• No results found

H2320 Psammofiele heide met Calluna en Empetrum nigrum

Verkorte naam: Binnenlandse Kraaiheibegroeiingen

1. Hoe ziet het eruit? (factsheets)

Het is een heidevegetatie van dwergstruiken op zandgrond waarin Kraaiheide domineert en verder vooral Struikhei, Blauwe bosbes, Rode bosbes en blad- en levermossen voorkomen. 2. Samenhang met andere habitattypen

Het habitattype maakt deel uit van het stuifzandlandschap. Dit bestaat uit

Zandverstuivingen (H2330), Stuifzandheiden met struikheide (H2310) en Heidevegetaties met kraaiheide (H2320).

3. N2000 doelsoorten die in het habitattype kunnen voorkomen

Nachtzwaluw (A224), Draaihals(A233), Boomleeuwerik(A246), Duinpieper(A255), Roodborsttapuit(A276), Tapuit(A277) en Grauwe klauwier(A338).

4. Doel uit aanwijzingsbesluit:

Doel: behoud verspreiding, oppervlakte en kwaliteit

Toelichting: het habitattype Binnenlandse kraaiheibegroeiingen verkeert landelijk in een matig ongunstige staat van instandhouding. De Veluwse begroeiingen zijn van speciaal belang omdat ze zich aan de rand van het areaal van het type bevinden.

5. Landelijk streefbeeld (profielendoc)

Het streefbeeld bij de landelijke instandhoudingsdoelstelling is behoud van de huidige verspreiding en oppervlakte. De in 2007 aan de Europese Commissie gerapporteerde

referentiewaarde voor verspreidingsgebied is gelijk aan huidig en voor oppervlak is meer dan huidig.

6. Relatief belang Veluwe (factsheets)

De Veluwe is het belangrijkste gebied in het land voor dit habitattype.

Van het Nederlandse areaal (op basis van kilometerhokken) ligt 39% in Gelderland. Deze schatting (op basis van de EU rapportage) is waarschijnlijk te hoog, doordat ook kraaiheibegroeiingen in (open) dennenbossen erin zijn betrokken. Alle groeiplaatsen liggen op de Veluwe.

7. Ecologische randvoorwaarden (factsheets)

Ecologische factor Kernbereik Aanvullend bereik Overstroming met beek- of

rivierwater

nooit n.v.t. Vochttoestand matig droog tot droog vochtig

Voedselrijkdom zeer voedselarm matig voedselarm Zuurgraad matig zuur-b tot zuur-b n.v.t.

8. Huidige Staat van instandhouding (profielen Oordeel: matig ongunstig

Aspect 1994 2004 2007

Verspreiding Gunstig Gunstig Gunstig Oppervlakte Gunstig Gunstig Gunstig

Kwaliteit Matig ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig Toekomst-perspectief Gunstig Gunstig Gunstig

Beoordeling SvI Matig ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig 9. Nulmeting, trend en monitoring (factsheets, profielen, SNL)

De oppervlakte aan droge heide in brede zin is tussen 1850 en 1950 sterk teruggelopen door bosaanplant en ontginningen. Maar dit betreft vooral de habitattypen Stuifzandheiden met Struikhei (H2310) en Droge heiden (H4030). Ook de oppervlakte van het habitattype Binnenlandse kraaiheibegroeiingen is in deze periode teruggelopen, maar in veel mindere mate. Kraaihei is schaduwtoleranter dan Struikhei en heeft aan de zuidgrens van zijn areaal een voorkeur voor beschutte (koele, luchtvochtige) plekken. Kraaihei komt dan ook optimaal voor op noordhellingen en in open stuifzandbebossingen (Empetro-Pinetum). Ook kan Kraaihei slecht tegen branden en mechanische beschadiging zoals door maaien, plaggen en vertrappen; het wordt daarentegen niet gegeten door schapen en heeft geen last van het Heidehaantje. Het is dus de vraag of deze soort vroeger prominent aanwezig was in de uitgestrekte, boomloze droge heiden op de Veluwe en in Drenthe. Het areaal Kraaihei kan door heide- en stuifzandbebossingen en extensiever beheer van heideterreinen wellicht zelfs tijdelijk zijn toegenomen. Kraaihei heeft dankzij zijn aaneengesloten groeiwijze minder last van vergrassing dan andere heidevegetaties. Mogelijk zal klimaatsverandering (opwarming) een negatieve invloed hebben op dit noordelijke habitattype. Maar hiervoor zijn vooralsnog geen aanwijzingen gevonden.

Sinds 1950 is de oppervlakte van dit habitattype in Nederland en op de Veluwe waarschijnlijk nagenoeg gelijk gebleven. Veranderingen in de soortensamenstelling sinds circa 1940 geven aan dat de soortenrijkdom sindsdien iets is afgenomen. Waarschijnlijk hangt dit vooral samen met een hoge depositie van stikstof uit de lucht. Sinds midden jaren 90 zijn er geen aanwijzingen meer voor achteruitgang van de kwaliteit van het habitattype. De geleidelijke vermindering van de zure en vermestende neerslag en gerichte beheermaatregelen biedt perspectieven voor duurzaam herstel. De achtergrond-belasting ligt echter nog boven de norm.

In 2013 is in opdracht van de Provincie Gelderland uitgezocht welke waarnemingen van typische soorten van het habitattype H2320 Binnenlandse kraaiheibegroeiingen aanwezig zijn in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF; peildatum juni 2013). Daarbij is gekeken naar waarnemingen vanaf 1 januari 2000. Dit geeft een indicatief (niet volledig) beeld van de mate van voorkomen van typische soorten op de Veluwe. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen nauwkeurige waarnemingen binnen het habitattype, en alle overige waarnemingen

NDFF waarnemingen Veluwe van typische soorten van habitattype H2320 vanaf 1-1-2000 (peildatum 1 juni 2013)

Typische soort Soortengroep Aantal maal waargenomen Binnen H2320 Overig binnen

Natura 2000 gebied

Totaal

Waargenomen soorten:

Levendbarende hagedis Reptielen 37 7612 7649 Kronkelheidestaartje Korstmossen 1 87 88 Open rendiermos Korstmossen 1 484 485 Rode heidelucifer Korstmossen 1 248 249 Gewoon trapmos Mossen 0 74 74 Totaal H2320 40 8505 8545

Geen waarnemingen van: -

** urgent bedreigde typische soort; *potentieel urgent bedreigde typische soort (Alterra 2009, rapport nr 1909).

In het kader van de SNL-monitoring van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) worden er binnen dit habitattype vanaf 2012 dezelfde typen inventarisaties uitgevoerd als in het habitattype Stuifzandheiden met struikheide (H2310). Zie aldaar.

Nulmeting, trend en monitoring Binnenlandse kraaiheibegroeiingen (H2320) Oppervlakte en verspreiding Kwaliteit

Nulmeting Landelijk: circa 1000 ha, verspreid over 41 10x10 km hokken op de hogere zandgronden.

Veluwe: ca. 100 ha, in het noorden, vooral op de Doornspijkse Heide bij ’t Harde en de Renderklippen bij Heerde. Is mogelijk overschatting (bron: habitattypenkaart Veluwe oktober 2014).

Landelijk en Veluwe: Voor grote delen van Veluwe geen recente vegetatie en/ of soortenkarteringen beschikbaar (gegevens onvolledig). De typische soorten staan niet onder druk, kenmerkende levermossen wel.

Trend Landelijk en Veluwe: in periode 1850-1950 achteruitgegaan (maar veel minder sterk afgenomen dan andere typen droge heiden), sinds ca. 1950 ongeveer gelijk gebleven.

Landelijk en Veluwe: sinds ca. 1950 licht afgenomen (vermesting/verzuring, gebrek aan instandhoudingsbeheer). Vanaf ca. 1995 ongeveer gelijk gebleven.

Monitoringprogramma’s SNL-monitoring (beheertype Droge Heide, N07.01): vegetatiekartering (eens in 12 jaar; coördinatie: Provincie Gelderland). SNL-monitoring (beheertype Droge Heide, N07.01): vegetatiekartering (eens in 12 jaar), inventarisatie structuurelementen, plantensoorten, broedvogels, dagvlinders, sprinkhanen, ruimtelijke condities, abiotiek, stikstofdepositie (eens in 6 jaar; coördinatie: Provincie Gelderland). 10. Sleutelprocessen (factsheets)

Zie Stuifzandheiden met Struikhei (2310) en Droge heiden (4030). 11. Storende factoren

Vermesting (atmosferische depositie) Verstoring o.a. door recreatie (broedvogels) Versnippering

Uitbreiding exoten (Grijs kronkelsteeltje, Campylopus introflexus) Successie (verbossing)

12. Strategie

Uitgewerkt doel voor het habitattype

Omvang Het voorkomen lijkt stabiel te zijn en het type vereist geen specifiek instandhoudingsbeheer. De strategie is voortzetting van het nul- beheer en erop toezien dat het areaal in stand blijft.

Ruimte Kraaiheides komen vooral voor op koelere standplaatsen die liggen vooral op het noordelijke deel van de Veluwe en op noordhellingen Kwaliteit Kwaliteitsverbetering wordt bewerkstelligd door afname

stikstofdepositie.

Tijd Eerste beheerplanperiode: monitoren van het vóórkomen Daarna: onbekend