• No results found

Hand in hand lopen als daad van verzet

5. Leren leven met schijnacceptatie

5.2 Hand in hand lopen als daad van verzet

In het voorgaande hoofdstuk is reeds gebleken dat het tonen van affectie voor een geliefde in de openbare ruimte door veel participanten nog altijd ervaren wordt als problematisch. In deze paragraaf zal aandacht besteed worden aan de protestdimensie van publieke uitingen van affectie. Hoewel alle participanten van mening zijn dat bijvoorbeeld hand in hand op straat lopen probleemloos en zonder beperkingen zou moeten kunnen plaatshebben, voelen velen zich in dezen niet geheel vrij. Zo werd hand in hand lopen tijdens de interviews regelmatig vergeleken met het maken van een statement, zowel in positieve als in negatieve zin. De

frictie die sommige participanten ervaren tussen het op straat willen uiten van affectie en de onontkomelijke aandacht die dit doorgaans met zich meebrengt wordt door Bart helder onder woorden gebracht:

Ik doe het niet om een statement te maken, maar ik heb dus automatisch wel het gevoel dat ik dat doe, omdat ik gewoon mezelf wil zijn. En als ik het idee heb dat ik iemand, een andere jongen, een kus, of een hand wil vasthouden, of wat dan ook, wat iedere andere hetero ook wil, hè, dat is gewoon die affectie tonen… als ik dat gevoel, als dat gevoel bij mij opkomt… dat ik dat wil uiten, dan doe ik dat. Het jammere is dan dat ik me dan absoluut niet vrij genoeg voel, en dat ik dus tegelijkertijd, maar ik doe het toch, dus maak ik een statement. Een politiek statement, en ik ga ergens tegenin, en… maar dat wil ik helemaal niet, ik wil gewoon alleen maar die zoen geven, of alleen maar die hand vasthouden. Maar dat krijg je er gratis bij, ik denk niet dat ik daar perse een keuze in heb. Dus nee, ik voel me absoluut niet vrij genoeg om dat… ik denk dat niemand dat heeft. Het komt omdat je niet alleen het gevoel hebt, dat is ook echt zo, je wordt aangekeken, je wordt nagekeken, dat is gewoon zo. En als je de verkeerde jongens tegenkomt word je nageroepen, ook in Amsterdam.

Bovenstaand fragment laat zien dat Bart het tonen van affectie in de publieke ruimte als vanzelfsprekend lijkt te ervaren als het maken van een (politiek) statement. Een hand vasthouden of een zoen geven op straat is hiermee voor Bart niet slechts een uiting van genegenheid, maar tegelijkertijd ook een onvrijwillige en publieke daad van verzet. De eerdergenoemde onontkomelijke aandacht die in de ervaring van de participanten doorgaans gepaard gaat met openlijke affectie lijkt in dezen een belangrijke rol te spelen. Hoewel Bart aangeeft niet bewust uit te zijn op het maken van een (politiek) statement, houdt deze ongewenste bijkomstigheid hem eveneens niet tegen in het uiten van affectie in het openbaar. Het gevoel gewoon een hand vast te willen houden of een zoen te willen geven lijkt in dezen te overwinnen.

Publieke uitingen van affectie kunnen hiermee aldus bezien worden als onvrijwillige daad van verzet. In de hierboven aangehaalde ervaring van Bart hebben openlijke uitingen van affectie een onlosmakelijke protestdimensie. Voor sommige participanten heeft het tonen van affectie in het openbaar echter een meer doelgericht karakter. In het volgende fragment uit het interview met Florian komt de door meerdere participanten uit activistisch oogpunt geuite noodzakelijkheid van het tonen van affectie in de publieke ruimte naar voren:

Maar het is niet zo dat ik al in heel veel situaties ben geweest dat ik het kan doen, want ik heb nooit echt langere tijd een vriend gehad, maar ik merk dat ik er ook niet heel erg van ben. Het laatste half jaar heb ik wel een paar maanden een jongen gehad en ik merkte dat ik niet heel erg geneigd was om zijn

hand vast te pakken in… dat ik heel erg bezig was met de omgeving eigenlijk, ook in cafés en zo. Ik schrok daar wel van bij mezelf. Dat ik dat niet makkelijker deed, dat vond ik eigenlijk teleurstellend, maar, ik vind het ook niet, ik vind het ook niet echt nodig om hand in hand met iemand te lopen, van, dit is dan niet, ik vind het nodig uit een soort van activistisch oogpunt, maar niet, uit een soort klefheidsoogpunt hoef ik je niet de hele tijd aan te raken weet je wel. Vind ik niet heel… leuk of zo.

Het fragment hierboven kan gezien worden als interessante illustratie van de door verscheidene participanten geuite activistische noodzakelijkheid van openlijke affectie, daar Florian tegelijkertijd aangeeft het als uiting van genegenheid zelf niet echt nodig te vinden om bijvoorbeeld hand in hand met een geliefde op straat te lopen. Florian lijkt de activistische noodzaak van het tonen van affectie in de publieke ruimte enerzijds aldus wel te erkennen, maar anderzijds in de praktijk zelf doorgaans niet te bezigen. Het is niet ondenkbaar dat het sterke omgevingsbewustzijn van Florian in dergelijke situaties – een recente bewustwording voor hem – van invloed is op de door hem ervaren persoonlijke onnodigheid van bijvoorbeeld met een geliefde op straat hand in hand lopen. De overwegingen van Florian in dezen lijken – hoewel er op verschillende wijzen gekeken kan worden naar het weren van (homo)seksualiteit uit de publieke sfeer – goed aan te sluiten bij moderne noties van homonegativiteit, waarbinnen homoseksualiteit – ook door homo’s zelf – veelal primair wordt bezien als privéaangelegenheid (Savenije & Duyvendak, 2013).

Behalve onlosmakelijk verbonden met openlijke affectie, kan de protestdimensie van openlijke affectie hiermee aldus ook worden bezien als uit activistisch oogpunt noodzakelijk. Hoewel voor Florian de erkenning van de activistische noodzakelijkheid van openlijke affectie – omwille van een veronderstelde individuele voorkeur – niet gelijk staat aan het ook daadwerkelijk in praktijk brengen ervan, is dit voor andere participanten weldegelijk het geval. Zo lijkt het voor Jay in het volgende fragment niet meer dan logisch om hand in hand op straat lopen bewust in te zetten om een statement te maken:

Ik liep altijd hand in hand, één, omdat ik het zelf fijn vind, en twee, gewoon als fucking statement! Dus ik zou, als ik nu een vriend zou krijgen zeg maar, en die wil niet hand in hand lopen, zou ik bijna zeggen, yo dat gaan we niet doen, je gaat hand in hand met mij lopen, want, gewoon, mensen moeten het gewoon vaker zien, en in your face, ja boeiend, echt niet.

Jay ziet hand in hand lopen, behalve dat hij het fijn vindt om genegenheid te tonen voor zijn partner, aldus ook als kans om een statement te maken. In bepaalde mate lijkt het zichtbaar tonen van affectie voor hem zo belangrijk, dat hij het van een toekomstige partner bijna

onvoorwaardelijk zou verlangen. Voor Jay lijkt het belang van zichtbaarheid van openlijke affectie met name te zitten in het in zijn ogen normaliserende effect ervan. Eventuele negatieve gevolgen, welke later in het interview aan bod kwamen, en niet zelden bleken voor te komen, neemt Jay in dezen voor lief. De protestdimensie van openlijke affectie kan hiermee uit activistisch oogpunt aldus als dermate noodzakelijk ervaren worden, dat zelfs de niet geringe mogelijkheid van agressie op de koop wordt toegenomen. In dezen kan de vraag gesteld worden in hoeverre de privileges van Jay op het gebied van sociale klasse, maar vooral ras, hem faciliteren in het aannemen van een dergelijke activistische en strijdlustige rol. Zo laat Jin Haritaworn in Queer Lovers and Hateful Others (2015) zien dat de beschermingswaardigheid van queer lovers in de publieke sfeer – in de vorm van kussende queers – veelal verbonden lijkt te zijn met ras, of met andere woorden, met witheid.

5.3 Deelconclusie

In dit hoofdstuk is met behulp van twee thema’s – (het creëren van) een eigen veilige sociale omgeving en de protestdimensie van het tonen van affectie in de openbare ruimte – getracht inzicht te krijgen in hoe de participanten zich in het alledaagse leven verhouden tot de voorwaardelijke acceptatie van homoseksualiteit. Op basis van de in dezen opgedane inzichten is het mogelijk om tot een antwoord te komen op de tweede deelvraag van dit onderzoek, te weten: hoe verhouden homo’s zich tot de voorwaardelijke acceptatie van

homoseksualiteit?

Tijdens de interviews kwam steevast het enorme belang van de veilige eigen sociale omgeving van de participanten naar voren. Hoewel dergelijke omgevingen in heel verschillende hoedanigheden bleken voor te komen, viel op dat het ontstaan – van een eerste versie – ervan telkens bij benadering leek samen te vallen met de start van het proces van uit de kast komen. In deze periode werd de omgang met gelijkgestemden doorgaans intensiever, en nam de invloed van personen met meer botsende opvattingen – zowel weloverwogen als door externe omstandigheden – veelal af.

De eigen veilige sociale omgeving kan gezien worden als een veilige thuishaven, een plek waar de participanten helemaal zichzelf kunnen zijn en in dezen geaccepteerd worden. Een dergelijke omgeving kan bijvoorbeeld behulpzaam zijn bij het proces van uit de kast komen, door een veilige omgeving te bieden waarin de angst voor afwijzing of afstoting (nagenoeg) afwezig is. Ook kan een dergelijke omgeving de ruimte bieden om te ontsnappen

aan ongewenste aandacht; om zonder dat het als afwijkend opvalt te kunnen kussen of dansen. Een veilige eigen sociale omgeving kan hiermee aldus ook een wat meer indirecte sociale omgeving zijn, zoals een gay bar.

Hoewel de samenstelling van de eigen veilige sociale omgeving van participanten voor een deel in hun eigen bewuste handen bleek te liggen, is het van belang de bewegingsruimte welke participanten hebben in de samenstelling ervan nadrukkelijk als gesitueerd te erkennen, waarbij bijvoorbeeld sociale klasse en ras als belangrijke scheidingslijnen in aanmerking genomen dienen te worden.

Dagelijkse verhoudingen tot de voorwaardelijke acceptatie van homoseksualiteit kwamen ook scherp naar voren waar het de protestdimensie van openlijke affectie betrof. In dezen kan het tonen van affectie in de openbare ruimte ervaren worden als onvrijwillige daad van verzet, waarbij de protestdimensie inherent is aan openlijke uitingen van affectie. Ook kan de protestdimensie van het tonen van affectie in de publieke ruimte ervaren worden als uit activistisch oogpunt – soms koste wat het kost – noodzakelijk. In dezen wordt de zichtbaarheid van alledaagse uitingen van genegenheid gezien als belangrijk in het proces van normalisering van dergelijke uitingen.

Hoewel dit hoofdstuk een aantal voor de participanten in dit onderzoek evidente manieren van verhouding tot de voorwaardelijke acceptatie van homoseksualiteit laat zien, doet het slechts in beperkte mate recht aan de veelomvattendheid van dit onderwerp. Tijdens de interviews bleek het onderwerp, waar het meer onbewuste vormen van verhouding tot de voorwaardelijke acceptatie van homoseksualiteit betrof, veelal ongrijpbaar. Mogelijk speelt onwillekeurige conformering aan heteronormatieve normen in dezen een niet te onderschatten rol. Verdiepend vervolgonderzoek lijkt hier echter noodzakelijk.

Op basis van de inzichten uit dit hoofdstuk kan de verhouding van de participanten tot de voorwaardelijke acceptatie van homoseksualiteit hiermee goeddeels gezien worden als onlosmakelijk verbonden met heteronormativiteit. In dezen bieden veilige eigen sociale omgevingen de mogelijkheid tot (tijdelijke) ontsnapping aan heteronormatieve omgevingen, en kan de protestdimensie van openlijke affectie gezien worden als (bewuste) weerstand jegens heteronormatieve normen.