• No results found

aquatische en terrestrische ecosystemen

2.12 Afstemming met onderzoeksagenda van andere deskundigenteams

Afstemming van de onderzoeksagenda van het DT Beekdallandschap zal plaats moeten vinden met de deskundigenteams van aanpalende landschapstypen (Heuvelland, Nat en Droog zandlandschap, Rivierenlandschap). De uitgewerkte kennisvragen hebben allereerst een grote relevantie voor het Heuvellandschap. Het preadvies beekdalen heuvelland (Schaminée et al. 2008) is daarom afgestemd op de inhoud van dit preadvies. Afstemming met het Nat en Droog zandlandschap en Rivierenlandschap heeft nog niet kunnen plaatsvonden en zal moeten plaatsvinden bij een verdere uitwerking van de onderzoeksagenda’s van het DT Beekdallandschap. Geadviseerd wordt dat het DT Beekdallandschap het daadwerkelijke programma van onderzoeksprojecten afstemt met dat van de andere deskundigenteams (Heuvelland, Nat en Droog zandlandschap, Rivierenlandschap).

Directie Kennis 37

Deel 2

Directie Kennis 39

3

Aanpak en reikwijdte van preadvies

3.1 Aanpak preadvies

Dit preadvies doorloopt een aantal stappen (figuur 1). De eerste belangrijke stap is het identificeren en beschrijven van de sleutelfactoren (1) die van belang zijn voor natuur in beekdalen. Bij de analyse van deze factoren wordt duidelijk waar het inzicht in factoren goed bekend is en over welke factoren nog onduidelijkheid bestaat. Tegelijk is ook een typologie voor beekdalen opgesteld (2) met het doel de grote variatie in beekdalen te duiden en hierin de relatie te leggen naar processen, ecosysteemtypen en mogelijke herstelmaatregelen in de waterhuishouding. Deze typologie dient ook als natuurreferentie voor beekdalen (3) maar heeft hierin wel zijn beperkingen. Op basis van de analyse van sleutelfactoren is daarom aangegeven waar een aanvulling van referenties nodig is (8). De fauna is eerst apart bekeken met het doel hiervoor sleutelfactoren af te leiden. Daarnaast is de herstelopgave vanuit het natuurbeleid geconfronteerd met ontwikkelingen op andere belangrijke beleidsvelden in

beekdalen waaronder het waterbeheer en de landbouw (5). Deze analyse geeft inzicht in tegenstrijdigheden tussen en overeenkomsten in beleidsdoelen en de

uitvoeringspraktijken van zulke beleidsvelden (6). Samen met de andere stappen leidt dat tot inzicht in de knelpunten en kansen voor natuurherstel in beekdalen (7).

Figuur 1: werkstappen bij het opstellen van het preadvies. (5) doelen en uitvoering beleidsvelden (1) sleutelfactoren (4) fauna (2) typologie beekdalen (6) tegenstrijdige doelen/ uitvoering elkaar versterkende doelen (7) knelpunten kansen (3) referenties (8) kennislacunes (9) kennisvragen (10) prioriteitstelling

40 Directie Kennis Confrontatie hiervan met de bestaande kennis van sleutelfactoren levert inzicht in de

kennislacunes (8) en leidt tot de uitwerking van kennisvragen (9). Op basis van de omvang van knelpunten en de ontwikkelingen in de belangrijke beleidsvelden een prioriteitsstelling van kennisvragen voorgesteld (10). Ten slotte zijn aanbevelingen gedaan voor een onderzoeksstrategie en wordt ingegaan op de afstemming met deskundigenteams van ‘aanpalende’ landschapstypen (11).

3.2 Afbakening beekdallandschap

Dit preadvies behandelt de beekdalgebieden die ressorteren onder DT Beekdallandschap en DT Heuvellandschap. Het betreft beekdalgebieden van

Nederland in de Pleistocene en oudere delen en de overgangen van Pleistoceen naar Holoceen. Het begrip ‘beekdal’ moet daarbij breed worden opgevat. Niet alleen dalen met beken vallen er onder maar ook (geïsoleerde) laagten en natte gebieden zonder beken of waterlopen, zolang ze maar in sterke mate onder invloed van (tijdelijke) toestroming van grond- en/of oppervlaktewater staan. De nadruk van het preadvies ligt daarbij vooral op de delen die door toestroming van grond- en oppervlaktewater worden beïnvloed. Uiteraard worden beekdalen en beken bekeken binnen het hele landschap zodat ook de positie in het hele stroomgebied en de relatie met

infiltratiegebieden in beeld blijft. Beken en duinrellen in de kustduinen vallen door bovengenoemde fysisch-geografische inperking buiten dit preadvies.

Omdat het beekdallandschap veel diffuse overgangen vertoont met nat

zandlandschap, rivierenlandschap en laagveen- en kleilandschap zijn de volgende praktische afbakeningen gemaakt:

• Van het nat zandlandschap vallen grote heidegebieden, lenshoogvenen,

hoogveenvennen en de meeste andere vennen buiten dit preadvies. Basenarme hellingvenen met grondwaterinvloed zijn wel meegenomen, aangezien die onderdeel kunnen zijn van beekdalflanken.

• Van het rivierenlandschap zijn grote rivieren met hun uiterwaarden niet

behandeld. Kleine riviersystemen in het laagland met een (tot voor kort) actieve geomorfodynamiek van het stroombed zijn niet meegenomen. Benedenlopen van beken en kleine riviertjes op de overgang van Pleistoceen naar Holoceen met een (vroegere) sterke slibtoevoer en zonder sterke geomorfodynamiek van het stroombed zijn wel meegenomen wanneer hier toevoer van grondwater een rol speelt.

• Van het laagveen- en kleilandschap zijn beken en kleine rivieren die door uitgestrekte delen van Holoceen Nederland stromen zonder dat ze via grondwaterstroming nog een relatie hebben met Pleistocene delen, niet

behandeld. Beekdalen op de overgang van Pleistoceen en Holoceen met (enige) grondwatervoeding zijn wel beschouwd. De overgang van benedenlopen naar het laagveen en kleigebied is overigens zeer diffuus.

Dit preadvies omvat ook de beekdalen van het heuvelland. Omdat dit preadvies tegelijk is opgesteld met een speciaal preadvies voor de beekdalen in het heuvellandschap, is tussen het DT Beekdallandschap en het DT Heuvellandschap afgesproken dat het preadvies beekdalen de heuvellandbeekdalen meeneemt voor wat betreft beekdaltypologie, processen, factoren en kennislacunes die op landelijk niveau voor de beekdalen kunnen worden beschreven. Het preadvies voor de heuvellandbeekdalen zelf zal dieper ingaan op processen, factoren en kennislacunes van de beekdalen in het heuvelland.

De bovengenoemde afbakening houdt ook in dat (voormalige) beken en duinrellen in duingebieden niet zijn opgenomen in de typologie van beekdallandschappen; dit geldt ook voor riviertjes en (veen)beken die geheel in het Holocene deel van Nederland liggen.

Directie Kennis 41

3.3 Afbakening kennisvelden

In beekdalen spelen veel factoren een rol. Knelpunten en kennislacunes raken daardoor ook aan diverse vakgebieden.

Het DT Beekdallandschap geeft in haar kennisagenda (versie april 2007) een aantal prioritaire werkvelden aan. Deze zijn:

- de invloed van bodemfauna op het functioneren van (aquatische) nutriëntenkringlopen in ongestoorde ecosystemen en herstelreeksen; - herstel van natte natuur op voormalige landbouwgronden;

- morfologie, morfodynamiek en hydrodynamiek van beken; - effecten klimaatverandering op beken en beekdalen;

- effecten van overstroming/waterberging in beken en beekdalen; - metapopulaties en dispersie van doelsoorten;

- effectiviteit van natuurherstelmaatregelen.

Aansluitend hierop is in dit preadvies gekozen om de volgende werkvelden en thema’s te behandelen:

- grondwaterkwantiteit;

- oppervlaktewaterstroming en inundatieregime;

- terreinheterogeniteit van beekdalen en morfologie beken; - kwaliteit van grondwater en bodem (vooral nutriënten-, basen-,

redoxhuishouding, humusprofielen);

- oppervlaktewaterkwaliteit (vooral nutriënten- en basenhuishouding); - ecologische betekenis van soorten;

- ecologische eisen van soorten; - dispersie van soorten;

- klimaatverandering.

Binnen dit preadvies kunnen echter niet al deze thema’s uitputtend behandeld worden. Het thema dispersie van soorten is beperkt tot dispersie van soorten in de beken zelf. Het thema klimaatverandering wordt op hoofdlijnen besproken.

Directie Kennis 43

4

Sleutelfactoren in beekdallandschappen

4.1 Aanpak

Onder sleutelfactoren worden verstaan die abiotische en biotische factoren en processen die de aanwezigheid, de omvang en de kwaliteit van ecosysteemtypen en soortpopulaties in sterke mate beïnvloeden in zowel positieve als negatieve zin en waarop met inrichting- en beheermaatregelen kan worden ingegrepen.

Sleutelfactoren doen zich voor op een schaal variërend van standplaats tot landschap. Er zijn twee stappen uitgevoerd om te komen tot een overzicht van sleutelfactoren. Stap 1: selecteren en clusteren van processen in beekdalen

Allereerst is vanuit een brede invalshoek een lijst van sleutelfactoren geselecteerd. Als beperkende criteria zijn gehanteerd:

- het proces treedt regelmatig of vaak op in beken of beekdalen; - het proces is relevant voor natuurherstel in beken of beekdalen;

- het proces moet op basis van onderzoek zijn aangetoond of moet op basis van onderzoek of ervaring uit de natuurherstelpraktijk naar voren zijn gekomen als mogelijke stuurfactor voor natuurherstel.

De sleutelfactoren zijn geclusterd in groepen met een herkenbaar kennisveld. Deze clusters zijn:

- hydrologische processen;

- morfologie en stofstromen in beken; - stikstof-, zwavel- en ijzerchemie; - regulatie basenrijkdom;

- regulatie voedselrijkdom; - bodemvorming en bodemleven; - dispersie van soorten;

- klimaatverandering.