• No results found

Het grondgebruik van het Stadsland

In document Afval, van stad naar platteland (pagina 65-68)

6. Het gebruik van het Stadsland door de eeuwen heen

6.2 Het grondgebruik van het Stadsland

Op het schilderij van het beleg van Deventer in 1578 is Stadsland groen geschilderd (fig. 6.1). Dit zou erop kunnen duiden dat het Stadsland in 1578 in gebruik is geweest als weidegrond of hooiland. Hierover valt te twisten, omdat bijna alle percelen groen zijn ingekleurd. Bovendien staan er op het schilderij in de Bergweide, dat is een andere stadsweide, wel beesten afgebeeld. Er is ook te zien dat er strepen zijn getekend op deze percelen. Dit hoeft niet te betekenen dat dit daadwerkelijk de exacte perceelgrenzen zijn, maar het geeft wel aan dat het gebied is ingedeeld in verschillende percelen. Er staan ook bomenrijen aan de rand en tussen de percelen. Mogelijk hebben deze bomen de functie als perceelscheiding gehad. Het is echter niet mogelijk om op basis van dit schilderij een betrouwbare indeling van de percelen te schetsen mede doordat de Deventer enk (op het schilderij ten noorden van Deventer) wel een gedetailleerde indeling van percelen kende. De kaart van Holthuis toont dat het Stadsland lichtbruin is ingekleurd. Vermoedelijk was het Stadsland bijna in haar geheel ingericht als bouwland. Er is op de kaart van 1700 echter één groen perceel zichtbaar op het Stadsland (fig. 6.2). Mogelijk kan dit worden geïnterpreteerd als hooiland. Ter vergelijking met het schilderij van 1578 valt op te maken dat dit perceel in 1578 bomen bevatte. De Hottingerkaart geeft geen duidelijk beeld over het grondgebruik van het Stadsland in de periode 1788-1792 (fig. 6.3). Het Stadsland is niet ingekleurd. Op het Stadsland zijn alleen strepen in verschillende richtingen getekend. Deze strepen hoeven geen specifiek doel weer te geven. Op de overige percelen van de Hottingerkaart zijn er ook percelen met strepen in verschillende richtingen.

De kadastrale kaart van 1832 toont dat het Stadsland twee typen grondgebruik kende, namelijk hooiland en bouwland (fig. 6.4). Hooilanden komen vaak voor op de overgang van een zandgebied naar een rivierengebied. Hooilanden zijn stukken land waar het afvoerwater van een hogere locatie stagneerde. Hierdoor was het terrein vaak nat. Het grondgebruik was daardoor voornamelijk grasland. Daarnaast is het winnen van hooi een belangrijke factor van dit grondgebruik. De bouwlanden zijn percelen waarop akkerbouw plaatsvond. Akkers

hebben meststoffen nodig als voedingsstoffen voor de gewassen die daarop groeien. De verwachting is dat er daarom op akkers meer afval als mest is opgebracht dan op de hooilanden.

6.2.1 Belastingheffing over percelen in 1832

Om te onderzoeken of er op een perceel meer afval is opgebracht als mest, wordt in deze alinea onderzoek gedaan naar het aantal gulden belasting per hectare per grondsoort op het Stadsland. Percelen waar een hogere belastingheffing op staat produceerden een hogere opbrengst. Dit kan betekenen dat deze percelen meer zijn bemest om zo een vruchtbaardere grond te realiseren waardoor er een hogere opbrengst werd geproduceerd.85 Een andere oorzaak is dat deze percelen vruchtbaarder zijn doordat de IJssel er sediment op heeft afgezet.

In paragraaf 6.2 werd aangehaald dat het Stadsland bestond uit hooiland en bouwland. Uit de kaart volgt welke percelen er hooiland zijn en welke percelen bouwland. Tot de

hooilanden kunnen in 1832 de percelen met de perceelnummers 29, 31, 34 en 35 worden gerekend. De overige percelen, 26, 27, 28, 30, 32, 33, 36, 37, 38, 39, 40 en 41 behoren tot de bouwlanden. (figuur 6.4). Van alle bovengenoemde percelen op het Stadsland is de stad Deventer in 1832 de eigenaar. De stad verpachtte deze percelen weer verder aan

grootburgers (zie paragraaf 6.4).

Het belastingtarief staat in relatie met de opbrengst van een perceel en daarmee naar verwachting indirect ook met de vruchtbaarheid van de percelen. Een korte toelichting over de belastingtarieven in 1832 kan inzicht geven in dit onderzoek. In de eerste plaats kon een gemeente zelf beslissen over de verschillende belastingtarieven voor het grondgebruik. Deze tarieven werden ingedeeld in klassen (zie tabel 6.1).

85

Kruizinga s.a., 26 via

(http://resources.huygens.knaw.nl/pdf/Broncommentaren/voorlopig/Broncommentaren_3_017-073.pdf

Soort eigendom Klasse Zuivere begroting per bunder Bouwlanden 1 56 Bouwlanden 2 40 Bouwlanden 3 30 Bouwlanden 4 17 Bouwlanden 5 10 Hooilanden 1 60 Hooilanden 2 47 Hooilanden 3 32 Hooilanden 4 10

Tabel 6.1 Overzicht van de bedragen belasting in gulden per klasse per bunder (hectare) en soort grondgebruik in 1832 voor de gemeente Deventer. (Naar de Oorspronkelijke

aanwijzende Tafels van 1832).

Op de kaart van 1832 (figuur 6.4) is de belastingwaarde van de grond in beeld gebracht (zie bijlage IV voor de berekening). De belastingwaarde per hectare geeft in dit verband een aanwijzing of de grond veel vruchten opleverde en daarmee de grond vruchtbaar was. Immers hoe meer productie een perceel opleverde, hoe waardevoller en daarmee hoe hoger de belasting was die werd geheven over een perceel.

Fig. 6.7 Overzicht van het bedrag aan belasting in guldens per hectare per perceel in 1832 op het Stadsland. De ondergrondkaart is een weergave van google earth in 2016.

Als wordt gekeken naar het totale overzicht van de belasting per hectare per perceel (figuur 6.7), dan valt op dat de percelen 26 en 27 (bouwland) en de percelen 29 en 30 (hooiland) onder een hoger belastingtarief per hectare vallen dan de andere percelen op het Stadsland.

Hypothetisch gezien zou dit kunnen betekenen dat de percelen waarop een hogere belasting werd geheven ook intensiever bemest zijn. Op basis van het uitrekenen van de

belastingheffing in 1832 per hectare per perceel, het grondgebruik en de bodemkaart is geen eenduidige relatie hiertussen vastgesteld. De belasting per hectare per perceel in 1832 toont aan dat een hooiland, bijvoorbeeld de percelen 29 en 34 evenveel of meer belasting moeten afdragen dan een bouwland. Daar tegenover staat dat er ook percelen bouwland zijn die laag zijn getaxeerd in belastingtarief zoals de percelen 28 en 36. Als de bodemkaart vergeleken wordt met de belastingtarieven per perceel en het grondgebruik valt hier één gegeven uit op te maken, namelijk dat de percelen die het dichtst bij de IJssel lagen (26, 27 en 29)en op zandig klei waren gelegen in 1832, het meeste belasting over moet worden betaalt per hectare, (uitzondering hierop is perceel 28). De hogere belastingtarieven over de percelen 26, 27 en 29 valt te verklaren aan de natuurlijke vruchtbaarheid van klei dat door de IJssel tijdens hoge waterstanden wordt afgezet. Daarmee is de hierboven gestelde

hypothese ontkracht.

Als er wordt gekeken naar het aantal percelen bouwland in 1900 ten opzichte van de

kadastrale kaart van 1832 is te zien dat er meer bouwland op het Stadsland aanwezig is dan in de voorgaande periode. Er zijn in 1900 slechts twee kleine perceeltjes in het uiterste noordwesten van het Stadsland in gebruik als hooiland. De overige percelen zijn allen bouwland. Het landgebruik in 1997 laat op de kaart een contrast zien met het beeld van 1900. Op de kaart van 1997 is te zien dat meer dan een kwart van het Stadsland in gebruik is als hooiland. Terwijl er in 1900 slechts twee percelen werden gebruikt als hooiland.

In document Afval, van stad naar platteland (pagina 65-68)