• No results found

Effecten van verstoring door mensen op wadvogels in de Waddenzee en Oosterschelde

In document Recreatie Onderzoek Kustwateren (pagina 48-51)

Het onderzoek naar effecten van verstoring door mensen op wadvogels is uitgevoerd door het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek in het kader van ROK3. De belangrijkste vraag van dit onderzoek was: wat zijn de directe effecten van menselijke verstoring, met name waterrecreatie, op de vogels die met laagwater de drooggevallen wadplaten gebruiken als voedselgebied? De meeste van deze wadvogelsoorten zijn trekvogels die het wad als pleisterplaats en bunkerstation op de trek gebruiken.

Het onderzoek is uitgevoerd op een groot aantal locaties in het Waddengebied en in de Oosterschelde.

Onder verstoring wordt hier verstaan: een reactie van een vogel op een verstoringsbron, zonder deze verstoringsbron zou de reactie er niet geweest zijn.

Een van de onderdelen van het onderzoek was het observeren van

wadvogels op de eilanden en langs de kust waar wadvogels in de periode rond hoogwater gezamenlijk het droogvallen van hun voedselgebied afwachten. Op deze zogenaamde hoogwatervluchtplaatsen werden de vogels gemiddeld 10 keer per hoogwaterperiode verstoord. Het grootste deel van deze verstoringen had een natuurlijke oorzaak (79%); 13% van de verstoringen was het gevolg van een toeristische activiteit (figuur 6), De gemiddelde vliegtijd als gevolg van menselijke verstoringen was voor de zes onderzochte vogelsoorten ongeveer gelijk. Verstoringen door roofvogels echter hadden tot gevolg dat de kleinere soorten meer vlogen dan de grotere. Verstoring door mensen resulteerde vaker in een vertrek van de hoogwatervluchtplaats dan verstoringen door roofvogels of

andere natuurlijke oorzaken. Het geringe aandeel van de verstoring door mensen komt voornamelijk omdat de vogels om te overtijen juist

onverstoorde gebieden (moeilijk toegankelijke en/of verboden lokaties) uitzoeken.

Het grootste deel van het onderzoek vond plaats op het drooggevallen wad. De verschillende vormen van verstoring waarvan de onderzoekers het effect wilden onderzoeken, werden door de onderzoekers experimen-teel veroorzaakt. De twee belangrijkste vragen hierbij waren:

1. hoe groot is het gebied dat als gevolg van een bepaald soort verstoring niet of slechts gedeeltelijk benut wordt door de wadvogels;

2. herstelt de situatie van voor de verstoring zich en zo ja hoe lang duurt dit.

De grootte van het gebied rond een mens op het wad waarin vogels vluchten is bepaald door de afstand waarop deze vogels opvliegen te meten. Dit is maandelijks van een groot aantal wadvogelsoorten op een aantal verschillende locaties gedaan. Over het algemeen bleken de grotere soorten schuwer (grotere opvliegafstand) dan de kleinere. In gebieden waar veel mensen komen waren wadvogels minder schuw dan in gebieden waar vrijwel nooit mensen komen. Een aantal soorten bleek schuwer in de winter en het voor- en najaar dan in de zomer.

Dit zijn aanwijzingen dat gewenning aan mensen optreedt. Er zijn echter ook alternatieve verklaringen voor de gevonden verschillen in opvliegafstand mogelijk die met de resultaten niet uitgesloten kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn een zeer voedselrijke plek en een slechte conditie. Vroeger waren wadvogels in de Oosterschelde minder schuw dan in de Waddenzee. Dit verschil lijkt nu verdwenen omdat in beide gebieden, maar vooral in de Waddenzee, de vogels minder schuw geworden zijn.

verstoring op Op het wad werden wadvogels tijdens het voedselzoeken gemiddeld 4,6 het wad keer per laagwaterperiode verstoord, dat is minder vaak dan op de

hoogwatervluchtplaatsen. 15% van de verstoringen was het gevolg van menselijke activiteit. Dit werd deels veroorzaakt door het feit dat als onderzoekslokaties meestal juist die wadgedeelten uitgekozen werden die weinig door mensen bezocht werden.

De volgende verstoringen zijn via experimenten veroorzaakt:

1. verstoring van foeragerende wadvogels door langsvarende vaartuigen;

2. verstoring door mensen op het wad;

3. verstoring door droogvallende schepen;

4. verstoring door wadpierenspitters.

langsvarende Het langsvaren van kleinere recreatievaartuigen had geen meetbaar vaartuigen negatief effect op de dichtheid en de diversiteit van wadvogels op de

oever van een geul. Het langsvaren van een tjalk onder zeil had wel een effect op de aantallen wadvogels langs de geul maar na het langsvaren kwamen de vogels wel weer terug. Voedselzoekende wulpen, die niet wegvlogen als gevolg van een langsvarend vaartuig, bleken tijdens het langsvaren minder prooien te vinden dan in onverstoorde situatie.

Overigens merken de onderzoekers op dat verstoring door langsvarende recreatievaartuigen zich in de praktijk weinig zullen voordoen. Dit vanwege de vaak te grote afstand tussen het vaartuig en de wadplaat en de over het algemeen lage dichtheid aan foeragerende steltlopers langs relatief steile geulranden (vaargeulen).

Na een verstoring door een wandelaar op het wad werden, binnen dezelfde laagwaterperiode, de dichtheid en de diversiteit van wadvogels vrijwel nooit meer zo hoog als voor de verstoring. Wel was het herstel beter naarmate de locatie voedselrijker was,

Wulpen die ondanks de aanwezigheid van mensen op het wad bleven voedselzoeken vonden minder prooien dan in onverstoorde situatie.

droogvallende Rond een drooggevallen schip waarvan de bemanning aan boord of vlak schepen bij het schip bleef, bleek in een gebied van 4,4 ha een afname van 50%

van zowel het aantal soorten als het aantal scholeksters plaats te vinden.

Het totale gebied waarbinnen een afname plaats vond was ongeveer 22 ha. Een drooggevallen schip is voor de vogels een ander verstoring dan een mens op het wad. Dit blijkt uit het feit dat de opvliegafstand van scholeksters op een bepaalde locatie, geen bruikbare voorspeller bleek te zijn voor het effect van een drooggevallen schip op de scholek-sters ter plaatse.

mensen op het wad

35

wadpieren- De grootte van het gebied rond een pierenspitter op het wad waarin een spitters reductie van 50% van de aantallen vogels plaats vindt, varieerde tussen

de locaties en de soorten van 1.4 ha tot 15.2 ha. Binnen een gebied bleek het mogelijk om met behulp van de opvliegafstand van een soort het effect van een pierenspitter op deze soort te voorspellen. Het gebied rond een pierenspitter waarin vogels verdwijnen is echter groter dan de cirkel met als straal de opvliegafstand. Dit komt omdat vogels in de zone waarin ze niet meer wegvliegen zich toch, lopend, verwijderen van de verstoringsbron (pierenspitter).

Uit frequente tellingen van wadvogels en mensen in de Mokbaai op Texel bleek dat de aanwezigheid van mensen een sterke afname van wadvogels in een deel van het gebied tot gevolg heeft. De meeste soorten verdwenen echter niet uit het gebied maar verplaatsten zich naar rustiger gedeelten. Alleen voor de rosse grutto zijn er aanwijzingen dat het aantal afneemt in het hele gebied als er te veel mensen op het wad zijn.

Gevonden verschillen in effect van verstoringen bleken soms moeilijk te verklaren. De in het rapport gepresenteerde theoretische behandeling van het begrip verstoring geeft aan dat verstoringsproblemen zeer complex zijn. Duidelijk is dan ook dat de effecten van verstoringen op de conditie en de voortplanting van vogels alleen begrepen kunnen worden met behulp van gedetailleerd onderzoek aan individuele vogels, hun voedselopname en de voedselbeschikbaarheid in hun leefgebied. Dit onderzoek is hiervoor een eerste aanzet.

In document Recreatie Onderzoek Kustwateren (pagina 48-51)