ontstond een

grote-re focus op de grote-relevantie en het belang van bepaald nieuws of specifieke ontwikkelingen voor het pu-bliek. Hetzelfde gebeurde in Vlaanderen, zij het onder iets andere omstandigheden. Een verklaring is dat daar de ‘slechte’ reputatie van ‘onthullingsjournalisten’, en het gepolitiseerde medialandschap tot een meer service-gerichte, informatieve vorm van op de burger gerichte onderzoeksjournalistiek leidde. (Brants, 2002, pp. 96-97; Desmet, Ernst, Vermeer & Van Vonderen, 2002; Van Eijk, 2005, pp. 45-48; Wijfjes, 2004, p. 421).

Hedendaagse onderzoeksjournalisten in Nederland en Vlaanderen voeren niet langer alleen met hun controlerende taak uit, blijkt uit twee inventariserende onderzoeken van de Vlaams-Nederlandse Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ). Ze houden zich enerzijds bezig met het doorlichten van het handelen van invloedrijke personen, organisaties, bedrijven en de overheden. Ze kijken of poli-tici hun beloftes waarmaken, of overheidsbeleid daadwerkelijk wordt uitgevoerd en of dat effectief wordt gedaan. En bij rampen en ongelukken gaan onderzoeksjournalisten na of de overheid haar taken naar behoren heeft uitgevoerd en of ze haar verantwoordelijkheid heeft genomen. Anderzijds houdt men zich in toenemende mate bezig met dieptereportages over bepaalde sociale groepen, historisch onderzoek (meestal naar het recente verleden) en “het intensief volgen van maatschappelijke trends of (...) meer kwantitatief onderzoek”. (Desmet, Ernst, Vermeer & Van Vonderen, 2002, p. 17; Van Eijk, 2005, pp. 233-237).

In Nederland en Vlaanderen zijn momenteel ongeveer zeshonderd onderzoeksjournalisten bij de VVOJ aangesloten. Een “toevallig initiatief van een groepje enthousiastelingen” leidde in 2002 tot de oprichting van de vereniging als ‘platform voor professionalisering’, bedoeld om kennis en ervaring uit te wisselen, om de onderzoeksjournalistiek op een hoger niveau te brengen en om op te komen voor ‘de belangen van het vak’. (Desmet, Ernst, Vermeer & Van Vonderen, 2002, pp. 3-4; vvoj.nl, n.d., ‘Doelstelling’; Van Es, 25 november 2010).

De VVOJ richt zich met name op het trainen van vaardigheden en technieken bij onderzoeks-journalisten, organiseert discussies over ethiek, pleit voor meer openbaarheid van bestuur en reikt jaarlijks prijzen voor onderzoeksjournalistiek uit. (Desmet, Ernst, Vermeer & Van Vonderen, 2002, pp. 3-4; Van Eijk, 2005, p. 126; vvoj.nl, n.d., ‘Doelstelling’; Van Es, 25 november 2010).

De vereniging houdt een ruime definitie van onderzoeksjournalistiek aan, waarin de verschillen-de stromingen naast elkaar bestaan: “Onverschillen-derzoeksjournalistiek is kritische en diepgravenverschillen-de journalistiek.” Men onderscheidt drie varianten: “schandalen blootleggen, toetsing van beleid of functi-oneren van overheden, bedrijven en organisaties, en het signaleren van trends in de samenleving.” (VVOJ, 2002).

Nog steeds zijn er in het oog springende verschillende tussen de Nederlandse en Vlaamse onderzoeks-journalistiek. Zo bestaan in Vlaanderen nauwelijks journalisten die zich enkel met onderzoek bezighouden. Er is weinig tijd en geld, dus moeten zij hun onderzoek meestal in hun eigen tijd doen.

Zo’n drie procent van de journalisten op een nieuwsredactie werkte wel eens mee aan een onderzoeks-project, ten opzichte van tien procent in Nederland. (Desmet, Ernst, Vermeer & Van Vonderen, 2002, pp. 46-47).

Volgens Van Eijk (2005) tekent zich een duidelijk verschil in professionalisering af. Waar in Vlaanderen vooral solo aan projecten wordt gewerkt, bestaan in Nederland vaker onderzoeksteams. Het vrijmaken van een onderzoeksteam getuigt van een commitment aan onderzoeksjournalistiek, een ontwikkeling die vaak pas plaatsvindt wanneer onderzoeksjournalistiek haar plaats in het medialand-schap en de samenleving heeft verworven. (pp. 243-244).

Toch lijkt er ook in Vlaanderen in toenemende mate aandacht voor onderzoeksjournalistiek. Zo besloot Vlaams minister van Media, Kris Peeters, in 2009 het budget van het Fonds Pascal Decroos, dat onder andere onderzoeksjournalistieke projecten ondersteunt, te verdubbelen tot een half miljoen euro per jaar. (Het Nieuwsblad, 20 maart 2009).

In zijn algemeenheid lijkt de kwaliteit van onderzoeksjournalistieke producties te verbeteren. Was de jury van de Loep – de jaarprijzen voor onderzoeksjournalistieke producties – in 2004 bij de eerste uitreiking nog sceptisch over het aantal inzendingen en het niveau van het gros van de onder-zoeksproducties, de laatste jaren spreekt zij zich juist positief uit over zowel aantallen als niveau. (Bakker et al., 2009; Bakker et al., 2010; Villamedia.nl, 6 oktober 2004). Ook wordt er vaker door jour-nalisten van verschillende media samengewerkt (Nab & Oremus, 17 december 2010).

Anno 2010 wordt in Nederland meer dan ooit aan onderzoeksjournalistiek gedaan. Zowel dag- als weekbladen en radio en televisie maken in meerdere of mindere mate tijd, ruimte en geld vrij voor journalistiek onderzoek. Bij de publieke omroep hebben de onderzoeksprogramma’s Argos (VPRO, VARA), Reporter (KRO) en Zembla (VARA, NPS) zich verenigd in OnJo, een digitaal platform waar uitzen-dingen gebundeld worden per thema. (OnJo.nl, 2010, n.d.). Daarnaast bieden zij extra materiaal aan op de site en zijn via OnJo.nl gerelateerde (buitenlandse) producties te bekijken. Ook de onderzoeksjour-nalistieke uitzendingen van ‘Het Onderzoek’ (EO, De Ochtenden), Factor (IKON), Goudzoekers (VPRO),

Jansen & Janssen (VPRO), Nieuwsuur (NTR/NOS) en Tegenlicht (VPRO) zijn er te vinden.

De nieuwsredactie van het NOS Journaal beschikt over een aantal onderzoeksredacteuren, en bij

RTL Nieuws zorgt sinds een aantal jaren een vijfkoppige ‘researchredactie’ voor

onderzoeksjournalistie-ke producties. Bovendien is KRO Brandpunt sinds afgelopen herfst terug op tv, en zijn er de geprofileerde actualiteitenrubrieken van EO, VARA EN WNL (Uitgesproken), die zich ook met onderzoeks-journalistiek zeggen bezig te houden.

Bij de landelijke dagbladen wordt over het algemeen semi-structureel aan onderzoeksjournalis-tiek gedaan, terwijl regionale dagbladen veelal incidenteel onderzoek verrichten. De Volkskrant beschikt over een speciale onderzoeksjournalistieke redactie, de twee man sterke onderzoeksredactie van Trouw werd in 2002 – na een periode van vier jaar – opgeheven vanwege geldgebrek. De

verslag-gevers werden weer ‘algemeen verslaggever’ (al werkten zij in de praktijk op dezelfde manier verder)7.

NRC Handelsblad kent gelegenheidsteams van verslaggevers die zich in het algemeen met langere

verha-len en projecten bezighouden en samen onderzoek doen op projectbasis. Daarnaast zijn er op de nieuwsdienst vier algemeen verslaggevers die ongeveer tachtig procent van hun werktijd besteden aan eigen onderzoek. Ook bij het Nederlands Dagblad zijn journalisten werkzaam die een substantieel deel van hun tijd besteden aan onderzoek. (Senen, 2010, pp. 26-29).

De opiniebladen Elsevier, Vrij Nederland, HP/De Tijd en De Groene Amsterdammer brengen van tijd tot tijd onderzoeksproducties. Maar ook redacteuren van Medisch Contact en Het Onderwijsblad werken sporadisch aan eigen onderzoeksprojecten. Daarnaast is er een aantal onderzoeksjournalisten die hun werk veelal in boekvorm presenteren, zoals Vasco van der Boon, Marcel Metze en Jeroen Smit.

Bovendien zijn er programma’s van de publieke omroep die zich niet primair bezighouden met onderzoeksjournalistiek en niet zijn opgenomen in OnJo, maar soms ook een onderzoeksjournalistiek kantje hebben. Zoals: Radar, Kassa, Keuringsdienst van Waarde, De slag om Brussel of Undercover in NL. Van deze meer faciliterende, consumentgerichte programma’s kun je je afvragen of ze niet ook tot onder-zoeksjournalistiek behoren.

Ook in Vlaanderen wordt zowel door de geschreven pers als op tv en radio aandacht besteedt aan on-derzoeksjournalistiek.8 Het opinieweekblad Knack en MO* magazine publiceren met regelmaat onderzoeksjournalistieke producties. Dat geldt ook voor het meer populaire P-magazine en voor het blad Trends. Ook de dagbladen De Morgen, Het Laatste Nieuws, De Standaard en Het Nieuwsblad besteden aandacht aan onderzoeksjournalistiek, al heeft geen van hen een aparte onderzoeksredactie. Ook stad-krant en onlineplatform Brussel Deze Week en de site Apache.be. publiceren soms onderzoeksjournalistiek. Op de Vlaamse televisie heeft met name Panorama (VRT/CANVAS) een reputa-tie op het gebied van onderzoeksjournalisreputa-tiek. Maar ook Terzake (CANVAS), Histories (CANVAS) en VTM

Telefacts zijn regelmatig onthullend, en Peeters&Pichal op Radio 1. Ook zijn er onderzoeksjournalisten

die hun werk zelfstandig publiceren, zoals Chris de Stoop, Kristof Clerix, Lieve Joris, Johan De Boose, Rudi Rotthier en Pascal Verbeken (Sengers et al., 2009, p. 22).

Daarnaast zijn er ook in Vlaanderen media-initiatieven waarvan niet zonder meer duidelijk is of zij onderzoeksjournalistiek bedrijven, of niet. Voorbeelden daarvan zijn het consumentenmagazine

Test-Aankoop en de relatief nieuwe website DeWereldMorgen.be, die voornamelijk gefinancierd wordt door de

vakbonden. Overigens verstrekt de Vlaamse overheid al decennialang subsidie aan “media met een journalistieke dimensie”. De minister van media, Ingrid Lieten is van plan die nu te beperken tot media

7 E-mail conversatie met Trouw-verslaggever/onderzoeksjournalist Joop Bouma, 13 maart 2011

die de meest recente code van de Vlaamse Raad voor de Journalistiek onderschrijven. (Lieten, 2010). Een ander interessant voorbeeld dat door sommigen onderzoeksjournalistiek wordt genoemd is de Woestijnvis-productie Basta! waarin een groep cabaretiers zowel de media en journalistiek zelf, als de gevestigde politieke en economische orde, te lijf ging.

Zowel in Nederland als Vlaanderen zijn onderzoeksjournalistieke publicaties op internet zeld-zaam, in Nederland is er ‘Follow the money’ en in Vlaanderen Apache.be. Ook de weekbladen zouden ondervertegenwoordigd zijn. (VVOJ, 2010, p. 9).

2.4. Conclusie

Ondanks dat “een bloeiende praktijk en een lange traditie ontbreken” (Bakker & De Jongh, 1991, p. 26), lijkt de Nederlandse onderzoeksjournalistiek aan populariteit te winnen. Er is relatief veel - en steeds meer - aandacht voor onderzoeksjournalistiek, al lijkt het zwaartepunt bij onderzoeksjournalisten verschoven van een geëngageerde naar een meer inventariserende, afstandelijke houding. Tegelijkertijd heeft de crisis bij de dagbladen (weinig geld, ruimte en hoge werkdruk) zijn weerslag op de professie, net als de herprofilering bij de publieke omroep. De vraag is of onderzoeksjournalisten hun waarde voldoende kunnen bewijzen en daarmee ook hun positie kunnen veiligstellen. En ook, hoe zij hun pro-fessie zullen invullen in dit veranderende landschap.

Dat geldt overigens nog sterker voor Vlaamse onderzoeksjournalisten, die het toch al moeilijker