• No results found

Groninger Museum, Groningen

In document KUNSTPRAAT OP ZAAL (pagina 84-127)

Hoofdstuk 4 – De museumrondleiding in de praktijk: vier casestudies

4.5 Groninger Museum, Groningen

Het bezoekersaantal van het Groninger Museum schommelt de laatste jaren rond de 200 duizend.210 Bezoekers komen zowel uit de stad en het Noorden als uit de rest van Nederland en komen met name voor de grotere wintertentoonstellingen (zoals Natural Beauty - van Fra Angelico tot Monet in de winter van 2013/2014, Het geheim van Dresden - Van Rembrandt tot Canaletto in de winter van 2014/2015 en David Bowie is in de winter van 2015/2016), maar ook voor de ‘kleinere’ presentaties (bijvoorbeeld van up and coming kunstenaars die een eerste overzichtstentoonstelling in het museum krijgen).211 Bezoekers zijn voornamelijk hoogopgeleid, met een boven modaal inkomen, met een gemiddelde leeftijd van rond de 50 jaar, die nog licht blijft stijgen. Naar sommige exposities komen relatief veel jongeren onder de 25 jaar, zoals naar Nordic Art (2013).212

Jaarlijks komen gemiddeld 13 duizend scholieren in groepsverband het museum binnen en de verwachting is dat dit aantal nog zal stijgen.213 In 2014 kwamen 5353 leerlingen uit het voortgezet onderwijs van 59 scholen op bezoek.214 Rondleidingen werden gegeven door 21 museumdocenten.215

Het mission statement van het Groninger Museum (2013-2016) is als volgt geformuleerd:

- Collecties en presentaties op het gebied van kunst en oudheden vormen samen met educatie de basis van het Groninger Museum.

- Het Groninger Museum is extrovert en veelkleurig en richt zich op een breed publiek.

- Met de presentaties, van nationale en internationale betekenis, wil het Groninger Museum het publiek verwonderen en aanzetten tot meningsvorming.216

Direct het eerste punt benadrukt de belangrijke rol die de afdeling Educatie vervult binnen het museum. Educatie staat – samen met de afdelingen Collecties en Presentaties – aan de basis van

210 Hoewel er in 2014 iets minder bezoekers binnen kwamen, met tegenvallende bezoekersaantallen bij Natural Beauty, namelijk 173.113. Groninger Museum, Jaarverslag 2014, p. 6.

211 Grontmij 2014, p. 3.

212 Grontmij 2014, p. 4.

213 Groninger Museum, Beleidsplan 2013-2016, p. 19.

214 Groninger Museum, Jaarverslag 2014, p. 36.

215 Groninger Museum, Jaarverslag 2014, pp. 47-48.

83 het museum en wordt duidelijk gezien als kerntaak. Desondanks is de afdeling Educatie klein, met

maar 1,5 fte. Naast de vaste werknemers doen museumdocenten op uitzendbasis, stagiairs en (student)vrijwilligers een aanzienlijk deel van het werk. Volgens het beleidsplan moet Educatie desondanks tot “alle takken van het museum doordringen en veel zichtbaarder worden.”217

Educatie is zo belangrijk voor het museum, omdat – aansluitend bij het mission statement – de taak ‘overdragen’ centraal staat. Dit wordt duidelijk in het Beleidsplan: “Om meningsvorming mogelijk te maken of te stimuleren is het niet voldoende om de kunstwerken alleen maar neer te zetten of op te hangen. Daarvan is inmiddels vrijwel elk museum doordrongen.” Zoals ook werd aangehaald in de inleiding van dit onderzoek, blijkt dat ondanks technologische vernieuwingen, bezoekers de voorkeur geven aan het gebruik van zaal- en objectteksten en rondleidingen om extra informatie tot zich te nemen. “De teksten en het gesproken woord zijn ook het meest geschikt om met het publiek een dialoog aan te gaan.” Die dialoog is van groot belang en wordt ingezet om nieuwsgierigheid op te wekken, uit te dagen tot meningsvorming en het bestaande verwachtingspatroon in beweging te zetten.218

Vanaf begin 2014 zijn de museumdocenten van het basisonderwijs en rondleiders voor middelbare scholen en volwassenen samengevoegd tot één team, onder de naam museumdocenten. Het jaarverslag van dat jaar gaat erop in:

“Er werd een veranderingstraject ingezet om te komen tot een interactieve benadering van de doelgroepen. Belangrijk uitgangspunt was dat niet de keuze van de docent (of het Groninger Museum) voorop moest staan, maar de wens van de bezoekers (op verschillende niveaus). (…) In individuele voortgangsgespreken zijn wensen en meningen vastgesteld en in december zijn alle docenten ingedeeld in een van de vier doelgroepcategorieën: basisonderwijs, onderbouw voortgezet onderwijs, bovenbouw voortgezet onderwijs en studenten/volwassenen. Bij de eerste twee groepen wordt met een didactisch format gewerkt met aandacht voor diverse zintuigelijke ervaringen en met behulp van een kunstkar.”219

De bovenbouw van het voortgezet onderwijs blijkt in de praktijk toch nog vaak benaderd te worden als de laatste groep, studenten en volwassenen. Op basis van de educatieve doelstellingen van het museum, krijgen zij te vaak nog een zeer klassieke rondleiding.

4.5.2 Interview

Ik interviewde hoofd Educatie en Publieksinformatie, Steven Kolsteren, op 8 oktober 2015, over de rol van Educatie en het verleden, heden en toekomst van de rondleiding in het Groninger

217 Groninger Museum, Beleidsplan 2013-2016, p. 19.

218 Groninger Museum, Beleidsplan 2013-2016, pp. 18-19.

84

Museum.220 Hij legt uit dat de wijze waarop de afdeling wordt benadrukt in het mission statement, expliciet genoemd naast de afdelingen Collecties en Presentaties, iets van de laatste jaren is. Met de komst van de nieuwe directeur, Andreas Blühm, is een beleidsmatig nieuwe weg ingeslagen, waar meer nadruk ligt op het belang van museumeducatie. In de praktijk betekent het dat elke afdeling in enige mate educatief/publieksgericht dient te denken. Rondleidingen passen in dat grotere geheel, waarbij ze steeds belangrijker worden, aan moeten sluiten bij, en serieus moeten worden genomen door andere afdelingen. Dit past bij de in de inleiding en het eerste hoofdstuk geschetste algemene tendens van professionalisering van de beroepsgroep rondleiders/museumdocenten en het onderzoeksveld.

Veranderingen binnen Educatie en de aangeboden rondleidingen passen in een museumbrede tendens. Ook andere recente veranderingen, zoals de opening van een nieuw atelier, passen daarbinnen.221 Er is sprake van een algemene professionalisering, een grote nadruk op interactiviteit en het serieuzer nemen van de gegeven taak. Kolsteren benadrukt dat de tendens enkel in gang gezet kon worden door de blijvende steun van de directie. Zulke veranderingen zijn nauwelijks mogelijk zonder dat deze van bovenaf op steun kunnen rekenen en het beleid erop wordt aangepast.

Hoewel de afdeling al jaren bezig is een stap in de richting van voorgenoemde interactie te zetten, bleven de rondleidingen daarin wat achter. Lange tijd werd er in het Groninger Museum voornamelijk gebruik gemaakt van de ‘klassieke methode’. Hoe heeft die zo lang kunnen blijven bestaan? Kolsteren legt uit dat dat organisatorische redenen heeft. Zoals hiervoor is uitgelegd, werd lange tijd onderscheid gemaakt tussen museumdocenten (basisonderwijs), die onder de afdeling Educatie en Publieksinformatie vielen, en rondleiders (middelbaar onderwijs en volwassenen), die onder de afdeling Evenementen vielen. Reden daarvoor was dat het basisonderwijs niet winstgevend was, maar andere rondleidingen mogelijk wel. Rondleidingen aan middelbare scholieren en volwassenen werden daarom gezien als commerciële activiteit. Er werd weinig gekeken naar de inhoud en vorm, zolang rondleidingen maar geboekt werden. In de praktijk financierden rondleidingen aan middelbare scholieren en volwassenen de rondleidingen aan basisscholen. Tegenwoordig betalen alle schoolgroepen een zelfde bedrag voor de rondleiding en is er dus geen sprake meer van winst binnen rondleidingen aan scholen.

Het verschil dat destijds is ontstaan tussen museumdocenten en rondleiders, bestaat in zekere zin nog steeds. Museumdocenten, die onder Educatie vielen, dienden een gedegen didactische achtergrond te hebben. Voor rondleiders was dat minder nodig, zo lang ze een leuke,

220 Interview met Steven Kolsteren, Groninger Museum, 8 oktober 2015, in Groninger Museum, te Groningen, opgenomen en in bezit van auteur.

221 Het nieuwe atelier is recent geopend (16 oktober 2015). Het is doordeweeks te boeken door scholen in combinatie met een rondleiding (nu zijn in dat in de praktijk voornamelijk nog basisscholen, in de toekomst komen er ook programma’s voor middelbare scholieren), in de weekenden is het atelier open voor bezoekers van alle leeftijden. Het atelier is ontworpen door Jaime Hayon, die al eerder het Info Center voor zijn rekening nam.

85 informatieve rondleiding konden geven, die geld opleverde. Voor deze laatste groep zijn

veranderingen die doorgevoerd worden daarom lastiger op te pikken. Zij zijn over het algemeen niet gewend aan opfriscursussen of bijscholingen en verschillende methodes, zoals de museumdocenten dat wel zijn, met als gevolg dat rondleidingen voor middelbare scholieren vaak sterk van elkaar verschillen in vorm, inhoud en (soms) kwaliteit.

Deze verschillen moeten aangepakt worden. Vanuit de afdeling Educatie bestaat de wens om een grotere mate van interactiviteit tijdens rondleidingen te bereiken, waarbij tegelijkertijd een prettige open sfeer wordt bereikt, zodat leerlingen meer opnemen en ook teruggeven. Daarbij dient niet de kennis van de rondleider, de tentoonstelling of het museum centraal te staan, maar wat de groep wil horen. Dat is ook direct het grootste praktische probleem, want hoe weet je als museumdocent wat een groep wil horen? Kolsteren is ervan overtuigd dat élke groep in zekere mate interactief kan worden benaderd, of het nou een enthousiaste groep is die open staat voor het onderwerp, een groep kleine kinderen of misschien een stel verveelde managers. Het zou niet uit moeten maken. De interactieve rondleiding, als educatief instrument, is een tool die voor iedereen inzetbaar zou moeten zijn. De daarbij gekozen methodes zijn hulpmiddelen om interactie te bereiken, erachter te komen wat de groep wil en wat de groep aankan. Daarbij wordt een brug geslagen tussen museumdocent en groep, die helpt om de rondleiding uiteindelijk te moderniseren, professionaliseren en activeren.

Een museumdocent is meer dan een pratende tekst, meer dan een wandelend audioapparaat, zegt Kolsteren. De rondleiding kan juist door de menselijke connectie dat stapje extra maken, mensen een beetje ‘opvoeden’, zonder te dwingend te zijn. Door het stellen van vragen, het aangaan van het gesprek, het maken van de onverwachte verbinding, wil het museum bereiken dat bezoekers op een nieuwe of andere manier gaan kijken naar en denken over kunst.

Rondleiden is op die manier meer dan het toepassen van een trucje, meer dan honderd keer hetzelfde verhaal afdraaien. Elke rondleiding is anders, juist in een divers museum als het Groninger Museum, waar tentoonstellingen vaak wisselen en relatief weinig ruimte is voor vaste collectie. Om meningsvorming over al die wisselende kunstwerken tot stand te brengen, zijn tools nodig, die verder gaan dan het standaardverhaal.

Kennisoverdracht blijft daarnaast belangrijk en hoort erbij. Methodes gelden als tools, maar kennis ligt aan de basis, nooit andersom. Methodes kunnen aangewend worden om samen met kennisoverdracht de verwondering en meningsvorming te bereiken.

Rondleiden blijft iets waarin ter plekke keuzes gemaakt moeten worden en alleen de museumdocent kan dat doen. Flexibiliteit is dus heel belangrijk. Rondleiden is mensenwerk, benadrukt Kolsteren, waarbij ingespeeld moet worden op de situatie en de (wensen van de) groep. De rondleiding kan dus nooit helemaal voorgeschreven en gedicteerd worden van bovenaf. Er kunnen instructies en aanwijzingen worden gegeven, maar uiteindelijk hangt het af van de museumdocenten. Het is een pleidooi voor de rol van de museumdocent: elke rondleiding is uniek,

86

omdat er een andere groep en andere museumdocent staat. Museumdocenten brengen persoonlijkheid in de rondleiding, iets eigens, en dat is juist goed.

4.5.3 Rondleiding

Omdat het Groninger Museum een wat speciale rol aanneemt binnen deze vijf casestudies – in een losse bijlage wordt bijzondere aandacht gegeven aan aanbevelingen voor dit museum – en er bovendien de mogelijkheid voor was, is besloten om in plaats van met één, met meerdere rondleidingen mee te lopen. De bespreking van de praktijk van deze rondleidingen gebeurt dus op een iets andere wijze dan bij de vier overige casestudies. In de afgelopen maanden liep ik mee met tien rondleidingen door twaalf verschillende rondleiders. Sommige van hen zag ik meerdere keren. De groepen liepen uiteen wat betreft niveau en leeftijd van respectievelijk VMBO tot VWO en van de tweede klas middelbare school tot de derde klas beroepsonderwijs.222 Er is voor gekozen om één rondleiding uitgebreid te bespreken en dit aan te vullen met observaties uit andere rondleidingen.

Op 4 november 2015 liep ik mee met een rondleiding voor leerlingen uit HAVO 4 en een groep uitwisselingsleerlingen uit Finland en Italië. De voertaal was Engels en de groep was uitzonderlijk groot. Inclusief docenten bestond de groep uit maar liefst 28 personen, terwijl de huidige limiet bij rondleidingen officieel 20 is.223

De museumdocent stelt zich voor en vraagt iets meer informatie over waar de leerlingen vandaan komen. Ze opent de rondleiding door te vragen wat de eerste indruk van de leerlingen was, toen ze het gebouw zagen. Antwoorden lopen uiteen van klein, naar raar, kleurrijk en ‘veel kunst’. De museumdocent haakt in op dat laatste antwoord. ‘Het ziet er niet uit als een ziekenhuis of een postkantoor, toch?’

In het Info Center stelt de museumdocent veel vragen, die over het algemeen sturen in een bepaalde richting.224 ‘Kijk eens om je heen, wat is dit voor soort ruimte? Wat zie je? [Waarbij ze verschillende voorwerpen aanwijst en benoemt.] Als je de computerruimte bij jullie op school vergelijkt met deze ruime, wat is dan het verschil?’ Ze vertelt iets over de Spaanse designer die de ruimte ontwierp: Jaime Hayon, en vraagt of de leerlingen Spaans krijgen op school. ‘Hoe schrijf je

222Rondleiding VWO 3, 10 februari 2015 (‘Het Geheim van Dresden – van Rembrandt tot Canaletto’). Rondleiding VMBO 2 kader, 12 februari 2015 (‘Nacho Carbonell en Maartje Korstanje’).

Rondleiding VWO 3, 17 februari 2015 (highlights).

Rondleiding HAVO/VWO 4, 31 maart 2015 (gebouw en highlights).

Rondleiding HAVO 4, 24 april 2015 (‘H.N. Werkman (1882-1945) Leven & Werk’). Rondleiding HAVO/VWO 2, 29 april 2015 (gebouw en highlights).

Rondleiding MBO, klas 3, 11 juni 2015 (gebouw en highlights). Rondleiding MBO, 24 juni 2015 (gebouw en highlights).

223 Rondleiding HAVO 4, 4 november 2015 (gebouw en highlights).

224 Het Info Center is ontworpen door de Spaanse designer Jaime Hayon en biedt ruimte aan computers om informatie over de collectie op te zoeken.

87 Jaime? J-A-I-M-E. Ga nu eens op je knieën zitten en kijk onder de tafel naar de tafelpoten.’

Uitroepen van verbazing uit de groep, iedereen praat door elkaar, probeert de letters in de tafelpoten te ontdekken. ‘Waarom gebruikt hij deze letters? Hij spelt zijn naam, ik help jullie en beetje. Het is zijn handtekening! Niet een handtekening die je schrijft, maar in de vorm van de poten. Dat is heel creatief, vinden jullie niet? Ik vind het heel creatief!’ De museumdocent vervolgt met een grappige anekdote en geeft informatie over materiaalgebruik in de ruimte, de lampen en vazen. De meeste leerlingen (en ook docenten) denken met haar mee. Door de groepsgrootte wordt in dit stadium van de rondleiding al duidelijk dat de museumdocent niet alle leerlingen kan bereiken en enthousiasmeren. Een deel van de leerlingen haakt zichtbaar af.

Samen met de leerlingen kijkt de museumdocent naar het digitale model van het museum, op het grote touchscreen. Ze gebruikt het model om iets meer te vertellen over het museumgebouw en de architecten. Door aanwijzingen te geven en gerichte (en leidende) vragen te stellen, stuurt ze het gesprek een bepaalde kant op.

In de zogenoemde Erflaterszaal geeft de museumdocent de groep een korte opdracht: ‘Ik geef jullie één minuut om rond te kijken en het kunstwerk te kiezen dat je het mooist vindt. Ga er maar voor staan.’ Iedereen loopt en praat door elkaar. ‘Waarom hebben jullie dit schilderij gekozen?’ Leerlingen: omdat ‘ie een gekke titel heeft. Onbekend kind. ‘En wat zien we?’ Hij is dood. Dat zie je door het kruis. En hij is bleek. De museumdocent vertelt kort iets over de traditie om dode kinderen te schilderen. Ze grijpt de keuze van één van de docenten aan om iets te vertellen over Aletta Jacobs en wat zij heeft gedaan voor vrouwenrechten in Nederland. ‘Ziet ze er verlegen uit?’ Groep: nee! Het verhaal van Aletta Jacobs wordt interessanter gevonden door de begeleidende docenten dan door de leerlingen, die wat vermoeid raken.

De museumdocent gooit het over een andere boeg en vraagt provocerend in de zaal postmodernisme: ‘Kijk om je heen in deze zaal en bedenk wat je absoluut níet in je huis zou willen hebben.’ Leerlingen kijken om zich heen, lopen rond, overleggen. Over een stoel van Mendini: ‘Waarom vind je dit het lelijkste ding?’ Het doet me denken aan de dood. ‘Dat is heel origineel, het doet je denken aan de dood. Oké, wie nog meer? Jij vind ‘m ook niet mooi, waarom?’ Het doet me denken aan religie en god en daar hou ik niet van. ‘Oké, dankjewel.’ Algemeen: ‘Als je naar deze stoel kijkt, waar refereert de designer dan aan?’ De groep denkt hard na, Mondriaan? ‘Heel goed, bijna. Maar het is een architect uit dezelfde tijd. Rietveld.’ Aantal leerlingen: oja, Rietveld! ‘De Z-chair. Mendini maakt er iets religieus van.’ De museumdocent geeft nog wat achtergrondinformatie bij de stoel. Aan de meisjes die de stoel aan de dood en god deden denken: ‘Vind je de stoel nu nog steeds lelijk nu je meer weet? Niet interessant?’ Nee, zeggen ze onverbiddelijk.

‘Wat is het eerste waar je aan dacht toen je deze zaal zag?’ Kleur, cirkels, circus, speelgoed, kitsch. ‘Tegelijkertijd is het serieuze kunst, gemaakt door volwassenen.’ De museumdocent vertelt meer over hoe dit design is ontstaan, als reactie op functioneel design uit de jaren tachtig. ‘En de helft van de tijd werkt het niet, of kan je er niet op zitten, maar het ziet er

88

wel leuk uit. Snap je dat gevoel, dat je soms ergens helemaal zat van bent en je gewoon iets compleet anders wil? Heb je zoiets thuis?’ Na enig aandringen vertelt een meisje over de wat koninklijke stoel die ze thuis heeft, niet mag veranderen van haar vader en hoe ze ‘m graag anders zou willen zien.

We staan nog even stil bij de foto van Kate Moss: ‘Als je naar deze foto kijkt, wat is dan het eerste gevoel dat bij je opkomt?’ De groep is weer wat actiever en kijkt mee: verdriet. Mysterie. Symmetrie. ‘Is ze gevoelsmatig dichtbij of staat ze ver van je af? Heb je het gevoel dat je zo een praatje met haar kan maken?’ Groep: nee, het is alsof ze op je neerkijkt. Ze is intimiderend. ‘Weet je hoe we haar noemen hier in het museum?’ Heks! Mysterieuze vrouw. De koningin? ‘We noemen haar De Sfinx. Kom eens dichterbij en bekijk haar eens goed. Wat is heel bijzonder als je weet dat ze model is?’ De groep noemt weer de symmetrie en ook de kleuren. ‘Kijk eens naar haar make-up! Inderdaad, goed antwoord, ze draagt geen make-up. Je ziet alle details, de kleine haartjes. Het is heel bijzonder om als model zo zonder make-up te worden gefotografeerd. En zij doet dat, dan moet ze wel heel moedig zijn. En ze is prachtig, zo zonder make-up en fotoshop.’

De Job Lounge is de laatste stop tijdens de rondleiding.225 De museumdocent vertelt kort iets over de ontwerpers en vraagt vervolgens aan de groep wat als eerste opvalt. De lampen zijn tepels! De ramen lijken op kerkramen, maar ook op het circus? Wederom door het stellen van vragen wordt de hele ruimte besproken: ‘Wat zie je in de cirkels in de ramen, is het religieus? Nee, wat dan wel? Waar doet het glas aan denken, kastelen misschien? Doen die stoelen je denken aan films met Koning Arthur? Waar vind je zulke stoelen?’ In een kasteel. ‘Maar dan zijn ze gemaakt van..? Hout, leer en koperen nagels. En de vloer, waar doet die je aan denken?’ De museumdocent beantwoord de vragen zelf, wanneer weinig respons vanuit de groep komt. Ze haalt de anekdote aan over de lampen in de vorm van borsten en hoe dat idee ontstond.226 De

In document KUNSTPRAAT OP ZAAL (pagina 84-127)