• No results found

Van Gogh Museum, Amsterdam

In document KUNSTPRAAT OP ZAAL (pagina 67-72)

Hoofdstuk 4 – De museumrondleiding in de praktijk: vier casestudies

4.2 Van Gogh Museum, Amsterdam

In 2013 bezochten maar liefst ruim 1,4 miljoen mensen het Van Gogh Museum, dat daarmee één van de best bezochte musea van Nederland is. Het overgrote deel van hen is toerist (voornamelijk uit Italië, Frankrijk, Spanje, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten), maar 14% komt uit Nederland. Bezoekers zijn over het algemeen hoog opgeleid en, heel opvallend, meer dan de helft is jonger dan 30 jaar. Zij komen vaak speciaal voor de vaste collectie en zijn geïnteresseerd in het leven en werk van Van Gogh.174

De missie, visie en kernwaarden van het museum staan beschreven in het strategisch plan. De missie is als volgt geformuleerd: “Het Van Gogh Museum maakt het leven en werk van Vincent van Gogh en de kunst van zijn tijd toegankelijk voor zo veel mogelijk mensen om hen te verrijken en te inspireren.” Daarbij worden een aantal kernwaarden gehanteerd, die als ‘ethisch kompas’ fungeren en de kern van de bedrijfscultuur van het museum vormen: het museum wil “toonaangevend, excellent en inspirerend” zijn.175

De uitgebreide visie van het museum is gebaseerd op missie en kernwaarden en houdt rekening met externe factoren en de belangrijkste belanghebbenden. In het kader van dit onderzoek is vooral het vierde punt relevant: Het Van Gogh Museum bereikt de bezoeker en niet-bezoeker optimaal waarbij er sprake is van een dialoog met en een grote mate van betrokkenheid van het publiek.176 Belangrijk is daarbij om zoveel mogelijk mensen te inspireren, verrijken en blijvend te interesseren voor kunst in het algemeen en voor Vincent Van Gogh in het bijzonder.177

Kinderen en jongeren tot en met 17 jaar krijgen gratis toegang tot het museum. Het Van Gogh Museum werkt op educatiegebied samen met het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum.178

Het museum biedt verschillende onderwijsprogramma’s aan voor primair (4-12 jaar) en voortgezet onderwijs (12-17 jaar). Los van zelfstandige schoolbezoeken met opdrachten, kunnen

174 Van Gogh Museum, Jaarverslag 2013: Bezoekcijfers, p. 2.

175 Van Gogh Museum, Jaarverslag 2013: Strategisch plan 2009-2014, p. 1.

176 Van Gogh Museum, Jaarverslag 2013: Strategisch plan 2009-2014, p. 1.

177 Van Gogh Museum, Strategisch Plan 2014-2017, p. 27.

66

middelbare scholen kiezen uit twee programma’s: ‘Kijken naar Van Gogh’ (een interactieve museumtour van een uur) en ‘Jij als rondleider’ (waarbij leerlingen onder begeleiding van een museumdocent in tweetallen hun klasgenoten rondleiden in anderhalf uur).179

4.2.2 Interview

Eén van de methodes die het Van Gogh Museum hanteert bij het geven van rondleidingen is Visible Thinking.180 Deze wordt los toegepast en gecombineerd met informatieverstrekking. Ik interviewde Marie Jose van Schaik, teammanager Educatieve Activiteiten, op 15 mei 2015.181 Ze schetst de praktijk van alledag: mensen kijken gemiddeld niet langer dan een paar seconden naar één werk. Hoe ga je daar als museum mee om? Hoe zorg je ervoor dat mensen écht de connectie maken met het werk, dat ze zich afvragen ‘Wat zie ik nou eigenlijk? Wat kan ik hiermee?’ Visible Thinking is in haar ervaring een geschikte methode om dit te bereiken. Van Schaik herkent veel elementen in Visible Thinking die ze in het museum al toepasten, zoals het stellen van vragen en het gebruiken van kleine opdrachtjes, maar de methode gaat verder dan dat. Er is sprake van een goed onderzochte theoretische grondslag.182 In paragraaf 3.3 wordt uitgebreid ingegaan op Visible en Artful Thinking.

Ruim voor een nieuwe tentoonstelling opent, brainstormt een team van rondleiders, museumdocenten en educatoren.183 Samen bepalen zij wat de rode draad van de tentoonstelling is en welke werkvormen, opdrachten of vragen daarbij passen. Aan de hand daarvan gaat iemand (soms een museumeducator, soms een aangewezen rondleider of museumdocent) aan de slag om een rondleidformat te maken voor die specifieke tentoonstelling. Daarin komen verschillende zaken aan bod die de museumdocenten een kader bieden, zoals aanleiding, doelgroep, doelstelling, leerdoelen, rode draad, werkwijze, middelen en een uitwerking in detail. Bij elke tentoonstelling worden nieuwe opdrachtjes bedacht, meestal samen met de rondleiders en museumdocenten. De werkvormen zijn dus niet opgelegd, maar ontstaan in gesprek. De afdeling ziet de rondleiders als professionals, die betrokken kunnen worden bij het ontwikkelen van programma’s.

179Zie: http://www.vangoghmuseum.nl/nl/bezoek-met-een-school-of-groep/onderwijs/voortgezet-onderwijs/rondleidingen-en-ontvangsten.

180 Het Van Gogh Museum gebruikt de naam Visible Thinking, maar gebruikt in de praktijk een combinatie van routines uit zowel Visible als Artful Thinking.

181 Interview met Marie Jose van Schaik (teammanager Educatieve Activiteiten, Van Gogh Museum), 15 mei 2015, opgenomen en in bezit van auteur.

182 De afdeling kwam in aanraking met Visible Thinking door een docent van de International School of Amsterdam, die eerder een cursus Visible Thinking volgde bij Harvard Project Zero. Die eerste cursus was nog erg gericht op het gebruik ervan in de klas en dus nog minder geschikt voor het museum. Een tweede cursus die werd gegeven door Thinking Museum, een bedrijf dat zich richt op museumeducatie voor musea, individuen en het bedrijfsleven, richtte zich specifiek op het gebruik van Visible Thinking in het museum. Thinking Museum werd opgericht door Claire Brown en houdt zich bezig met het creëren van museale ervaringen die engagerend, plezierig en educatief zijn. “Our aim is always to re-think the traditional tour: we want to engage visitors in conversation about museums and the works of art or objects we are exploring together.” Zie ook: www.thinkingmuseum.com/about.

183 In het Stedelijk Museum geven museumdocenten rondleidingen aan scholen (basis- en voortgezet onderwijs) en families. Rondleiders geven rondleidingen aan alle andere groepen (volwassenen, hbo en WO).

67 Het format vervult de rol van een lesplan in het onderwijs, maar dan voor de museale

rondleiding. Het museum vindt het belangrijk om de museumdocenten dit kader te bieden om de kwaliteit van vorm en inhoud te waarborgen. Groepen dienen een soortgelijke rondleiding te krijgen, met een zelfde thematiek, basisinformatie en methodieken, waarbij een constant vereiste een behoorlijke mate van interactiviteit is.

Museumdocenten stellen veel vragen aan leerlingen (zowel open als gesloten), maar streven naar méér dan alleen een vragenvuur. Er moet een dialoog plaatsvinden. Leerlingen wordt gevraagd naar hun mening, of om tussendoor iets samen te vatten (‘Ik vertelde jullie in het begin dat ik de ontwikkeling in het werk van Van Gogh zou laten zien, wat heb je daarvan tot nu toe gezien? Wat is je opgevallen?’). Omdat leerlingen op verschillende manieren leren (Van Schaik verwijst naar de leerstijlen van Kolb), wordt daarop ingespeeld.184 Ze moeten niet alleen vertellen en luisteren, maar krijgen soms andere opdrachten, zoals een tekenopdracht, het voeren van een vraaggesprekje, of een opdracht met emotiekaartjes (‘Zoek een schilderij dat je eenzaam vindt. Waarom vind je dat?’). Tijdens de rondleiding worden meer zintuigen aangesproken dan alleen het gehoor. Ook tastzin, gehoor en soms zelfs geur of smaak kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld door middel van attributen (zoals een schilderspalet of een stuk schildersdoek).

Ook bij rondleidingen voor de hier onderzochte doelgroep jongeren en jongvolwassenen, wordt de methode Visible Thinking eigenlijk nooit in zijn meest pure vorm toegepast. Meestal gelden er bepaalde eisen of wensen vanuit de school (zoals aansluiting bij het curriculum of bij een examenthema, een uitleg over waarom Van Gogh zo beroemd is, etc.), die niet kunnen worden behandeld enkel met de routines van Visible Thinking. Een rondleiding begint, zoals eerder genoemd, met de rode draad en met de vragen ‘Wat wil je per se vertellen?’ en ‘Wat moeten leerlingen na afloop meenemen?’ Binnen de rondleiding moet telkens worden teruggegrepen op de rode draad, hoeveel vragen en opmerkingen er ook uit de groep komen (‘Oke, we hadden het dus over de ontwikkeling…’). De routines van Visible Thinking kunnen worden gebruikt als kapstokken om het verhaal aan op te hangen, maar nooit andersom. De gekozen routine moet dus altijd in dienst staan van de rode draad en de gestelde doelstellingen. Overigens wordt van museumdocenten verwacht dat ze de groep goed in kunnen schatten. Als de gekozen methode niet aanslaat (bijvoorbeeld omdat leerlingen vermoeid raken) kan de rondleider ervoor kiezen een andere weg in te slaan.

In het kort:

- Alle rondleiders en museumdocenten dienen de basis te beheersen (vaste collectie). Bij tijdelijke tentoonstellingen wordt door de afdeling Educatie bepaald hoeveel rondleiders en museumdocenten nodig zijn. Zij kunnen zich vervolgens intekenen.

184Voor meer informatie over de leerstijlen van Kolb in het museum, zie: Hoogstraat, E., Vels Heijn, A., De leertheorie van Kolb in het museum [uitgave Museumvereniging], 2006.

68

- Museumdocenten: rondleidingen voor basis- en voortgezet onderwijs en familierondleidingen. Rondleiders: rondleidingen voor hoger onderwijs en volwassenen. Workshopdocenten: praktijkdeel. Er is veel overlap, maar er moet altijd officieel gesolliciteerd worden als bijvoorbeeld een museumdocent ook rondleidingen aan volwassenen wil geven.

- Klassieke rondleidingen worden al jarenlang niet meer gegeven. Élke gegeven rondleiding is in enige mate interactief, ook tours voor volwassenen.

- Rondleidingen aan groepen uit het middelbaar onderwijs worden gegeven aan maximaal 12 leerlingen per groep.

- Pubers worden opgedeeld in kleinere groepjes als ze geen ervaringen willen delen in de groep.

- Inzetten van meer zintuigen dan alleen gehoor en spraak.

4.2.3 Rondleiding

Op vrijdagavond worden instaprondleidingen gegeven, die in hoge mate interactief zijn. De methode Visible Thinking wordt in pure vorm toegepast en het geven van achtergrondinformatie is daarbij ondergeschikt. Het doel van die rondleidingen is om bezoekers op een nieuwe manier naar de kunst van Van Gogh te laten kijken, hen te inspireren en te verrijken. Deze vrijdagavondrondleidingen ontstonden door het enthousiasme van het team voor de methode. Ik liep met zo’n rondleiding mee op 15 mei 2015.

De gemiddelde leeftijd tijdens de Engelstalige instaprondleiding op vrijdagavond lag hoger dan die van de in dit onderzoek centraal gestelde doelgroep van jongeren (15-18 jaar). Desondanks heb ik een goede eerste indruk gekregen van het gebruik van Visible Thinking en hoe de methode ook met jongere deelnemers toegepast kan worden. Tijdens de tour van 45 minuten werden drie werken besproken (twee uitgebreid, één kort), aan de hand van twee Visible Thinking routines. De museumdocent begint de rondleiding door zichzelf voor te stellen en uit te leggen hoe de rondleiding eruit gaat zien. Ze vertelt kort iets over de methode Visible Thinking en waarom het museum ervoor kiest deze te gebruiken.

Samen met de groep bekijken we L’Hermittes The haymakers (1887) door gebruik te maken van de routine ‘Ten times two’ (Artful Thinking, zie ook paragraaf 3.3). De opdracht: schrijf tien woorden op die bij je opkomen als je naar dit werk kijkt. ‘Laat je ogen langzaam over het werk glijden. Wat zie je? Wissel van plek en kijk nu nog een keer. Probeer nog een paar woorden op te schrijven. Neem de tijd.’

Vervolgens vraagt de museumdocent wie één van zijn woorden wil delen met de groep. Bij elk gegeven woord vraagt ze door (‘Waarom zeg je dat het hier om een familie gaat?’) en vraagt aan de groep of ze het eens zijn met de getrokken conclusie. Waarom wel of niet? Elk woord noteert ze op haar clipboard, om zo samen te vatten wat de ideeën over het bestudeerde

69 werk zijn. Elk antwoord uit de groep wordt door haar samengevat in haar eigen woorden. Af en toe

deelt ze haar eigen impressies en gedachten. Ze vraagt door als een antwoord onduidelijk is (‘Je noemt het woord ‘warm’, bedoel je warm weer of een warme sfeer?’). Opvallend is dat er zeer verschillende woorden worden genoemd. Waar de één sterk kijkt naar inhoud of stijl, roept het schilderij bij een ander een meer emotionele reactie op. Wanneer er een gesprek ontstaat over het soort realisme dat te zien is, geeft de museumdocent enige achtergrondinformatie over de tijd waarin het werk ontstond en plaatst het in een maatschappelijke ontwikkeling. Ze stelt gerichte vragen over de compositie en wat deze doet met onze perceptie van het werk.

De museumdocent sluit af met een algemene vraag: ‘Nou hebben we samen, met al onze woorden, beschreven waar dit werk over gaat. Wat kan de onderliggende complexiteit van dit werk zijn? Wat wil de schilder ons hiermee vertellen?’ Ze filosofeert mee met de groep en geeft een suggestie (‘Misschien…’). Ze vraagt hoe het ons beviel om op een dergelijke manier naar een kunstwerk te kijken en suggereert dat we dit ook kunnen doen als we zelf, zonder een museumdocent, naar een werk kijken.

De museumdocent vraagt ons of we nog een werk willen bespreken of dat we willen stoppen, de groep reageert enthousiast en wil meer. We lopen, via een korte stop bij een tweede werk, naar het laatste schilderij dat we tijdens de tour zullen behandelen. Van Goghs Kraaien boven een korenveld (1890) behandelen we aan de hand van de routine ‘Five layers’ (Visible Thinking, zie ook paragraaf 3.3). Aan de hand van vijf stappen wordt het werk besproken:

1. Narratief: Wat gebeurt er hier? Wat is het verhaal? (Rondleidster: ‘Welk weer is het?’)

2. Esthetiek, de schoonheid: (Rondleidster: ‘Vind je dit mooi of niet?’)

3. Mechaniek, techniek, vorm, symboliek: Wat zijn de vaardigheden van de kunstenaar, hoe heeft hij het werk gemaakt? – (Rondleidster: ‘Wat kan je zeggen over hóe hij het werk heeft geschilderd? Met welke emotie?’)

4. Dynamiek, emotie, energie, spanning

5. Connecties, met andere werken, met jezelf etc. – (Rondleidster: ‘Voel je een connectie met dit werk op persoonlijk vlak?’ – ‘Zie je ook een connectie met het eerder besproken werk van L’Hermitte?’)

Er komen interessante reacties op het werk van de deelnemers. Eén vrouw vind het werk niet mooi, de dreigende sfeer spreekt haar niet aan, terwijl een man juist een verband ziet met zijn jeugd op een Ierse boerderij, de connectie met het landschap die hij daar voelde.

De museumdocent sluit haar verhaal af: ‘Ik wil jullie bedanken voor jullie deelname aan deze speciale rondleiding, misschien dat jullie samen nog eens op zo’n manier naar een kunstwerk kunnen kijken. Ik vertel het verhaal nu niet, maar dat doen we samen! Bedankt voor

70

jullie aandacht.’ Verschillende deelnemers benaderen de museumdocent met complimenten. Veel blijven in groepjes nog even na staan praten.

4.2.4 Analyse

Het Van Gogh Museum legt sterk de nadruk op interactiviteit tijdens rondleidingen. Niet alleen met kinderen en jongeren, ook met volwassenen wordt op die manier het gesprek aangegaan. Dit is direct terug te zien in de aangeboden rondleidingen voor jongeren (die kunnen kiezen uit een interactieve rondleiding of een programma waarbij zij zelf de rol van rondleider aannemen). Ook de instaprondleidingen op vrijdagavond, die worden gegeven met de methode Visible/Artful Thinking, ondersteunen deze drang naar interactie. De methode blijkt erg geschikt voor gebruik met volwassenen en de verwachting is dat ook jongeren er goed op zullen reageren. Belangrijk lijkt wel te zijn bij aanvang van de rondleiding duidelijk uit te leggen wat de methode inhoudt, waarom deze wordt toegepast en wat deelnemers kunnen verwachten.

4.3 Museum De Fundatie, Zwolle

In document KUNSTPRAAT OP ZAAL (pagina 67-72)