• No results found

De humanistische beweging

1 Humanistische maatschappelijke politieken Mens en Wereld

1.4 Een herhaling van zetten: de humanistische kern wapendiscussie (1980-1985)

Uiteindelijk had het HVbegin jaren zeventig een nieuwe maatschappelijke betekenis gevonden in de strijd tegen confessionele invloeden en voor vrije zelfbestemming. Voortaan zou het HVzich op dit terrein politiek gaan ma- nifesteren. Toch waren er ook kwesties die niet direct gericht waren op het inperken van confessionele invloeden waarbij het HVvan zich liet horen. Voorbeelden zijn de dienstweigering, atoombomproeven en de neutro- nenbom.226Maar met deze kwesties zou het HVzijn vingers niet branden:

de achterban was vrij eensgezind hierover. Dat lag anders met het NAVO- besluit eind jaren zeventig om in Nederland kruisvluchtwapens te plaat- sen.

Het NAVO-besluit was zeer omstreden in Nederland. Honderdduizenden Nederlanders gingen de straat op en een kwart van de Nederlanders on- dertekende een volkspetitie. Begin jaren tachtig was de weerstand in Ne- derland tegen de kruisraketten zo groot dat historicus Remco van Diepen in zijn dissertatie het kernwapendebat beschreef als een ware godsdienst- oorlog tussen voor- en tegenstanders van eenzijdige ontwapening.227Aan

die ‘godsdienstoorlog’ ontkwam ook het HV ook niet. Opvallend in het kernwapendebat was de dominantie van christelijke organisaties als het In- terkerkelijk Vredesberaad. Om van de vrede geen christelijke aangelegen- heid te maken, drong de Verbondsraad, het democratisch orgaan dat toe- zicht hield op het HV, erop aan dat het HVeen humanistische stem liet ho- ren voor eenzijdige ontwapening. Dat lukte niet: het HV-hoofdbestuur kon het niet eens worden over zo’n uitspraak. Daardoor dreigde het HVin  de grote afwezige te zijn bij de landelijke vredesdemonstratie. Onwense- lijk, vonden de meeste hoofdbestuursleden. Deze groep dacht een oplos- sing voor de patstelling te hebben gevonden in de oprichting van een au- tonoom Humanistisch Vredesberaad. Onder die naam zouden humanisten in de demonstratie mee kunnen lopen.228Die oplossing bood echter geen

soelaas voor de interne tegenstelling: er ontstond zowel een ‘beweging der kritische humanisten’ die van binnenuit het HVtot meer politieke stelling- name wilde bewegen, als een afsplitsing van ‘verontruste’ humanisten die een niet-politiek humanisme verkondigde met de stichting het Algemeen Humanistisch Trefpunt.

 DEEL I DE HUMANISTISCHE BEWEGING

226 HV (1979) De stem van het HV 1966-1978. Utrecht: HV, 26, 28-29.

227 Remco van Diepen (2004) Hollanditis. Nederland en het kernwapendebat 1977-1987, Am-

sterdam: Bert Bakker, 24.

228 Hes van Huizen (1981) HV steunt indirect vredesdemonstratie in Amsterdam. Humanist

36(18), 1-2; Paul Breekveldt (2009) Vredesduif op eigen vleugels. 25 jaar Humanistisch Vre-

De discussie die de verontruste humanisten, het hoofdbestuur en de kriti- sche humanisten over de politieke en maatschappelijke rol van het HVbe- gin jaren tachtig voerden, heeft veel overeenkomsten met de discussies zo- als die plaatsvonden in het eerste naoorlogse decennium. Zo waren alle drie de partijen – het hoofdbestuur, de ‘kritische’ en de ‘verontruste’ huma- nisten – het eens over het belang van levensbeschouwing als katalysator voor politiek verantwoordelijkheidsbesef bij individuen. Zij verschilden echter van mening over de vraag wanneer en in hoeverre het HVals col- lectief politiek diende op te treden en als voorbeeld voor het individu moest dienen. Ook de ‘verontrusten’ meenden dat er kwesties waren waar- over een levensbeschouwelijke organisatie als het HVzich moest uitspre- ken. Namelijk in die kwesties waarover verschillende levensovertuigingen verschillend zouden denken en waarvan ‘de onzekerheid over de gevolgen van overheidsmaatregelen – zoals het handhaven, afschaffen of veranderen van strafbepalingen, (…) binnen nauwe perken’ blijft, zoals het geval is bij abortus en euthanasie. Die gevolgen waren volgens hen niet te overzien bij het kernwapenvraagstuk. Bovendien was de kernwapenproblematiek niet van levensbeschouwelijke aard, aangezien alle levensovertuigingen kern- oorlog zouden willen vermijden. De vraag wat de beste weg daarvoor was zou afhankelijk zijn van feitenkennis en politiek inzicht.229 Bovendien

meenden de verontrusten dat het HVslechts moest ingrijpen wanneer het draaide om kwesties die het individu belemmerden om bepaalde zaken zelf te bepalen (zoals abortus en euthanasie). Kortom, wanneer autonomie in de betekenis van zelfbeschikking in het geding was.230

Daartegenover stonden in  de ‘kritische’ humanisten die meenden dat levensbeschouwingen niet enkel wat te zeggen hadden in micro-ethische kwesties waar het draaide om keuzemogelijkheden van het individu. Le- vensbeschouwingen moesten, zoals Schut en Noordenbos in de jaren vijf- tig hadden gesteld, ook gehoord worden in macro-ethische kwesties. Dat waren kwesties die te maken hadden met humanistische waarden als soli- dariteit, sociale rechtvaardigheid en bevrijding, zoals vraagstukken rond- om ontwikkelingssamenwerking, oorlog en vrede, en inkomensverde- ling.231Deze kwesties waren niet meer of minder politiek en meer of min-

der levensbeschouwelijk dan micro-ethische kwesties. Het enige verschil was, aldus de kritische humanisten, dat op de macro-ethische kwesties de liberalen en socialisten nogal eens van standpunt verschilden. De kritische humanisten meenden dat het belangrijker was om vanuit de humanistische HUMANISTISCHE MAATSCHAPPELIJKE POLITIEKEN. MENS&WERELD 

229 Nota beoordeling en taak van het HV door het AHT door J.P. Mazure, UA, Archief HV, 75:

1508; Zie ook: J.P. Mazure (1982) Dupliek over ethiek en politiek. Rekenschap 29(1), 24-26.

230 Het voordeel van de twijfel, 31-5-1981 (HV-uitzending). UA, Archief HV, 75: 1508.

231 P. Derkx (1981), Humanistische levensovertuiging, ethiek en politiek. Rekenschap 28(1), 20-

beginselen een uitspraak te doen, dan zich vanwege tact of angst voor schisma in de achterban, te onthouden. Zeker aangezien het afwezig zijn in het publieke debat of tijdens demonstraties ook een politiek spreken over de kwestie was.232Levensbeschouwing en politiek waren dus in de

ogen van de kritische humanisten zeer zeker geen strikt gescheiden velden. Het criterium dat een kwestie alleen levensbeschouwelijk (en niet politiek) zou zijn als humanisten en christenen zich hierover tegenover elkaar von- den staan, werd van de hand gewezen: vanuit de ethische principes van het christendom en van het humanisme konden dezelfde uitkomsten volgen. De kritische beweging van humanisten had met haar naamkeuze al duide- lijk gemaakt dat zij zich spiegelde aan de kritische beweging in de kerk. Zij wilde net als de kritische beweging in de kerk een groep vormen die vanuit de levensbeschouwelijke beginselen kritisch stond tegenover de sa- menleving en de rol van de eigen levensbeschouwelijke organisatie daarin. Waar Nederlandse progressieve christenen zich in eerste instantie vooral op de kerk en haar greep op het individu richtten, verhielden ze zich later in toenemende mate tot wereldproblemen. Het maatschappelijk engage- ment van de katholieken en protestanten leek in Nederland begin jaren tachtig op haar hoogtepunt te zijn met het grootschalig christelijk protest tegen de kruisraketten.233De christelijk geïnspireerde vredesorganisaties

fungeerden in de ogen van de kritische humanisten terecht als een gewe- ten dat de overheid begeleidde, op basis van een christelijke ethiek die steeds meer gebaseerd was op vrijheid en solidariteit. Nu het humanisme nog.234

De kritische humanisten van begin jaren tachtig vormden een andere groep dan de maatschappijkritische humanisten van begin jaren zeventig. De kri- tische humanisten hadden anders dan de maatschappijcritici uit de jaren zeventig niet het veranderen van alle machtsverhoudingen op het oog. Zij begrepen politiek vanuit een smallere definitie: het ging hen om het ethisch begeleiden van politieke kwesties door de bestuurlijke besluiten niet alleen op zelfbeschikking te toetsen maar op alle fundamentele waarden van het humanisme. Hun argumentatie had meer overeenkomsten met het plei- dooi van Schut en Noordenbos in de jaren vijftig die eveneens het HVwil- den stimuleren om uit de humanistische beginselen gevolgen te trekken. Na vier jaar verzet hieven de kritische humanisten hun beweging op om- dat die, zo stelt Paul Breekveldt in zijn onderzoek naar het Humanistisch Vredesberaad, te veel bij het establishment van het HVzou zijn gaan be-  DEEL I DE HUMANISTISCHE BEWEGING

232 Nadere toelichting op de uitgangspunten, 23-9-1982, Archief Voorzee: Archief HV 26: 1613.

233 A. Kerssies en L. Tuinema (1988) De Basisbeweging Nederland. In E. Borgman e.a. (red.) De

vernieuwingen in katholiek Nederland (pp. 168-181). Amersfoort | Leuven: De Horstink.

234 Verslag van de konferentie levensbeschouwing, ethiek en politiek, 25-10-1981. UA, Archief

horen.235Anders dan de maatschappijkritische humanisten van begin jaren

zeventig, bleven zij wel betrokken bij het HV. Het HVhad in hun ogen dan ook nog steeds waarde op individueel niveau, maar had minder betekenis in de maatschappij dan het eigenlijk aan zijn principes verplicht zou zijn. Hoewel het de verontruste humanisten waren die met het Algemeen Hu- manistisch Trefpunt uit het HVwaren gestapt, was en bleef hun onder- scheid tussen politiek en levensbeschouwing in het HVbegin jaren tachtig dominant. Anders dan de progressieve christenen die juist macro-ethische kwesties aangrepen om de positie van de kerken te legitimeren, leken hu- manisten de macro-ethische kwesties in de jaren tachtig veelal te laten voor wat ze waren om iedereen binnen boord te houden. Met de micro-ethische kwesties kon het humanisme zich als beschermer van het individu tegen confessionele invloeden presenteren. Het HV-hoofdbestuur wilde graag de verontruste humanisten weer terug in het HV. Zo keerde Rob Tielman, sinds  de nieuwe HV-voorzitter, zich tegen de wens van de kritische hu- manisten voor meer humanistische bemoeienis met overheidsbeleid. Een dergelijke ‘humanistokratie’, waarin de overheid aan het humanisme on- derworpen was, zou het HVvolgens hem niet moeten willen. Deze visie had ook nog andere implicaties. Tielman rekte met dit uitgangspunt de scheiding van kerk en staat op. Het ging niet alleen om het scheiden van politieke partijen van confessie, maar ook om inperking van de invloed van levensbeschouwingen op het politieke en publieke debat. Zo stelde Tiel- man retorisch: ‘Vroeger mocht daarom op zondag niet gezwommen wor- den, nu moeten volgens sommigen daarom de kernwapens Nederland uit en de kerncentrales gesloten worden’.236 De humanistische strijd tegen

confessionelen die de samenleving en de staat te veel zouden bepalen, zou nu ook gelden voor die humanisten die een meer uitgesproken HVwen- sten. Of zoals Tielman het in  nog eens verwoordde in een brief aan de kritische humanisten: ‘Het HVvoert geen “strijd tegen godsdienst en kerk” zoals jullie de indruk trachten te wekken, maar wel tegen onkritische ze- denmeesterij en een belerende (ipv een argumenterende) ethiek. Die komt niet alleen bij christenen maar ook bij humanisten voor.’237

1.5 Conclusie

In de geschiedschrijving over de kerken staan de jaren zestig en jaren ze- ventig bekend als een periode van groeiend politiek engagement. In een tijd HUMANISTISCHE MAATSCHAPPELIJKE POLITIEKEN. MENS&WERELD 

235 Breekveldt (2009) Vredesduif op eigen vleugels, m.n.: 38.

236 R. Tielman (1981) De actualiteit van de scheiding van kerk en staat. Rekenschap 28(2), 76-

77.

waarin de kerken hun vanzelfsprekende gezag verloren en het geloof steeds meer een privézaak werd, richtten christelijke organisaties en actie- groepen zich meer dan ooit op hun rol in de inrichting van de maatschap- pij. Een vergelijkbare wending vindt eind jaren zestig ook plaats in de hu- manistische beweging. Het vanzelfsprekende maatschappelijke belang van humanisme als levensbeschouwing verdween ook in het HVin die tijd en het HVstond voor de vraag welke maatschappelijke en politieke rol het nu kon spelen.

De vraag naar een grotere politieke en maatschappelijke rol van huma- nistische organisaties was rond  echter niet nieuw. Vrij snel na de op- richting van het HVdiscussieerden humanisten of het geestelijk leiderschap van het HVal dan niet verantwoordelijkheid met zich meebracht om ook politiek actief en uitgesproken te zijn. Maar ondanks de met regelmaat te- rugkerende discussie formuleerde het HVtot in de jaren zestig zijn poli- tieke opdracht voorzichtig. Politieke stellingname werd door de meerder- heid van de humanistische bestuurders namelijk gezien als zaak van het in- dividu. Het HVhad weliswaar de taak om de politieke meningsvorming van de achterban te stimuleren als een onderdeel van levensbeschouwelijke vorming, maar hoefde de achterban niet richting één politieke opvatting te leiden. Uitspraken van het HV-hoofdbestuur over wereldpolitieke kwes- ties in deze jaren waren spaarzaam en zo geformuleerd dat alle hoofdbe- stuursleden, ongeacht hun partijpolitieke kleur, zich erin konden vinden. Voor een uitspraak was immers consensus in het partijpolitieke plurifor- me hoofdbestuur benodigd. Deze methode van consensus zou volgens de meerderheid een proeve zijn dat de kwestie niet politiek maar ‘levensbe- schouwelijk’ van aard was. De maatschappelijke betekenis van het HVza- gen de meeste humanisten in deze jaren niet gelegen in directe inmenging in de inrichting van de maatschappij, maar indirect, via de ethische vor- ming van het individu. Zij meenden namelijk dat het HVde taak had bui- tenkerkelijken op te voeden tot een bewuste levensbeschouwing en hen so- ciaal, cultureel en pedagogisch te leiden. Het humanisme zou buitenker- kelijken weerbaar kunnen maken tegen verschijnselen als het nationaalso- cialisme. De maatschappelijke betekenis van levensbeschouwelijke, ethi- sche vorming stond voor deze humanisten buiten kijf.

Eind jaren zestig werd de vanzelfsprekendheid van het geestelijk leider- schap van levensbeschouwelijke organisaties in twijfel getrokken. Deze twijfel werd gevoed door de groeiende kritiek op het gezag van de kant van jongeren in, maar vooral buiten, de humanistische beweging. Een groep dertigers en veertigers, die sinds begin jaren zestig in het hoofdbe- stuur had plaatsgenomen, interpreteerde levensbeschouwelijke vorming voortaan slechts als van individueel belang en zocht naar een directere be- moeienis van het HVmet de maatschappij. Groter maatschappelijk enga-  DEEL I DE HUMANISTISCHE BEWEGING

gement zou jongeren moeten aantrekken en het stagnerend ledenaantal moeten keren. Het HV moest naast levensbeschouwelijke vorming als dienst aan het individu dus nog iets anders gaan bieden. Jongeren en an- dere maatschappijcritici in het HVkregen ruimte om de nieuwe taak van het HVin de maatschappij vorm te geven met acties en politieke vorming. Dat ging maar twee jaar goed.

Anders dan de nieuwe leiding van het HVtrok deze groep maatschappij- critici de taak die het HVvoor het individu had (het persoonlijke) en de taak die het voor de maatschappij (het politieke) had minder los van elkaar. Voor deze groep stond het immers buiten kijf dat het persoonlijke in een epistemologische verhouding tot het politieke stond: in het persoonlijk le- ven waren de verinnerlijkte uitwerkingen van het politieke systeem zicht- baar. Hoewel deze maatschappijcritici van mening verschilden of de machtsverhoudingen via het veranderen van het eigen leven (de ethische opvatting over de verhouding tussen het persoonlijke en het politieke) aan- gepakt moest worden of via maatschappelijke acties gericht op een ander politiek systeem (de revolutionaire opvatting), ze waren het eens over één ding: humanisme had in hun ogen slechts betekenis voor het individu en de maatschappij wanneer het een socialistisch humanisme was gericht op de algemene ontplooiing van mens en maatschappij. Levensbeschouwe- lijke vorming zonder analyse van machtsverhoudingen, zoals aangeboden werd door het HV, had in de ogen van de maatschappijcritici geen enkel bestaansrecht. Dat was maar een doekje voor het bloeden.

Die gelijkschakeling van humanisme met socialisme ging het HV-bestuur te ver – niet alles was in hun ogen immers politiek – en het kwam tot een breuk met de maatschappijkritische, revolutionaire groep. Buiten het HV wist deze humanistische maatschappijkritische stroming evenmin te over- leven. De humanistische maatschappijcritici gingen op in andere actie- groepen die gericht waren op de ontplooiing van mens en maatschappij. Dat de christelijke maatschappijkritische stroming binnen en buiten de kerken een langere adem had, kwam doordat de religieuze maatschappij- kritische actiegroepen een transcendent karakter hadden en de activisten de religieuze motivatie hadden, waarmee zij zich van andere actiegroepen en activisten wisten te onderscheiden.

Met het verdwijnen van de maatschappijkritische humanisten uit de hu- manistische beweging in  en  zagen humanisten politiek weer voor- al als iets wat plaats vond in politieke partijen en instituties. Maar hun am- bitie om het HVmaatschappelijk te profileren als meer dan slechts een be- zinningscentrum of belangenbehartiger van de eigen achterban bleef. Hu- manisten schaarden zich achter het doel van vrije zelfontplooiing waarnaar veel bewegingen en actiegroepen in die tijd streefden. Anders dan de maat- schappijcritici hadden gemeend, dacht het HVdat het ontwikkelen van de HUMANISTISCHE MAATSCHAPPELIJKE POLITIEKEN. MENS&WERELD 

vrije zelfontplooiing in het bestaande politieke systeem zelf plaats kon vin- den. Het HVhad in het bijzonder de taak op zich genomen om middels in- stitutionele politiek de individuele vrijheid te beschermen tegen confessi- onele invloeden. Na  werd dus de liberaalreformistische opvatting over de verhouding tussen het persoonlijke en het politieke in de humanistische beweging dominant. Latere pogingen van humanisten om het HV-bestuur te bewegen om maatschappelijk stelling te nemen en actie te ondernemen wanneer niet alleen de vrijheid van het individu, maar ook sociale gerech- tigheid en solidariteit in het geding waren, zoals van de kritische huma- nisten, strandden.

2 Humanistische persoonlijke politieken. Van