• No results found

H2310 Psammofiele heide met Calluna en Genista

Verkorte naam: Stuifzandheiden met struikhei

1. Hoe ziet het eruit? (factsheets)

Dit habitattype bestaat voornamelijk uit begroeiingen van Struikhei. Soms met veel Blauwe bosbes, Rode bosbes en Gewone dopheide. Wanneer deze begroeiingen op kleine schaal worden afgewisseld met grasbegroeiingen (Bochtige smele), struweel (Brem, Gaspeldoorn) of open begroeiingen met grassen, mossen en/of korstmossen, horen die gedeelten ook bij dit habitattype. Het komt voor binnen voormalige stuifzandgebieden en op dekzandruggen. Het type komt alleen voor op vaaggronden.

2. Samenhang met andere habitattypen

Het habitattype maakt deel uit van het stuifzandlandschap. Dit bestaat uit

Zandverstuivingen (H2330), Stuifzandheiden met struikheide (H2310) en Heidevegetaties met kraaiheide (H2320).

3. N2000 doelsoorten die in het habitattype kunnen voorkomen

Nachtzwaluw (A224), Draaihals(A233), Boomleeuwerik(A246), Duinpieper(A255), Roodborsttapuit(A276), Tapuit(A277) en Grauwe klauwier(A338).

4. Doel uit aanwijzingsbesluit

Doel: behoud verspreiding, uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

Toelichting: uitbreiding van de oppervlakte Stuifzandheiden met struikhei dient onder andere gericht te zijn op het vergroten en/of verbinden van heideterreinen via open landschap, voor zover dit leidt tot duurzamere en completere populaties van flora en fauna. Verbetering van de kwaliteit dient vooral gericht te zijn op een betere structuur (voor fauna). Overgangen naar inheems loofbos en struweel dienen zo veel mogelijk behouden te blijven of uitgebreid te worden met het oog op broedvogels en andere fauna.

5. Landelijk streefbeeld (profielendoc)

Het streefbeeld bij de landelijke instandhoudingsdoelstelling is een verspreid voorkomen van het habitattype over de verschillende regio’s van de hogere zandgronden in Nederland. De in 2007 aan de Europese Commissie gerapporteerde referentiewaarde voor

verspreidingsgebied is gelijk aan huidig en voor oppervlak is meer dan huidig. 6. Relatief belang Veluwe (factsheets)

Van het Nederlandse areaal (op basis van kilometerhokken) ligt 32% in Gelderland. Het leeuwendeel hiervan komt van de Veluwe. De Veluwe is het belangrijkste gebied in het land voor dit habitattype.

7. Ecologische randvoorwaarden (factsheets)

Ecologische factor Kernbereik Aanvullend bereik Overstroming met beek- of

rivierwater

Vochttoestand droog vochtig tot matig droog Voedselrijkdom zeer voedselarm matig voedselarm (zie

opmerking) Zuurgraad matig zuur-b tot zuur-b n.v.t. Kritische depositiewaarde: 1100 mol/ha/jr

8. Huidige Staat van instandhouding (profielendocument) Landelijk: zeer ongunstig

Gelderland: zeer ongunstig

Aspect 1994 2004 2007

Verspreiding Gunstig Gunstig Gunstig

Oppervlakte Matig ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig Kwaliteit Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer ongunstig Toekomst-perspectief Zeer ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig Beoordeling SvI Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer ongunstig

9. Nulmeting, trend en monitoring (factsheets, profielen, SNL)

De oppervlakte van dit habitattype is in ons land enorm afgenomen tussen circa 1850 en 1950 door ontginningen en beplanting met naaldbos. Na 1950 is de oppervlakte van het habitattype afgenomen door vergrassing en verbossing en is de kwaliteit teruggelopen door vermesting, verzuring en vaak afwezig zijn van instandhoudingsbeheer. In de periode 1994- 2004 is een verbetering opgetreden in de luchtkwaliteit en in de vorm van het herstelbeheer dat is toegepast. Plagbeheer is op veel plaatsen kleinschaliger geworden, vooral om meer rekening te houden met de fauna. Hierdoor is de achteruitgang in oppervlakte sinds het eind van de 20ste eeuw gestopt.

De soortenrijkdom van de droge heiden is sinds 1950 sterk afgenomen. Behalve enkele typische plantensoorten staan ook diverse vogels, reptielen, amfibieën en vlinders van het heidelandschap onder druk. Het Korhoen is wel het meest aansprekende voorbeeld. Veel Veluwse heideterreinen zijn door doorsnijding met wegen onderling geïsoleerd, wat naast de andere genoemde aantastingen nadelige gevolgen heeft voor de populaties van de kenmerkende diersoorten, deze kunnen zich niet of nauwelijks meer staande houden. Recent zijn/worden op de Veluwe faunapassages/ecoducten aangelegd waardoor de uitwisseling tussen geïsoleerde populaties op meerdere plaatsen sterk verbeterd is. Er zijn stuifzandheiden waar niet wordt voldaan aan de ecologische vereisten voor behoud in een goede staat. In die gebieden zijn de condities niet optimaal, dit kan komen door bijvoorbeeld te eenvormig beheer, door bosopslag, vergrassing door hoge depositie, of door

belasting ligt echter nog boven de norm. Ook de afwezigheid van stuivend zand kan een rol spelen.

In 2013 is in opdracht van de Provincie Gelderland uitgezocht welke waarnemingen van typische soorten van het habitattype H2310 Stuifzandheiden met struikhei aanwezig zijn in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF; peildatum juni 2013). Daarbij is gekeken naar waarnemingen vanaf 1 januari 2000. Dit geeft een indicatief (niet volledig) beeld van de mate van voorkomen van typische soorten op de Veluwe. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen nauwkeurige waarnemingen binnen het habitattype, en alle overige waarnemingen binnen het Natura 2000 gebied. De resultaten hiervan zijn voor habitattype H2310 samengevat in onderstaande tabel. De waarnemingen betreffen 25 van de 26 typische soorten van het habitattype.

NDFF waarnemingen Veluwe van typische soorten van habitattype H2310 vanaf 1-1-2000 (peildatum 1 juni 2013)

Typische soort Soortengroep Aantal maal waargenomen Binnen H2310 Overig binnen

Natura 2000 gebied Totaal Waargenomen soorten: Groentje Dagvlinders 88 3342 3430 Heivlinder Dagvlinders 2555 5742 8297 Kommavlinder Dagvlinders 318 657 975 Kronkelheide- staartje Korstmossen 15 74 89 Open rendiermos Korstmossen 62 423 485 Rode heidelucifer Korstmossen 54 202 256 Gedrongen schoffelmos** Mossen 0 4 4 Gekroesd gaffeltandmos Mossen 0 18 18 Gewoon trapmos Mossen 6 68 74 Kaal tandmos Mossen 1 17 18 Zandhagedis Reptielen 621 13468 14089 Blauwvleugel- sprinkhaan Sprinkhanen & krekels 478 378 856 Kleine wrattenbijter** Sprinkhanen & krekels 37 767 804

NDFF waarnemingen Veluwe van typische soorten van habitattype H2310 vanaf 1-1-2000 (peildatum 1 juni 2013)

Typische soort Soortengroep Aantal maal waargenomen Binnen H2310 Overig binnen

Natura 2000 gebied Totaal Zadelsprinkhaan Sprinkhanen & krekels 549 536 1085 Zoemertje Sprinkhanen & krekels 357 1185 1542 Grote wolfsklauw Vaatplanten 0 97 97 Klein warkruid Vaatplanten 7 186 193 Kleine wolfsklauw** Vaatplanten 16 29 45 Kruipbrem Vaatplanten 82 618 700 Stekelbrem Vaatplanten 68 1002 1070 Boomleeuwerik Vogels 262 2325 2587 Klapekster** Vogels 127 1966 2093 Roodborsttapuit Vogels 330 3424 3754 Tapuit Vogels 45 742 787 Veldleeuwerik Vogels 161 2414 2575 Totaal H2310 6239 39684 45923 Geen waarnemingen van:

Glanzend tandmos Mossen

** urgent bedreigde typische soort; *potentieel urgent bedreigde typische soort (Alterra 2009, rapport nr 1909).

In het kader van de SNL-monitoring van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) worden er binnen dit habitattype vegetatiekarteringen (eens in de 12 jaar) en karteringen van kenmerkende soorten planten, broedvogels, dagvlinders en sprinkhanen (eens in de 6 jr) uitgevoerd. Ook worden eens in de 6 jaar gegevens verzameld over structuur, ruimtelijke samenhang, abiotiek en stikstofdepositie. Hiermee wordt de kwaliteit van dit habitattype goed in beeld gebracht en gevolgd. Doordat deze monitoring pas in 2012 is gestart, zijn de

Nulmeting, trend en monitoring Stuifzandheiden met struikhei (H2310) Oppervlakte en verspreiding Kwaliteit

Nulmeting Landelijk: circa 7100 ha, verspreid over 112 10x10 km hokken op de hogere zandgronden.

Veluwe: ca. 1650 ha, verspreid over groot deel van het gebied; zwaartepunt in noordwesten, westen en zuidoosten (bron: habitattypenkaart Veluwe oktober 2014)

Landelijk en Veluwe: kwaliteit van vegetatie, structuur en flora/fauna varieert sterk. Voor grote delen van Veluwe geen recente vegetatie en/ of soortenkarteringen beschikbaar (gegevens onvolledig).

Trend Landelijk en Veluwe: sterk afgenomen in periode 1850- 1950, sinds ca. 1950 ook nog afgenomen tot ca. 1995. Sindsdien ongeveer gelijk gebleven.

Landelijk en Veluwe: sinds ca. 1950 afgenomen (vermesting/ verzuring, gebrek aan instandhoudingsbeheer). Vanaf ca. 1995 ongeveer gelijk gebleven, maar diverse kenmerkende soorten nog steeds onder druk. Monitoringpro-gramma’s SNL-monitoring (beheertype

Droge Heide, N07.01): vegetatiekartering (eens in 12 jaar; coördinatie: Provincie Gelderland). SNL-monitoring (beheertype Droge Heide, N07.01): vegetatiekartering (eens in 12 jaar), inventarisatie structuurelementen, plantensoorten, broedvogels, dagvlinders, sprinkhanen, ruimtelijke condities, abiotiek, stikstofdepositie (eens in 6 jaar; coördinatie: Provincie Gelderland). 10. Sleutelprocessen (factsheets)

Stuifzandheiden hebben zich ontwikkeld op vastgelegd stuifzand. Lichte instuiving van zand en/of bodemverstoring door extensieve betreding en begrazing blijven belangrijke processen die voor bodemverjonging zorgen.

Cyclische ontwikkeling van Struikhei (verjonging-aftakeling) is van groot belang voor de soortensamenstelling en de structuur van het habitattype. Deze ontwikkeling is direct afhankelijk van beheeringrepen en de tijd die sindsdien is verstreken ten opzichte van de levenscyclus van Struikhei (zie Droge heiden, 4030). Het voorkomen van typische soorten is sterk gebonden aan de vegetatiestructuur.

11. Storende factoren (factsheets) Vermesting (atmosferische depositie)

− Versnippering

− Uitbreiding exoten (Grijs kronkelsteeltje, Campylopus introflexus) − Verbossing)

− Inadequaat beheer (geen begrazing; grootschalig plagbeheer; te intensieve betreding, berijden met terreinwagens).

12. Strategie

Uitgewerkt doel voor het habitattype

Omvang In het beheerplan worden heideterreinen en zandverstuivingen uitgebreid en met elkaar verbonden (zie kansenkaart). Het ontstaan van nieuwe arealen stuifzandheide vindt plaats door successie binnen het complex van stuifzanden, verder vindt uitbreiding plaats middels herstelbeheer van niet- kwalificerende stuifzandheiden.

Ruimte Uitbreiding heides en uitbreiden/reactiveren van stuifzanden gebeurt in een beperkt aantal grote gevarieerde stuifzand- en heidelandschappen (zie Kansenkaart).

Kwaliteit Kwaliteitsverbetering wordt bewerkstelligd door instandhoudingsbeheer middels begrazing, terugdringen van bosopslag, bevorderen van verstuiving, afname stikstofdepositie en herstelmaatregelen PAS.

Tijd Eerste beheerplanperiode: In eerste instantie gericht op instandhouding via begrazing door schaapskuddes. Verder ontstaat dit type via spontane successie vanuit stuifzanden.

Daarna: door verbetering van de luchtkwaliteit worden de omstandigheden voor spontane ontwikkeling vanuit stuifzand steeds beter.