• No results found

Habitatgebruïk, activiteitspatroon en gedrag van teruggezette, gerevalideerde gewone zeehonden in de

In document Recreatie Onderzoek Kustwateren (pagina 43-48)

Oosterschelde: winterperiode 1993/1994

Het onderzoek 'habitatgebruik, activiteitspatroon en gedrag van terugge-zette, gerevalideerde gewone zeehonden in de Oosterschelde' is uitge-voerd door het Instituut van Bos- en Natuuronderzoek in het kader van ROK3: het in beeld brengen van de effecten van de waterrecreatie op de meest kwetsbare soortengroepen, te weten zeehonden en wadvogels.

Voor dit onderzoek zijn eind oktober 1993 zes gerevalideerde gewone zeehonden teruggezet in de Oosterschelde. Door middel van teleme-trisch onderzoek en door directe waarnemingen werd de overleving en het vestigingssucces van de dieren in het gebied gedurende vijf

maanden gevolgd. In 1989 was al een verkennend onderzoek uitgevoerd waarbij vijf gerevalideerde zeehonden zijn vrijgelaten in de Oosterschel-de. De onderzoeksresultaten van het onderzoek uit 1989 worden

tezamen met de resultaten van dit onderzoek gebruikt om uitspraken te doen over het te verwachten succes van een eventueel toekomstig

terugzetpro-gramma in de Oosterschelde.

De zes gerevalideerde zeehonden, variërend in de leeftijd van ± 4 mnd tot ± 3,5 jaar, zijn korte of langere tijd opgevangen geweest. In oktober 1993 zijn de zeehonden vrijgelaten. Een maand na het vrijlaten waren drie van de teruggezette zeehonden nog in het gebied aanwezig. Twee dieren waren uit de Oosterschelde weggetrokken en één dier verdronk in of vlakbij de Oosterschelde. Vier maanden na vrijlating waren de drie zeehonden die bleven, nog met zekerheid in het gebied aanwezig.

Ten aanzien van de aanpassing van dieren die in het gebied bleven, bestonden grote individuele verschillen. Eén ouder dier vertoonde al twee weken na het terugzetten een regelmatig habitatgebruik in de westelijke Oosterschelde, terwijl twee jongere dieren zich na ongeveer twee maanden vestigden in het middengedeelte van de Oosterschelde.

De keuze van leefgebied leek sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van zandbanken geschikt voor zeehonden om aan land ('hauled-out') te gaan, en gebieden waar dieren waarschijnlijk foerageerden. De terugge-zette zeehonden vestigden zich in gebieden die traditioneel van belang waren voor zeehonden in de Oosterschelde en waar ook nu wilde zeehonden worden waargenomen. Een aantal van de gevolgde zeehon-den toonde een opvallend 'pendelgedrag' tussen haul-out locaties en mogelijke foerageergebieden. Een gedrag dat ook bij wilde zeehonden in de Waddenzee en elders in Europa wordt waargenomen.

Voor individuele zeehonden gold dat het ontwikkelen van een 'normaal' activiteitspatroon in de tijd overeenkwam met de vestiging in een specifiek deel van de Oosterschelde. Eén dier vertoonde twee weken na het vrijlaten een haul-out gedrag vergelijkbaar met dat van eerder gevolgde zeehonden in de Oosterschelde en in grote lijnen, met dat van zeehonden in de Waddenzee. Twee dieren vertoonden pas twee maanden na het terugzetten dit gedrag en dan -in tegenstelling tot het eerste

dier-31

Figuur 4 Overzicht herkomst waargenomen incidenten tijdens de observatiesessies:

verdeling potentiële verstoringsbronnen in de omgeving van zeehonden liggend op de zandbank Roggenplaathaven

[Boten 42,993

[Zeehonden 22,29fr

Figuur 5 Overzicht herkomst van verstoringen zoals waargenomen tijdens observa-tiesessies: verdeling potentiële verstoringsbronnen in de omgeving van zeehonden liggend op de zandbank Roggenplaathaven

IVliegtuig 3,3<%

vooral in de nacht. Bovendien vertoonde het haul-out patroon van deze twee dieren een ontwikkeling in de loop van het seizoen. Drie maanden na het terugzetten begonnen ook zij een 'normaal' haul-out patroon te vertonen.

duikpatroon Uit het duikpatroon van twee van de teruggezette zeehonden was af te leiden dat zij in de maanden na het vrijlaten een duikgedrag vertoon-den overeenkomstig dat van wilde zeehonvertoon-den in de Wadvertoon-denzee. In de loop van het seizoen gingen zij een breder scala aan duiklengtes vertonen, een fenomeen dat ook werd waargenomen bij teruggezette monniksrobben.

Een van de teruggezette dieren werd enkele dagen na het terugzetten contact met gesignaleerd in het gezelschap van wilde zeehonden. Er waren sterke wilde zeehon- aanwijzigingen dat vanaf ongeveer twee maanden na het vrijlaten, alle den nog overgebleven teruggezette zeehonden associeerden met wilde

zeehonden. Observaties aan een van de teruggezette dieren en enkele wilde dieren wezen uit, dat 2,5 maand na het terugzetten geen verschil-len in gedrag op de zandbank tussen het teruggezette en de wilde zeehonden te zien waren.

waargenomen Eén van de doelen was een indruk te verkrijgen van het mogelijk incidenten verstorend effect van menselijke activiteiten in de omgeving op het

gedrag van op de zandbank liggende zeehonden. Hiervoor zijn tijdens observaties de aard en frequentie van door de waarnemer als potentieel verstorend gewaardeerde bronnen bijgehouden. Een overzicht hiervan is gegeven in figuur 4. Evenals in de zomerperiode in 1989 bleken boten het meest voor incidenten te zorgen. Het gedrag van zeehonden is ook als potentieel verstorend aangemerkt.

De uitsplitsing naar herkomst van incidenten (potentiële versto-ringsbron) veroorzaakt door boten leerde dat de belangrijkste bron hiervan in de omgeving van de zandbank Roggenplaathaven de 'beroeps-vaart' was (werkschepen van Rijkswaterstaat en beroepsvissers) en

sportvisboten. Net als in 1989 was in de winterperiode 1993/1994 het aandeel van de recreatievaart in het veroorzaken van incidenten klein (Reijnders, et al., 1990).

waargenomen Ook is de frequentie en herkomst van door mensen veroorzaakte en verstoringen 'natuurlijke' verstoringen (incidenten) in de nabijheid van een

zeehon-denrustplaats onderzocht. Alle overgangen van een willekeurige houding naar een alerte houding als duidelijke reactie op een incident zijn als verstoring aangemerkt. In een klein aantal gevallen vluchtten zeehon-den te water. Veel vaker vertoonzeehon-den de zeehonzeehon-den alert gedrag, zonder te vluchten. Hierbij werd het meest gereageerd op boten en het gedrag van andere zeehonden. De relatieve frequentie van twee alerte houdin-gen (kop op en kop midden) vertoond in reactie op incidenten werd geanalyseerd. Hieruit bleek dat incidenten veroorzaakt door boten, wegens de sterke reactie erop en het frequente voorkomen, het belang-rijkst waren in het beïnvloeden van het gedrag van zeehonden op de onderzochte locatie. Figuur 5 geeft een overzicht van de herkomst van de verstoringen.

32

resultaat Het resultaat van het terugzetten van (gerevalideerde) zeehonden in de terugzetten Oosterschelde ter (tijdelijke) aanvulling van de reeds bestaande kleine

populatie, blijkt in de winterperiode vergelijkbaar te zijn met een dergelijke actie in de zomerperiode. Het uiteindelijk succes van een terugzetproef lijkt grotendeels te worden bepaald door het aantal dieren dat na de eerste kritieke periode (eerste maand na terugzetten) nog aanwezig is.

conclusie Zoals blijkt uit het onderzoek naar habitatgebruik, haul-out patroon, duikpatroon en het gedrag van de dieren, vertonen teruggezette zeehonden na korte of langere tijd een leefwijze dat als normaal voor het gebied is te beschouwen.

aanbevelingen Het is op grond van de huidige gegevens niet mogelijk aan te geven of door het terugzetten van zeehonden op langere termijn een reëel bijdrage kan worden geleverd aan de ontwikkeling van een zeehonden-populatie in de Oosterschelde.

In het kader van de beheersdoelstelling, een levensvatbare zeehondenpo-pulatie in de Oosterschelde te realiseren, verdient het aanbeveling om:

als gerevalideerd zeehonden in de Oosterschelde worden terugge-zet, dit zowel in de zomer- als winterperiode uit te voeren;

de verplichting tot het aanbrengen van keerwant op fuiken van beroepsvissers aan te houden;

de status van het Oliegeulgebied en de kop van de Vondelingen-plaat als zeehondenrustgebied aan te houden, op zijn minst totdat er een duidelijk herstel in de zeehondenstand van de Oosterschelde plaatsvindt.

Figuur 6 Het aandeel van de verschillende verstoringsbronnen tijdens 44 periodes van 4 uur rond hoogwater (totaal aantal verstoringen = 431)

LEGENDA:

Menselijke Ml M2 M3 Natuurlijke NI N2

oorzaken:

= vliegbewegingen (vliegtuigen, helikopters

= landgebruikers (boeren en vee)

= recreatie (wandelaars, fietsers, honden en : verstoring

= roofvogels en 'onbekend'

= kraaien, meeuwen en reigers

en parachutes) auto's)

doelstelling

7. Effecten van verstoring door mensen op wadvogels

In document Recreatie Onderzoek Kustwateren (pagina 43-48)