• No results found

DEEL 1: CONCEPT BEHEERMONITORING

3 AANZET TOT EEN MEETNET VOOR BEHEERMONITORING

3.3.8 Haalbaarheid

Deze paragraaf behandelt hoe een statis-tisch verantwoord meetnet best wordt op-gesteld indien alle knelpunten opgelost geraken. Erg belangrijk hierbij is de steek-proefgrootte om te komen tot een statis-tisch voldoende “power”, hoe de selectie van natuurdoeltypen, meetlocaties met uniform beheer idealiter gebeurt om te komen tot een relevant meetnet.

Suggesties uitbouw meetnet

De hoofddoelstelling van meetnet voor beheermonitoring is de evolutie naar na-tuurdoeltypen op te volgen op Vlaams ni-veau. Dat betekent dat een voldoende aan-tal proefvlakken per natuurtype dient gese-lecteerd te worden en dit voldoende ge-spreid over Vlaanderen om zinnige, statis-tisch correcte uitspraken te kunnen doen.

In de tweede plaats zou men willen verge-lijken tussen de effecten van verschillende beheermaatregelen voor éénzelfde natuur-doeltype. Hiervoor dienen steekproeven per beheertype genest te worden binnen de natuurdoeltypen. De beste aanpak hier-voor is een gestratifiëerde random sam-pling door middel van een random steek-proef over alle reservaten, natuurdoeltypen en beheervormen die in aanmerking ko-men.

Voor de uiteindelijke praktische uitvoering dient de uiteindelijke keuze van de ligging en het aantal proefvlakken zodoende gron-dig gecheckt te worden, best via overleg tussen coördinatoren van de monitoring, ANB en de lokale beheerders.

Mogelijkheden voor de uitbouw van een meetnet in de nabije toekomst

1. een eerste, ideale mogelijkheid is dat ANB geuniformiseerd GIS-lagen met initiële,

(ac-tuele) natuurtypen, natuurdoeltypen en toegepaste beheervormen kan aanleveren van alle beheerde terreinen. Dit levert dan een overzicht van alle mogelijkheden voor een steekproefname.

Deze aanpak lijkt op korte termijn moeilijk haalbaar omdat er tot op heden een serieuze achterstand is qua gegevensbeschikbaarheid. Het nodige GIS-materiaal dat als uitgangsba-sis kan dienen voor proefvlakselectie hangt meestal samen met het bestaan van een goed-gekeurd beheerplan. Van de Vlaamse natuurreservaten beschikte eind 2006 30% over een goedgekeurd beheerplan, waarvan op zijn beurt slechts voor een deelselectie digitale be-standen beschikbaar zijn (NARA 2007). Ter vergelijking; voor ongeveer 70% van de erkende reservaatoppervlakte blijken bruikbare GIS-data over natuurdoelen en initiële natuurtypen beschikbaar (NARA 2007).

2. Een alternatief en op korte tijd mogelijk meer haalbare aanpak is te werken via een

direc-te opvraging van de nodige informatie bij de buitendiensten ANB/lokale beheerders. Meer

bepaald:

1. in hoeveel reservaten de voor beheermonitoring relevante natuurdoeltypen

(3.2.5.1.3) tot het streefbeeld horen

2. per relevant natuurdoeltype bepaling of desnoods inschatting van de beheerde

opper-vlakte

3. per relevant natuurdoeltype bepaling of desnoods inschatting van aantal

beheereen-heden

4. per gebied of beheereenheid een opgave van de toegepaste beheervormen op het

re-levante natuurdoeltype

De resultaten van dergelijke enquête leveren misschien een minder exact beeld op in verge-lijking met de methode a.h.v. GIS-lagen, maar kan toch relatief snel een objectief beeld op-leveren van de spreiding en oppervlakte van de natuurdoeltypen over Vlaanderen én over de verschillende beheervormen. Het vormt dus een voldoende geschikte uitgangsbasis voor de verdere uitbouw van een meetnet want op basis van deze informatie kan perfect bepaald worden voor welke natuurdoeltypen en beheervormen een statistisch relevante steekproef haalbaar is in het kader van beheermonitoring. Een dergelijke oefening zou idealiter gecoör-dineerd worden door bv. een (logistiek) coördinator bij ANB. Om aansluiting en continuïteit van beheermonitoring te verzekeren, zou dergelijke procedure best zo snel mogelijk opge-start worden. Wat betreft het opvragen van beheervormen kan INBO een format aanleveren die ontwikkeld en gebruikt werd binnen dit proefproject.

3.3.8.1Monitoringcyclus

Het voorstel is om een monitoringcyclus van 5 jaar te voorzien. Hierbij worden de veldprotocols eens om de vijf jaar in hetzelfde proefvlak uitgevoerd. Dit bete-kent dat een:

 evaluatie in de tijd om de vijf jaar

zal gebeuren (cfr rapportage over de globale toestand van natuurdoeltypen)

 evaluatie in de ruimte kan na elke

jaarlijkse monitoringronde gebeu-ren (cfr. gedetailleerde rapportage met de monitoringresultaten en doelberei-king binnen individuele proefvlakken per onderzocht natuurreservaat)

In het kader van een meer geïntegreerde monitoring, kan er ook gepleit worden om te kiezen voor een 6-jarige monitorings-cyclus zoals gepland voor de monitoring en rapportage voor SvIH Natura2000 habi-tats en soorten (suggestie Désiré Paelin-ckx). Een dergelijke integratie heeft ui-teraard enkel zin als de veldmethode en selectie van meetlocaties voor deze moni-toringprogramma’s voldoende overlap ver-tonen en op elkaar afgestemd geraken.

3.3.8.2Ruwe kostenraming

Op basis van het voorbeeld voor de bere-kening van de vereiste steekproefgrootte (zie 3.3.5) en de geschatte kostprijs voor

48 Beheermonitoring: Concept & Methodiek

de uitvoering van het veldwerk, kan een voorzichtige raming gedaan worden van de kostprijs. Tabel 10 en Tabel 11 leveren een

idee hoe de nauwkeurigheid en kost gere-lateerd zijn aan de steekproefgrootte.

Tabel 10. Ruwe raming kostprijs voor terreinwerk per 5-jarige cyclus afhankelijk van het aantal te evalueren natuur-doeltypen. Voor de verschillende niveaus van nauwkeurigheid (zie Tabel 7) wordt een ruwe inschatting opgegeven. Een eerste prijs van 403 € per proefvlak is gebaseerd op kostinschattingen bij eigen uitvoer, de tweede prijs op basis van de kost bij uitbesteding. (N = steekproefgrootte).

Detecteerbaar effect 20 – 30% 16 – 35% 12 - 40% 7 - 50% 1 Natuurdoeltype N = 617 N = 153 N = 78 N = 32 403 € / proefvlak 248.651 € 61.659 € 31.434 € 12.896 € 1260 € / proefvlak 777.420 € 192.780 € 98.280 € 40.320 € 20 Natuurdoeltypen N = 617 x 20 N = 153 x 20 N = 78 x 20 N = 32 x 20 403 € / proefvlak 4.973.020 € 1.233.180 € 628.680 € 257.920 € 1260 € / proefvlak 15.548.400 € 3.855.600 € 1.965.600 € 806.400 € 47 Natuurdoeltypen N = 617 x 47 N = 153 x 47 N = 78 x 47 N = 32 x 47 403 € / proefvlak 11.686.597 € 2.897.973 € 1.477.398 € 606.112 € 1260 € / proefvlak 36.538.740 € 9.060.660 € 4.619.160 € 1.895.040 €

Tabel 11. Eerste ruwe raming van de jaarlijkse kostprijs voor terreinwerk (bij een 5-jarige cyclus) afhankelijk van het aantal te evalueren natuurdoeltypen. Voor de verschillende niveaus van nauwkeurigheid (zie Tabel 7) wordt een ruwe inschatting opgegeven. Een eerste prijs van 403 € per proefvlak is gebaseerd op kostinschattingen bij eigen uitvoer, de tweede prijs op basis van de kost bij uitbesteding. (N = steekproefgrootte).

Detecteerbaar effect 20 - 30% 16 - 35% 12 - 40% 7 - 50% 1 Natuurdoeltype N = 617 N = 153 N = 78 N = 32 403 € / proefvlak 49.730 € 12.332 € 6.287 € 2.579 € 1260 € / proefvlak 1.55.484 € 38.556 € 19.656 € 8.064 € 20 Natuurdoeltypen N = 617 x 20 N = 153 x 20 N = 78 x 20 N = 32 x 20 403 € / proefvlak 9.94.604 € 246.636 € 125.736 € 51.584 € 1260 € / proefvlak 3.109.680 € 771.120 € 393.120 € 161.280 € 47 Natuurdoeltypen N = 617 x 47 N = 153 x 47 N = 78 x 47 N = 32 x 47 403 € / proefvlak 2.337.319 € 579.595 € 295.480 € 121.222 € 1260 € / proefvlak 7.307.748 € 1.812.132 € 923.832 € 379.008 €

Naar de financiële haalbaarheid en wetenschappelijke relevantie

1. dient bij de concrete uitbouw naar een beheermonitoringmeetnet overlegd te worden

over de keuze van een beperkt aantal op te volgen natuurdoeltypen in functie van de steekproefgrootte.

2. dienen hierbij duidelijke afspraken gemaakt te worden welke beheermaatregelen

pri-oritair zijn per natuurdoeltype en over de afbakening tot op welke detailniveau men wil en kan vergelijken als het gaat om de effecten van verschillende beheermaatre-gelen (vb. maaien versus grazen, of binnen maaien ook onderscheid tussen frequen-tie, gefaseerd versus vlakdekkend maaien, etc.).

4 DISTANCE-TO-TARGET AANPAK: HOE EN WAAROM