• No results found

Hoofdstuk 3. Prevaleert het gelijkheidsbeginsel wanneer botsing ontstaat met de vrijheid van

3.3 Handen schudden

Iemand de hand schudden is in de westerse samenleving een gebruikelijke manier van begroeting. Het drukt wederzijds respect uit. De Koran verbiedt moslims om personen van het andere geslacht de hand te schudden. Handen schudden is volgens de islam namelijk in strijd met de goede zeden. Volgens de islam is deze weigering juist gebaseerd op respect voor het andere geslacht. Wanneer een persoon niet bereid is om iemand van het andere geslacht de hand te schudden, botsen twee grondrechten met elkaar, namelijk het beginsel van gelijke behandeling op grond van geslacht (art. 1 Gw) en het recht van godsdienstvrijheid (art. 6 Gw). 94

3.3.1 Juridisch kader

In de vorige hoofdstukken, waarin de positie van een homoseksuele docent op een bijzondere school en de weigerambtenaar centraal stonden, werd duidelijk dat de wetgever voor deze situaties specifieke regelingen heeft getroffen. De Awgb geeft voor deze situaties richting bij de beantwoording van de vraag welk grondrecht prevaleert indien een botsing ontstaat tussen het gelijkheidsbeginsel en de vrijheid van godsdienst. Dit geldt niet voor het handen schudden. De wet geeft voor deze situatie geen specifieke regelgeving. Dit betekent dat de Nederlandse rechter een belangenafweging dient te maken op grond van de in de jurisprudentie ontwikkelde richtlijnen en criteria. Dit hoofdstuk bestaat daarom uit een jurisprudentie onderzoek. In dit hoofdstuk bespreek ik verschillende uitspraken in zaken waarin de volgende vraag centraal stond: ‘’Is de afwijzing of een ontslag wegens de weigering om personen van het andere geslacht de hand te schudden onrechtmatig?’’

Het doel van dit hoofdstuk is om te onderzoeken op grond van welke criteria en richtlijnen de rechter deze belangenafweging maakt. Daarnaast wordt gekeken of een eenzelfde beoordeling gehanteerd wordt bij de vraag welk grondrecht prevaleert.

3.3.2 Jurisprudentie

De CGB (thans: CRM) en rechters hebben in de afgelopen 20 jaar meerdere keren geoordeeld over de vraag of een afwijzing of ontslag wegens de weigering om personen van het andere geslacht de hand te schudden onrechtmatig is.95 De CGB maakt bij de beoordeling of sprake is van ongerechtvaardigd onderscheid een afweging van de in het geding zijnde belangen. Belangen die een rol spelen bij deze beoordeling zijn bijvoorbeeld de functietaken van de werknemer en/of de aard van een onderneming. De rechterlijke beoordeling is ruimer dan het oordeel van de CGB. De rechter oordeelt niet alleen of een ongerechtvaardigd onderscheid is gemaakt, maar ook of een afwijzing of ontslag vanwege de weigering om mannen/vrouwen de hand te schudden onrechtmatig is.96 Bij de bestudering van de jurisprudentie is het opvallend dat de CGB vaak tot een ander oordeel komt dan de rechter. Ik bespreek hierna twee zaken waar dit het geval was.

De afwijzing van een klantmanager bij de gemeente

Oordeel CGB

In 2005 wees de gemeente Rotterdam een orthodoxe moslim af voor de functie van klantmanager, omdat de islamitische man op grond van zijn geloofsovertuiging niet bereid was om vrouwen de hand te schudden.97 De man diende op grond van deze afwijzing een klacht in bij de Commissie. De Commissie oordeelde dat deze afwijzing een indirect onderscheid op grond van godsdienst opleverde.98 Dit betekende

94 R.F. Kotter ‘Verplicht handen schudden? Balans tussen integratie en discriminatie?’, Arbeidsrecht 2012/47

95 R.F. Kotter ‘Verplicht handen schudden? Balans tussen integratie en discriminatie?’, Arbeidsrecht 2012/47

96 K. Wentholt, ‘De rechtsbescherming van de zwangere sollicitante’, SMA 1992, p. 281; A.G. Castermans ‘Rol en betekenis van de Commissie Gelijke Behandeling’, SMA oktober 2007/10, p. 370; jaarverslag CGB 2006, p. 84

97 CGB-oordeel 2006-202

98 CGB-oordeel 2006-202

dat de CGB diende te beoordelen of het door de gemeente gemaakte indirecte onderscheid op grond van art 2 lid 1 Awgb, een rechtvaardiging vond in een legitiem doel, en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk waren. Volgens de gemeente zou de weigering van de islamitische man, om vrouwen de hand te schudden leiden tot agressieve reacties van klanten. De stelling van de gemeente, dat een klantmanager zich neutraal dient op te stellen en respect moet tonen naar de klant, achtte de CGB als doel legitiem. Ook achtte de CGB het argument van de gemeente, dat het handen schudden een middel was om een discriminatievrije omgeving te creëren geschikt. De CGB ging echter niet mee in het standpunt van de gemeente, dat het handen schudden een noodzakelijk middel was om een discriminatievrije omgeving te creëren. De CGB oordeelde dat de vrees van de gemeente voor een onveilige omgeving gebaseerd was op vermoedens. Een ander aspect dat de Commissie van belang achtte, was het feit dat de gemeente niet had geprobeerd om naar alternatieve wijze van begroeting te zoeken. Op grond van deze argumenten oordeelde de CGB dat het door de gemeente gemaakte onderscheid naar godsdienst niet objectief gerechtvaardigd kon worden.

De rechtbank

De islamitische man vorderde vervolgens schadevergoeding bij de Rechtbank Rotterdam. De vordering was gebaseerd op het onrechtmatig handelen van de gemeente.99 De rechtbank volgde het oordeel van de CGB, dat de gemeente bij de afwijzing indirect onderscheid naar godsdienst had gemaakt. Verder overwoog de rechtbank dat de weigering om vrouwen de hand te schudden als onbeleefd of kwetsend wordt ervaren. De rechtbank achtte voornamelijk van belang dat de weigering om handen te schudden onderscheid op grond van geslacht opleverde. Daarnaast stelde de rechtbank dat iemand de hand schudden in Nederland een gebruikelijke wijze van begroeting is. De rechtbank overwoog voorts:

‘De klantmanager is de contactpersoon van de gemeente naar de burger. De functie van klantmanager omvat derhalve het begroeten van zowel manen als vrouwen met een diverse religieuze achtergrond’. De rechtbank oordeelde dat het indirecte onderscheid op grond van godsdienst objectief gerechtvaardigd kon worden, omdat de gemeente ervoor mag kiezen de in Nederland gebruikelijke begroetings- en beleefdheidsvorm jegens alle burgers in acht te nemen.100

Het Hof

De afgewezen klantmanager ging tegen deze uitspraak in hoger beroep bij het Gerechtshof ’s Gravenhage.

Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank.101 Het hof noemde, evenals de rechtbank, dat het schudden van handen een gebruikelijke en algemeen geaccepteerde begroetingsvorm is in Nederland.

Daarnaast oordeelde het hof dat: ‘in een pluriforme en multiculturele samenleving als de Nederlandse het belang van het hanteren, althans niet afwijzen, van een dergelijke gemeenschappelijke omgangsvorm bij de bejegening van klanten zeer zwaarwegend is’102 In aanvulling hierop achtte het hof van belang dat de gemeente een overheidsorgaan is en daarom neutraliteit moet uitstralen. Onderscheid op grond van geslacht is om die reden onaanvaardbaar volgens het hof. ‘Het weigeren om de uitgestoken hand van een vrouwelijke klant te schudden is temeer onaanvaardbaar, nu die weigering als een ontkenning van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, en dus als extra kwetsend kan worden ervaren’ aldus het hof.103 Dit aspect was voor het hof van doorslaggevende betekenis, nu de man door zijn gedraging ongerechtvaardigd onderscheid op grond van geslacht had gemaakt. Op grond van het voorgaande heeft het hof geoordeeld dat de eis van de gemeente dat de man de handen van klanten schudt passend en noodzakelijk is. Hieruit volgt dat het door de gemeente gemaakte indirecte onderscheid op grond van godsdienst objectief gerechtvaardigd kon worden.

99 Rb. Rotterdam 6 augustus 2008, JAR 2008/234

100 Rb. Rotterdam 6 augustus 2008, JAR 2008/234

101 Gerechtshof ’s-Gravenhage 10 april 2012, JAR 2012/130

102 Gerechtshof ’s-Gravenhage 10 april 2012, JAR 2012/130

103 Gerechtshof ’s-Gravenhage 10 april 2012, JAR 2012/130

Een docente op een openbare school

In 2006 speelde een vergelijkbare zaak. In deze zaak ging het niet om een afwijzing van een sollicitant, maar om de vraag of het feit dat een werknemer weigerde personen van het andere geslacht de hand te schudden reden was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ook in deze zaak kwam de CGB tot een ander oordeel dan de rechter.

Een docente op een openbare school weigerde in deze zaak om mannen de hand te schudden. De directeur van de openbare school besloot de docente te schorsen en legde de zaak aan de CGB voor. De Comissie oordeelde dat ‘het voorschrijven van een uniforme begroetingswijze geen geschikt middel is om respectvolle omgangsvormen bij te brengen’ en stelde daarmee de vrouw in het gelijk. De directeur volgde het oordeel van de Commissie niet, en ontsloeg de vrouw. De directeur stelde zich op het standpunt dat de docente een voorbeeldfunctie had en benadrukte daarbij het openbare karakter van de school.

De rechtbank stelde de directeur in het gelijk.104 In hoger beroep oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat het hanteren van een uniforme begroetingsregel als doel legitiem is en als middel passend en noodzakelijk.105 De Raad overwoog daarbij als volgt: ‘de weigering doet zich niet alleen voor bij mannelijke collega’s en bij leerlingen, voor wie de docente een voorbeeldfunctie heeft, maar ook extern, bij ouders en bij derden die bij de school zijn betrokken. Ten opzichte van deze laatste groepen is de leerkracht in de eerste plaats de vertegenwoordiging van de school’. De Raad is om die reden van oordeel dat een groter gewicht toekomt aan het belang van de school om ter voorkoming van segregatie en ter bevordering van duidelijkheid in een multiculturele schoolgemeenschap uniformiteit te verkiezen boven diversiteit.106 De aard van de functie

Bij de bestudering van de jurisprudentie is het opvallend dat voor de rechterlijke beoordeling de aard van de functie een belangrijke rol speelt. De context waarbinnen een zaak zich afspeelt lijkt van doorslaggevende betekenis voor de beantwoording van de vraag wanneer een ontslag of afwijzing gerechtvaardigd is. Voor gemeenteambtenaren speelt hun ambtenaarschap bij de beoordeling een belangrijke rol.107 ‘Een ambtenaar moet zijn betrekking met eerlijkheid en nauwkeurigheid vervullen’.108 Daarnaast dient een ambtenaar onpartijdig te zijn. Deze aspecten achtte de rechter ook van belang in de zaak van de afgewezen klantenmanager.

Verder blijkt uit de zaak van de docente, dat de rechter in haar uitspraak van doorslaggevend belang achtte dat zij een voorbeeldfunctie had. Dat het hebben van een voorbeeldfunctie een belangrijke rol speelt bij de beoordeling blijkt ook uit een andere zaak. Ik bespreek deze zaak hieronder.

Ontslag van een jongerenwerker

In 2010 speelde een zaak bij de rechtbank in Amersfoort.109 In deze zaak ging het om de vraag of het feit dat een werknemer weigerde personen van het andere geslacht de hand te schudden reden was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter moest in deze zaak beoordelen of het gelijkheidsbeginsel zwaarder woog dan de vrijheid van godsdienst. In deze zaak was de werknemer werkzaam in de functie van jongerenwerker op een project, genaamd ‘Project street action’. Het doel van dit project was om de leefbaarheid in wijken te verbeteren. Op een zeker moment ontving de werkgever meerdere klachten over de werknemer. De klachten gingen over het feit dat de werknemer weigerde om vrouwen de hand te schudden op grond van zijn godsdienstige overtuiging. De werkgever besloot vervolgens om de arbeidsovereenkomst op basis hiervan te beëindigen. De werkgever stelde zich op het standpunt dat de werknemer zich diende te gedragen naar de in Nederland geldende normen en waarden.

104 Rb. Utrecht 30 augustus 2007, TAR 2007/197

105 CRVB 7 mei 2009, JAR 2009/146

106 CRVB 7 mei 2009, JAR 2009/146

107 R.F. Kotter ‘Verplicht handen schudden? Balans tussen integratie en discriminatie?’, Arbeidsrecht 2012/47

108 R.F. Kotter ‘Verplicht handen schudden? Balans tussen integratie en discriminatie?’, Arbeidsrecht 2012/47

109 Ktr. Amersfoort 9 januari 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:BY8858

De kantonrechter oordeelde in deze zaak dat het gemaakte indirecte onderscheid op grond van godsdienst objectief gerechtvaardigd kon worden vanwege de belangen van de werkgever. De kantonrechter achtte in haar oordeel van belang dat ‘de Stichting Welzijn als gesubsidieerde instelling een positieve bijdrage beoogt te leveren aan de leefbaarheid in wijken met inzet van jongeren, ongeacht hun achtergrond of sekse’.110 In aanvulling hierop noemde de kantonrechter het begrijpelijk dat de werkgever belang hecht aan een correcte en neutrale opstelling van haar werknemers, omdat zij het visitekaartje zijn van de stichting en ook een voorbeeldfunctie vervullen voor de doelgroep.111

In zaken waarin het niet ging om werknemers met een voorbeeldfunctie, of een functie waarbij contact met klanten voorop stond oordeelde de CGB dat sprake was van verboden onderscheid op grond van godsdienst.112

Tussenconclusie

Na bestudering van de rechtspraak kan geconcludeerd worden dat de CGB vaker tot het oordeel komt dat sprake is van verboden onderscheid, dan de rechter. Een mogelijke verklaring hiervoor, is dat uit de jurisprudentie blijkt dat de CGB en de rechter een andere visie hebben op de vraag of het handen schudden verlangd mag worden als een gebruikelijke begroetingsvorm. Zo noemt de Commissie bijvoorbeeld regelmatig in haar oordeel dat de werkgever open moet staan voor alternatieve vormen van begroeting. De rechter daarentegen, noemt in haar oordeel dat het in een pluriforme samenleving juist noodzakelijk is om neutrale en uniforme omgangsvormen te hebben.

Daarnaast kan geconcludeerd worden dat de aard van de functie een belangrijke rol speelt bij de rechterlijke beoordeling. Voor werknemers met een voorbeeldfunctie, of een functie waarbij contact met anderen voorop staat, oordeelde de rechter dat de weigering om personen van het andere geslacht de hand te schudden een gerechtvaardigde grond is om iemand te ontslaan. Bij dergelijke functies stond voor de rechter de noodzaak van het handen schudden voor een goede vervulling van de functie vast. Dit geldt bijvoorbeeld voor jongerenwerkers, docenten, klantmanagers bij de gemeenten en andere functies waarbij veel contact met klanten/derden is. De rechter noemde het voor deze functies begrijpelijk dat de werkgever belang hecht aan een correcte en neutrale opstelling van haar werknemers, omdat zij het visitekaartje zijn van de organisatie en een voorbeeldfunctie vervullen voor de doelgroep.

Voor functies waarbij contact met anderen voor de goede vervulling van de functie van ondergeschikt belang is, geldt daarentegen dat de noodzaak voor het handen schudden door de werkgever in de meeste gevallen niet bewezen kan worden.

110 Ktr. Amersfoort 9 januari 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:BY8858

111 Ktr. Amersfoort 9 januari 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:BY8858

112 CGB-oordelen 2007-180, 2007-181, 2009-10 en 2009-129.