• No results found

H6410 Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Molinion caeruleae)

Verkorte naam: Blauwgraslanden (komen momenteel niet of nauwelijks voor op de Veluwe)

1. Hoe ziet het eruit?

Blauwgraslanden zijn vochtige, halfnatuurlijke zeer soortenrijke en vaak zeer bloemrijke graslanden. De vegetatie wordt bepaald door schrale grassoorten, russen en kleine zeggen (o.m. Blauwe zegge). In juni kan het beeld worden bepaald door bloeiende orchideeën. 2. Samenhang met andere habitattypen

H7140A Trilvenen, H7230 Kalkmoerassen, H3130 Zwakgebufferde vennen, H7150

Pioniervegetaties met snavelbiezen, H6230 Heischrale graslanden, H4010A Vochtige heiden. 3. N2000 doelsoorten die in het habitattype kunnen voorkomen

Roodborsttapuit A276, Grauwe klauwier A338 4. Doel uit aanwijzingsgsbeluit

Doel: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.

Toelichting: in het gebied komt het habitattype Blauwgraslanden voor op lemige gronden. Uitbreiding van de oppervlakte Blauwgraslanden kan gerealiseerd worden in samenhang met de habitattypen Vochtige heiden, hogere zandgronden (H4010A) en Heischrale graslanden (H6230).

5. Landelijk streefbeeld (profielendoc)

Streefbeeld bij de landelijke instandhoudingsdoelstelling: Voor een gunstige staat van instandhouding is een verspreiding gewenst over minimaal 80 uurhokken. Daarbij is het streven het type verspreid te laten voorkomen in het laagveengebied, duingebied, beekdalen en op de hogere zandgronden. De goed ontwikkelde blauwgraslanden van het type (representativiteit A of B) zouden in de toekomst een totale oppervlakte moeten beslaan van tenminste 100 hectare. Waar het habitattype deel uitmaakt van een gradiënt (overgangssituatie), wordt gestreefd naar een

goede staat van de hele gradiënt. De in 2007 aan de Europese Commissie gerapporteerde referentiewaarde voor verspreidingsgebied is meer dan huidig en voor oppervlakte 1 km2. 6. Relatieve bijdrage Veluwe

De relatieve bijdrage van de Veluwe is gering. Blauwgraslanden komen hier nauwelijks voor. 7. Ecologische randvoorwaarden (factsheets)

Ecologische factor Kernbereik Aanvullend bereik Overstroming met beek- of

rivierwater

nooit incidenteel Vochttoestand zeer nat tot nat zeer vochtig Voedselrijkdom matig voedselarm tot licht

voedselrijk

matig voedselrijk-a Zuurgraad zwak zuur-a tot matig zuur-a neutraal-b; matig zuur-b Kritische depositiewaarde: 1100 mol/ha/jr

8. Huidige staat van instandhouding (profielendoc)

Aspect 1994 2004 2007

Verspreiding Matig ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig Oppervlakte Zeer ongunstig Matig ongunstig Zeer ongunstig Kwaliteit Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer ongunstig Toekomst-perspectief Zeer ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig Beoordeling SvI Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer ongunstig 9. Nulmeting, trend en monitoring (factsheets, profielen, SNL)

De oppervlakte blauwgrasland is in de loop van de 20e eeuw enorm achteruitgegaan als gevolg van intensivering van de landbouw (ontwatering, bemesting). Het verspreidingspatroon is wel min of meer hetzelfde gebleven, maar er heeft een sterke uitdunning plaatsgevonden. De achteruitgang in oppervlakte heeft uiteraard consequenties gehad voor de typische soorten. De kwaliteit van het habitattype is teruggelopen. Voorheen algemene typische soorten als Spaanse ruiter en Kleine valeriaan staan nu op de Rode Lijst van bedreigde soorten. De typische soorten Blonde zegge, Vlozegge en Melkviooltje zijn nog sterker bedreigd. Zaagblad (Serratula tinctoria) is in ons land uitgestorven, Harlekijn (Orchis morio) is uit het habitattype verdwenen, en Klokjesgentiaan (Gentiane pneumonanthe) is binnen het type nog maar op een enkele plek aanwezig. De restanten van het habitattype zijn zodanig klein en versnipperd dat een aantal kenmerkende insectensoorten is uitgestorven, zoals de van Blauwe knoop afhankelijke Moerasparelmoervlinder (Euphydryas aurinia), Hommelvlinder (Hemaris tityus) en de Oranje zandbij (Andrena marginata).

In de periode 1994-2004 zijn op verschillende locaties succesvolle maatregelen genomen om het habitattype uit te breiden of te herstellen. In Gelderland zijn in de Bennekomse Meent pioniersituaties gecreëerd waaruit het type zich verder kan ontwikkelen. In Koolmansdijk (Achterhoek) is de oppervlakte blauwgrasland door natuurontwikkeling uitgebreid. Ook in de Bruuk en de Willinks Weust heeft het type zich door herstelbeheer iets kunnen uitbreiden. In andere gebieden zijn de vooruitzichten voor behoud op langere termijn echter nog steeds ongunstig doordat de hydrologische condities niet optimaal zijn.

Op de Veluwe kwam het habitattype Blauwgraslanden in het verleden voor op overgangen van hoor naar laag, met name op de flanken en in beekdalen. Tegenwoordig komt het habitattype er niet of nauwelijks meer voor. Waarschijnlijk op hele kleine schaal bij de Leemputten van Staverden. In het Wisselse Veen bij Epe leek zich in eerste instantie het habitattype Blauwgraslanden te ontwikkelen, maar in dit natuurontwikkelingsproject vormt zich een wat zuurder systeem, met de habitattypen H7140A Trilvenen en H6230 Heischrale graslanden.

In 2013 is in opdracht van de Provincie Gelderland door DLG uitgezocht welke waarnemingen van typische soorten van het habitattype H6410 Blauwgraslanden aanwezig zijn in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF; peildatum juni 2013). Daarbij is gekeken naar

nauwkeurige waarnemingen binnen het habitattype, en alle overige waarnemingen binnen het Natura 2000 gebied. De resultaten hiervan zijn voor habitattype H6410 samengevat in onderstaande tabel. De waarnemingen betreffen 8 van de 13 typische soorten van het habitattype.

NDFF waarnemingen Veluwe van typische soorten van habitattype H6410 vanaf 1-1-2000 (peildatum 1 juni 2013)

Typische soort Soortengroep Aantal maal waargenomen Binnen H6410 Overig binnen

Natura 2000 gebied

Totaal

Waargenomen soorten:

Zilveren maan** Dagvlinders 0 5 5 Blauwe knoop Vaatplanten 0 50 50 Blauwe zegge Vaatplanten 0 217 217 Blonde zegge Vaatplanten 0 16 16 Kleine valeriaan Vaatplanten 0 2 2 Spaanse ruiter Vaatplanten 0 15 15 Vlozegge Vaatplanten 0 22 22 Watersnip Vogels 0 272 272 Totaal H6410 0 599 599

Geen waarnemingen van: Moerasparelmoer- vlinder

Dagvlinders Klein glidkruid Vaatplanten Knotszegge Vaatplanten Kranskarwij** Vaatplanten Melkviooltje Vaatplanten

In het kader van de SNL-monitoring van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) worden er binnen dit habitattype vegetatiekarteringen (eens in de 12 jaar) en karteringen van kenmerkende soorten planten, dagvlinders en broedvogels (eens in de 6 jr) uitgevoerd. Ook worden eens in de 6 jaar gegevens verzameld over ruimtelijke samenhang, abiotiek en stikstofdepositie. Hiermee wordt de kwaliteit van dit habitattype goed in beeld gebracht en gevolgd. Doordat deze monitoring pas in 2012 is gestart, zijn de gegevens over dit habitattype nu nog onvolledig.

Nulmeting, trend en monitoring Blauwgraslanden (H6410)

Oppervlakte en verspreiding Kwaliteit

Nulmeting Landelijk: ca. 50 ha, verspreid over 86 10x10 km hokken op de hogere zandgronden en in laagveengebied (bron: factsheets, profielen)

Veluwe: Niet of nauwelijks aanwezig. Niet op habitattypekaart (0,0 ha; bron: habitattypenkaart Veluwe oktober 2014; gegevens onvolledig). Op zeer kleine schaal gekarteerd in Leemputten bij Staverden (bron: SNL inventarisatie 2012, concept).

Landelijk: kwaliteit van vegetatie en flora/fauna varieert, samenhangend met mate waarin abiotiek en beheer op orde is en mate van versnippering.

Veluwe: niet van toepassing (type niet of nauwelijks aanwezig).

Trend Landelijk: zeer sterk afgenomen in laatste eeuw (in 19e eeuw naar schatting tegen de 100.000 ha). Ook in laatste decennia netto nog licht achteruit, ondanks succesvol herstel / uitbreiding in sommige gebieden. Veluwe: Vroeger m.n. op de flanken en in beekdalen, sterk afgenomen, nu geheel of nagenoeg afwezig.

Landelijk: sterk achteruit gegaan in loop 20ste eeuw. Veel typische soorten en andere kenmerkende soorten achteruitgegaan of verdwenen. Ook in laatste decennia nog steeds (beperkte) achteruitgang kwaliteit.

Veluwe: Kwaliteit/soorten verloren gegaan door (nagenoeg) verdwijnen van habitattype.

Monitoring- programma’s

SNL-monitoring (beheertype Nat schraalland, N10.01): vegetatiekartering (eens in 12 jaar; coördinatie: Provincie Gelderland). SNL-monitoring (beheertype Nat schraalland, N10.01): vegetatiekartering (eens in 12 jaar), inventarisatie plantensoorten, dagvlinders, broedvogels, ruimtelijke condities, abiotiek, stikstofdepositie (eens in 6 jaar; coördinatie: Provincie Gelderland).

10. Sleutelprocessen

Periodieke buffering met basenrijk grond- of oppervlaktewater is noodzakelijk. 11. Storende factoren

− Verdroging: het habitattype is zeer gevoelig voor hydrologische veranderingen; verdroging gaat veelal samen met verzuring

− Verzuring: periodieke buffering met basenrijk grond- of oppervlaktewater is noodzakelijk; verzuring kan zich uiten in veenmosdominantie of successie naar habitattype Heischrale graslanden

− Verschraling: door vèrgaande verschraling kan het nutriëntenniveau zo laag worden dat beemdplanten verdwijnen; het gaat ook ten koste van de fauna

− Vermesting: het habitattype is gevoelig voor bemesting of overstroming met te voedselrijk oppervlaktewater (leidt tot verruiging); enige bemesting is echter noodzakelijk

− Verwaarlozing: het habitattype is afhankelijk van adequaat hooilandbeheer, wat zorgt voor voldoende afvoer van voedingsstoffen.

12. Strategie

Uitgewerkt doel voor dit habitattype

Omvang Omdat blauwgraslanden nu niet of nauwelijks op de Veluwe voorkomen (zie habitatkaart), is er geen specifieke strategie ontwikkeld voor uitbreiding oppervlakte.

Ruimte Mogelijk gaat dit habitattype zich samen met andere natte habitattypen ontwikkelen in natuurontwikkelingsgebieden in beekdalen of aan rand van Veluwe.

Kwaliteit Omdat blauwgraslanden nu niet of nauwelijks op de Veluwe voorkomen (zie habitatkaart), is er geen specifieke strategie ontwikkeld voor verbetering kwaliteit. Wel verbeteren randvoorwaarden door vermindering stikstofdepositie