• No results found

verschillende beleidsvelden en knelpunten met natuurherstel in beekdalen

H J/E 5.1 Wat is de relatie tussen enerzijds landgebruik, afwatering, ontwatering en

anderzijds afvoerdynamiek en sedimenttransport? Toelichting: Afvoerdynamiek en sedimenttransport zijn alleen te beïnvloeden via landgebruik en ontwatering op stroomgebiedschaal.

H J/E

5.2 Draagt omvorming van ontwaterde landbouwgronden naar natte

natuurgebieden zonder artificiële afwatering in bovenstroomse delen van stroomgebieden bij aan het afvlakken van neerslagpieken in de afvoer van beekdalen? Toelichting: in natuurterreinen met afvoer van neerslagwater over maaiveld kan de hoge ruwheid van het oppervlak zorgen voor een trage afvoer van oppervlaktewater.

H J/E

5.2 Waar en hoe (landgebruik, afwatering, ontwatering, beekprofiel) kan voor gewenste ecosystemen en soorten van beken het gedempte regime van afvoer en stroomsnelheid worden gerealiseerd? Toelichting: Afvoerregime kan alleen worden beïnvloed door maatregelen op stroomgebiedschaal.

H J/E

5.3 Waar en hoe is bij een hoge afvoerdynamiek herstel van beken mogelijk?

Toelichting: Deze vraag is relevant voor stroomgebieden waar de hoge

afvoerdynamiek niet of nauwelijks kan worden veranderd.

H J/E

6 Wat zijn de eisen van terrestrisch ecosystemen en soorten aan regimes

van overstroming en inundatie? H J

6.1 Wat zijn de eisen van terrestrische ecosysteemtypen en soorten voor inundatie- en overstromingsregimes?

H J 6.2 Wat zijn de eisen van diersoorten voor inundatie- en overstromingsregimes

in relatie tot reliëf en terreinheterogeniteit? H J

6.3 Wanneer zijn effecten van overstroming en inundatie op bedreigde

soortgroepen positief of negatief? H J/E

6.4 Welke faunagroepen zijn gevoelig voor overstroming en inundatie en in

welke periode van het jaar. H J

6.5 Welke fauna is gebonden aan overstroming of inundatie? H J

7 Waar liggen mogelijkheden om, rekening houdend met

afvoerkarakteristieken en oppervlaktewaterkwaliteit, een overstromingsregime te herstellen dat gunstig uitpakt voor

overstromingsafhankelijke terrestrisch en semi-aquatische ecosystemen en soorten?

H J/E

7.1 Waar en hoe kan het noodzakelijke overstromings- en inundatieregime voor overstromings- en inundatieafhankelijke en -tolerante terrestrische en semi- aquatische ecosystemen en soorten (duur, frequentie, periode in het jaar en diepte van overstroming/inundatie) worden gerealiseerd en zijn ook overige condities als waterkwaliteit en grondwateraanvoer gunstig voor herstel van overstromingsvlakten?

H J/E

7.2 Waar en hoe kunnen in overstroomde beekdalen chemische gradiënten

Directie Kennis 155

Nr. Kennisvragen morfologie en structuur van beekdalen en beken prio-

riteit OBN- onder- zoek

8 Wat is de natuurlijke ruimtelijke structuur van verschillende

beekdaltypen?

H J/E/N

8.1 Welke terreinheterogeniteit in beekdalen is noodzakelijk voor fauna met terrestrisch levensfase?

H J/E/N 8.2 Welke structuurvariatie en dynamiek van de structuur is aanwezig in actuele

(eventueel buitenlandse) referenties van laaglandbeken met natuurlijke afvoerstelsels aanwezig?

H J 8.3 Welke structuurvariatie en dynamiek van de structuur is aanwezig in

historische referenties van laaglandbeken met natuurlijke afvoerstelsels aanwezig? Toelichting: Mogelijk bieden beschrijvingen van historische referenties ook inzicht.

M E

9 Wat is de natuurlijke morfologische structuur van verschillende

aquatisch-ecologische beektypen? H J/E

9.1 Welke structuurvariatie en dynamiek van de structuur is aanwezig in het stroombed van natuurlijke beken in actuele (eventueel buitenlandse) referenties?

H J 9.2 Welke structuurvariatie en dynamiek van de structuur is aanwezig in het

stroombed van natuurlijke beken in historische referenties?

M E

10 Wat zijn de sleutelfactoren om tot herstel van natuurlijke ruimtelijke

structuur van verschillende beekdaltypen te komen? H J

10.1 Welke ruimtelijke structuren in beekdalen en in welke dichtheid/ omvang zijn belangrijk voor tolerantie van (semi-)terrestrische diersoorten tegen overstroming/inundatie? Toelichting: Eisen van veel terrestrische fauna aan overstroming/inundatie lijken vaak gekoppeld te zijn aan structuurvariatie die bijdraagt aan de overleving tijdens overstroming/inundatie.

Kleinschalige hoogteverschillen lijken daarbij van groot belang te zijn.

H J/E/N

10.2 Welke kenmerken en processen voor lengteprofiel, dwarsprofiel, micromorfologie (in en buiten de beek) en vegetatiestructuur kunnen worden afgeleid van actuele referenties van natuurlijke

laaglandbeeksystemen? Toelichting: Er dient een overzicht te komen welke kenmerken en processen belangrijk zijn voor de morfologie van natuurlijke laaglandbeekstelsels. Speciale aandacht is nodig voor vertakte stelsels en diffuse afvoerpatronen.

H J

11 Wat zijn de sleutelfactoren om tot herstel van de natuurlijke

morfologische structuur van verschillende aquatisch-ecologische beektypen te komen?

H J(E)

11.1 Welke kwantitatieve relatie bestaat er tussen enerzijds dynamiek van afvoer en stroomsnelheid en anderzijds structuurvariatie in en langs de beek

Toelichting: Afvoerdynamiek heeft samen met biotische processen grote

invloed op de morfologie van het stroombed.

H J

11.2 Wat is de relatie tussen enerzijds sediment- en organisch materiaaltransport en anderzijds de structuurvariatie en de betekenis daarvan voor

ecosystemen, dier- en plantensoorten? Toelichting: Afvoerdynamiek en sediment- en organisch materiaaltransport zijn van invloed op structuren in het stroombed. Een hoge sedimentlast van zand en slib, kan het voorkomen van bepaalde levensgemeenschappen en soorten beperken. NB de invloed van eutrofiëring op terrestrische delen via sedimentatie van slib komt aan de orde bij het thema ‘oppervlaktewaterkwaliteit’.

H J/E

11.3 Welke beekpatronen en welke componenten van natuurlijke beeksystemen

zijn wel en welke zijn niet mogelijk bij huidige en toekomstige hoge afvoerdynamiek? Toelichting: In stroomgebieden waar de hoge afvoerdynamiek niet te verkleinen is, is deze vraag relevant.

H J/E

11.40 Hoeveel ruimte is nodig om de gradiënt van stroombed met aquatische en semi-aquatische delen naar de terrestrisch zone wat betreft structuur volwaardig te ontwikkelen? Toelichting: Deze vraag is relevant waar voor beekherstel beperkte ruimte beschikbaar is in het beekdal.

156 Directie Kennis

Nr. Kennisvragen morfologie en structuur van beekdalen en beken prio-

riteit OBN- onder- zoek

12 Waar en hoe kunnen beekdalen met natuurlijke afvoerstelsels worden

ontwikkeld waarbij een grote mate van verwevenheid ontstaat tussen de aquatische en terrestrische componenten?

H J(E)

12.1 Waar en hoe kunnen in beekdalen natuurlijke afvoerstelsels ontwikkeld worden met vertakte/diffuse afvoerstelsels, een structuurrijk stroombed, een grote rol van biologische structuren op de morfologische ontwikkeling en met een gedempt afvoerregime? Toelichting: door concreet aan te geven waar natuurlijke laaglandbeken met vertakte en diffuse

lengteprofielen kunnen worden ontwikkeld, kunnen de mogelijkheden hiervoor ook bij beheerders en inrichters beter worden onderkend. Bij het selecteren van kansrijke locaties dient rekening te worden gehouden met claims vanuit het waterbeheer, effecten van klimaatsverandering.

Proefgebieden zijn relatief gemakkelijk te realiseren en te monitoren voor midden-, bovenloop en oorsprongen. Proefgebieden in

benedenloopsituaties met functionerende overstromingsvlaktes en een weinig verstoord stroomgebied (veelal groot) zijn momenteel lastiger te vinden.

H J

12.2 Zorgt een ontwikkeling naar brede meer vertakte of diffuse stromingstelsels in beekdalen met een grote afvoerdynamiek voor herstel van (semi-

)aquatische ecosystemen en bijbehorende soorten? Toelichting: Deze vraag is relevant voor stroomgebieden waar de hoge afvoerdynamiek niet of weinig kan worden veranderd maar wel een brede dalvlakte met natuurfunctie beschikbaar is.

H J

13 Waar en hoe kunnen structuurrijke beken worden ontwikkeld? H E(J)

13.1 Waar en hoe kunnen structuurvorming door biologische processen

(strooisel, takken, bomen, waterplant- en moerasvegetatie) in het

stroombed en bijbehorende biodiversiteit worden bevorderd. Toelichting: Organisch materiaal is een belangrijke structuur- en substraatvormer in meer natuurlijke beken. Dood organisch materiaal of de waterplant- , moeras- en oevervegetatie kan direct doorwerken in de geschiktheid van eiafzetplaatsen of uitsluiplocaties voor macrofauna zoals libellen en voor refugia bij hoge afvoeren en waterstanden.

H J

13.2 Hoe zijn ruimtelijke structuren in en rond de beek en in welke dichtheid/ omvang te bevorderen die van belang zijn voor de tolerantie van (semi- )terrestrische diersoorten tegen overstroming/inundatie? Toelichting: Eisen van veel terrestrische fauna aan overstroming/inundatie lijken vaak

gekoppeld te zijn aan structuurvariatie die bijdraagt aan de overleving tijdens overstroming/inundatie. Kleinschalige hoogteverschillen lijken daarbij van groot belang te zijn.

H J/E/N

13.3 Hoe kan in beken met een kunstmatig dwarsprofiel een structuurrijk stroombed ontwikkeld worden? Toelichting: Veel beken hebben in verband met het waarborgen van voldoende afvoercapaciteit een kunstmatig dwarsprofiel.

H E

14 Hoe kan in beekdalen terreinheterogeniteit worden bevorderd en

instandgehouden? H J/E

14.1 Hoe zijn ruimtelijke structuren in de terrestrische delen van beekdalen en in welke dichtheid/omvang te bevorderen die van belang zijn voor het

voorkomen van (semi-)terrestrische diersoorten? Toelichting: Eisen van veel terrestrische fauna aan overstroming/inundatie lijken vaak gekoppeld te zijn aan structuurvariatie die bijdraagt aan de overleving tijdens

overstroming/inundatie. Kleinschalige hoogteverschillen lijken daarbij van groot belang te zijn.

H J/E/N

14.2 Welke beheer is geschikt voor behoud en herstel van moslaag,

microstructuur (bultjes, bult/slenk-patronen, poelen) en karakteristieke fauna in veenvormende zeggenbegroeiingen? Toelichting: Biotisch beheer kan een alternatief vormen voor open houden van beekdalen (voorkomen verbossing) en kan bijdragen aan structuurvariatie op uitlopende

schaalniveaus.

Directie Kennis 157

Nr. Kennisvragen kwaliteit van grondwater en bodem prio-

riteit

OBN- onder- zoek

15 Hoe kunnen kunstmatig verrijkte grondwatergevoede terrestrisch en

semi-aquatische ecosystemen hersteld worden?

H J(E)

15.1 Welke herstelstrategie (combinatie en volgorde in de tijd van vermindering van bemesting in het intrekgebied en interne maatregelen) zijn nodig voor herstel van voedselarme kwelafhankelijke ecosystemen die door bemesting in het intrekgebied eutrofiëren met nitraat en sulfaat. Op welke wijze dient daarbij rekening te worden gehouden met de geo- en hydrochemische processen in het grondwatersysteem (pyriet, sideriet, glauconiet, organisch materiaal) en redoxtoestand van het grondwatersysteem?

H J

15.2 Zijn lange termijn effecten van toestroming van vermest grondwater op voedselarme ecosystemen te verzachten of voorkomen met interne maatregelen?

H J 15.3 Kunnen (zeer) natte mesotrofe systemen met toevoer van sulfaat/ en of

nitraatrijk grondwater duurzaam ontstaan bij verwijdering van de oude geëutrofieerde bodem? Treedt in organisch materiaal dat zich opnieuw vormt onder sulfaat- en nitraatrijke omstandigheden op den duur wel of geen interne eutrofiëring op?

H J

16 Hoe kunnen voedselarme terrestrische ecosystemen hersteld worden op

bodems met (potentiële) interne eutrofiëring?

H J