• No results found

Gebieden met gebiedslabel voor duurzame buitenruimte

3. Groene maatschappelijke initiatieven kunnen verbinding tussen natuur en economie versterken

Veel natuurgebieden zijn nog natuurgebied en niet ontgonnen, omdat ze in het verleden ook andere functies hebben (of hadden) en omdat ze voor de landbouw minder geschikt waren. Zo worden moerasgebieden gebruikt als boezem voor omringende polders, voor rietteelt en voor visvangst. Militaire oefenterreinen bevonden en bevinden zich vaak in bos, heide en duingebieden. Deze duingebieden worden ook gebruikt voor waterzuivering en -winning en als kustbescherming. Bossen hebben een functie voor de houtteelt en veel van de open terreinen werden en worden begraasd door landbouwhuisdieren. Bos en open natuurgebieden worden ook veelvuldig gebruikt door de recreatie. Natuurcombinaties met ander landgebruik zijn voor natuurgebieden meer regel dan uitzondering. Soms is het landgebruik zo geïntensiveerd dat de oorspronkelijke flora en fauna is verdwenen (bijvoorbeeld door landbouw en verstedelijking) en we het geen natuur meer noemen. Soms is het vroegere landbouwkundig gebruik verdwenen maar worden de activiteiten daarvan (zoals maaien, plaggen of begrazen) nagebootst door het terreinbeheer. Soms ook is men bij het landgebruik meer rekening gaan houden met natuurwaarden (bosbouw, waterwinning). Vele combinaties zijn mogelijk en natuurgebieden leveren verhoudingsgewijs de meeste ecosysteemdiensten (Melman et al., 2018; CBS et al., 2015c), ondanks dat de oppervlakte natuur vele malen kleiner is dan de oppervlakte agrarisch gebied of stad.

Bij alle huidige vormen van bodem- en landgebruik zijn er mogelijkheden voor natuurcombinaties of zijn er mogelijkheden voor het vergroten van de biodiversiteit. Ook bij de zeer intensieve vormen van landgebruik zoals de intensieve veehouderij en in het stedelijk gebied. Bij alle beschouwde vormen van bodemgebruik, worden er ook daadwerkelijk initiatieven genomen ter bevordering van natuur of biodiversiteit. Er zijn initiatieven in de stad, zoals groene daken, groene gevels, vlinderidylles. En er zijn allerlei initiatieven in het agrarisch gebied, zoals de bloemrijke weides, duurzame akkerbouw (Stichting Veldleeuwerik) en natuurinclusieve landbouw.

Maatregelen om biodiversiteit bij ander bodemgebruik dan natuur te bevorderen, zoals in het

agrarisch natuurbeheer, worden meestal pas genomen als er subsidie tegenover staat. Als de subsidie stopt, stoppen de maatregelen veelal omdat het agrarisch natuurbeheer de boer dan geld kost. Daarom wordt er ook veel onderzoek gedaan naar verdienmodellen voor een meer natuurinclusieve landbouw (Polman et al., 2015). Lokaal kunnen deze verdienmodellen het verschil maken, maar veranderingen gaan mondjesmaat. De afzetmogelijkheden voor producten van natuurinclusieve landbouw zijn relatief beperkt omdat ze onderscheidend moeten blijven. Ook in het natuurbeheer zelf is er meer aandacht voor nieuwe verdienmodellen. Zo zijn er steeds meer mogelijkheden voor

trouwen in het bos en zijn er meer natuurbegraafplaatsen, klimbossen e.d. Er komen ook steeds meer streekfondsen die inkomsten krijgen uit een streekrekening.

Grote transitieopgaven en maatschappelijke initiatieven voor natuur

In haar publicatie ‘Opgaven voor duurzame ontwikkeling’(RLi, 2016) beschrijft de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur vijf urgente, grote transitieopgaven om te komen tot een duurzame samenleving:

• Transitie naar een circulaire economie.

• Verduurzaming landelijk gebied: Duurzame ontwikkeling van de natuur en de agrarische sector. • Ontwikkel de kracht van stedelijke regio’s.

• Transformatie van vastgoed in de stad.

Al deze transities hebben effect op het Nederlandse landschap, maar vooral klimaatverandering en de noodzakelijke verduurzaming van het landelijk gebied zullen het Nederlandse landschap ingrijpend veranderen (Rli, 2016). Deze transitieopgaven bieden kansen voor ontwikkeling van natuur en biodiversiteit en koppelkansen via natuurcombinaties met andere functies. De verschillende maat- schappelijke initiatieven voor biodiversiteit kunnen worden gerelateerd aan de transitieopgaven die door de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur zijn benoemd om te komen tot een duurzame samenleving. Als het maatschappelijk belang groter wordt, lijkt het erop dat ook de aandacht en de ruimte voor natuurcombinaties groter te worden.

Klimaatverandering

De hoofdopgave van klimaatverandering valt uiteen in het voorkomen van klimaatverandering en de verduurzaming van de energievoorziening enerzijds, en aanpassing aan de waterstaatkundige gevolgen van temperatuurstijging anderzijds. Om aan het afgesproken klimaatakkoord van Parijs te voldoen, zal Nederland de emissie van broeikasgassen in 2050 met meer dan 90% moeten hebben verminderd ten opzichte van 1990 (Rli, 2016). Hiervoor moet het energieverbruik dalen en dient een mix van beschikbare duurzame energiebronnen te worden ingezet, zoals wind, zon, water en

biomassa. Dit kan een positief effect hebben op biodiversiteit, vooral wanneer de oplossing gezocht wordt in (functie)combinaties met natuurontwikkeling en/of –beheer. Zo hebben zonneparken waarin tevens bloemrijk grasland wordt ontwikkeld een positief effect op o.a. insecten en vogels (Montag et al., 2016; Peschel, 2010). In veengebieden treedt als gevolg van drainage mineralisatie van het veen op met als gevolg bodemdaling en een verhoogde CO2-uitstoot. Deze bodemdaling is alleen te stoppen door een drastische verduurzaming of extensivering van de landbouw en uitbreiding van natte natuur (Woestenburg, 2009; Van der Born et al., 2016).

De waterstaatkundige gevolgen van temperatuurstijging door klimaatverandering zijn: zeespiegel- stijging, toenemende pieken in waterafvoer van rivieren en perioden van hevige regenval afgewisseld met grote droogte. Na de hoogwaterstanden in het rivierengebied in de jaren negentig werden het maatschappelijk belang en het gevoel van urgentie voldoende groot voor het nemen van grootschalige maatregelen ten behoeve van wateropvang en veiligheid. Wateropvang en natuurontwikkeling bleken een succesvolle combinatie voor het oplossen van deze maatschappelijke problemen, waarvoor duizenden hectares nieuwe natuur zijn aangelegd. Voorbeelden zijn ‘Ruimte voor rivieren’, ‘klimaat- buffers’ met natuurlijke rivieroevers, waterberging in de Onlanden en een grote toename in biodiversiteit (waaronder zeldzame vogels) als gevolg. De grootschalige maatregelen ingevolge waterbeheer zoals zijn genomen in het rivierengebied, boden zeer grote kansen voor het herstel van biodiversiteit zoals de evaluaties ‘Maas in Beeld’ en ‘Rijn in Beeld’ hebben aangetoond (Kurstjens en Peters, 2012).

De transitieopgaven voor klimaatverandering spelen ook in het stedelijk gebied. Vanwege de problematiek van hoosbuien en hittestress, maar ook van fijnstof is er meer aandacht voor groene daken, gevels en groenstroken en wordt er gesproken over tegeltax en ‘operatie Steenbreek’ om de verstening van tuinen tegen te gaan.

Verduurzaming landelijk gebied

De samenleving stelt steeds hogere eisen aan de land- en tuinbouwsector om emissies, gebruik van chemische middelen, omgevingskwaliteit, voedselveiligheid en dierenwelzijn terug te dringen. Tegelijkertijd staan deze sectoren onder druk door scherpe concurrentie op de wereldmarkt en schommelende prijzen. De RLi stelt in haar advies Ruimte voor duurzame landbouw (Rli, 2013) vast dat de sector na verduurzaming zijn licence to operate én zijn concurrentiepositie kan behouden. Innovatie en versnelde verduurzaming zijn nodig om aan deze uitdagingen te kunnen voldoen. De landbouw heeft een hoge potentie als het gaat om het verbeteren van de biodiversiteit omdat agrariërs een groot areaal grond in eigendom hebben en ze een belangrijke veroorzaker zijn van de achteruitgang van biodiversiteit. Meer natuurinclusief boeren is daarom van groot belang voor herstel

en behoud van (agro)biodiversiteit en voor een verduurzaming van de landbouw. Er zijn veel initiatieven die meer natuurinclusiviteit nastreven, maar de overgang naar een natuurinclusieve landbouw vraagt een transitie van de hele keten (Sanders & Westerink, 2015). Veranderingen vragen een flinke investering en zijn daarom risicovol voor de agrariër.

4. Lokale bijdragen aan biodiversiteit, maar de impact van initiatieven op landelijke schaal

GERELATEERDE DOCUMENTEN