• No results found

1.3 'Onze' wijk

2.3 Grenzen overschrijden

2.3.1 Van binnen naar buiten

Zoals beargumenteerd in de vorige paragraaf herinneren de 'originele bewoners' de wijk als een voornamelijk 'Hollandse' plek, waar de 'Hollandse' omgangsnormen werden aangehouden. Zo vertelt Eddy me:

Dan zie je de gordijnen dicht en dan kan je ook niet meer naar binnen kijken. Ze sluiten zich ook helemaal af gewoon, de mensen. He, vroeger, kon je gewoon een deur open laten staan, en dan kon je aankloppen en dan:‘Hee volk!!' En dan kreeg je een bakkie en dergelijke of je kon je achterdeur open houden. Maar je ken niks meer open laten, echt niet. Het is zelfs zo dat ik op dit moment bij mezelf als ik naar boven gaat om te douchen of m'n was op te hangen en dergelijke dat ik beneden mijn tuindeur al op slot doet. Hij staat altijd open he, en ik heb een waakse hond rondlopen en die slaat wel aan

40

haha. Dan schrik je wel hoor. Maar als is het voor maar twee minuten ofzo dat ik hem al afsluit voordat ik naar boven gaat. Dat vind ik wel erg.

Vaak schuilde er in de herinneringen van vroeger een bepaalde spijt over veranderingen die hebben plaatsgevonden in het heden. Zoals eerder beschreven wordt de herinnering van vroeger aangevoerd om een bepaalde grens te construeren tussen de 'originele bewoners' en de 'buitenlanders'. Naast deze functie heeft de herinnering nog een functie: het wordt vaak

gebruikt door de 'originele bewoner' om kritiek te uiten op de huidige situatie in de wijk. De kritiek die werd geuit was voornamelijk gericht tegenover de 'buitenlander' die de regels van de 'originele bewoners' overschreedt. Deze kritiek ging veelvuldig gepaard met discriminerende uitspraken. Zo vertelde Rolf in de kroeg over zijn ervaring in de wijk. Hij vertelde: 'Het is hier allemaal verpauperd. Die buitenlanders komen eraan, alles wordt in de fik gestoken, kapot gemaakt, criminaliteit, inbraak. En dan gaat zo'n buurt naar de klote.' Ook tijdens de buurtkoffie werd het verband tussen de teloorgang van de buurt en de komst van de 'buitenlanders' direct getrokken. Rick vertelde: 'Het was echt netjes hier he in Overvecht. Mijn oma had hier een huissie. Maar na de eerste golf Surinamers en de tweede golf Marokkanen is het hier mis gegaan. Het is gewoon teringvolk, ik heb er geen goed woord voor over. Dan zeg je, ik ben een racist, nee, je wordt racist. Dat word je vanzelf hier.' Wanneer ik Rick vraag wat de 'buitenlanders' volgens hem zouden moeten leren, vertelt hij: 'Gewoon aanleren hoe de Nederlandse maatschappij in elkaar zit. En hoe je met elkaar omgaat in dit land. Makkelijk zat. Wij waren hier het eerst, zij moeten luisteren.'

Zowel Rolf als Rick uiten kritiek over de huidige situatie in de wijk. Hierbij refereren ze direct naar 'hoe het vroeger was', en lijken ze deze vergelijking te gebruiken om te

beargumenteren dat de wijk nu 'verpauperd' is. De kritiek op de huidige situatie in de wijk onthult naast de grensvorming ook een bepaalde machtsrelatie tussen de 'gevestigden' en de 'buitenstaanders'. Door de herinnering te gebruiken krijgen de bewoners niet alleen een sterker gevoel van gemeenschap: ze legitimeren hiermee ook de macht om te kunnen aangeven wat wel en niet gewenst gedrag is. Zij waren immers 'hier het eerst'.

Deze kritiek lijkt daarom te worden gebruikt om nog een gevoel van macht te kunnen uitoefenen. Met de komst van de 'buitenlander' komen namelijk de 'oude' normen en waarden over samenleven van de 'originele bewoner' in het geding, zeker wanneer dit betekent dat de 'originele bewoners' inmiddels in de minderheid zijn in de wijk. Om deze bedreiging

tegenwicht te bieden, bouwen de 'originele bewoners' actief in het heden aan een herinnering aan vroeger, waar men nog harmonieus met elkaar samenleefde en waar er nog sprake was

41

van de 'traditionele' normen en waarden van de 'originele bewoner'. Door dit actief te doen, zijn de 'originele bewoners' in de positie om een dominante geschiedenis te vertellen over de wijk, waar zij aan de hand van de herinnering nog altijd de gevestigden blijven, en de

nieuwkomers, ofwel de 'buitenlanders', de 'buitenstaanders'.

Het zich willen differentiëren van de 'buitenstaanders' door middel van symbolische grensvorming heeft veel meer te maken met een bepaald gevoel van machtsverlies in de wijk, dat ze door de reconstructie van de 'oude' normen en waarden proberen terug te krijgen.

Hierdoor voelen de 'originele bewoners' zich genoodzaakt om continu het dominante verhaal over de wijk te vertellen, waarbij zij zichzelf profileren als de 'gevestigden' met alle positieve karakteristieken van dien, en de 'buitenstaander' profileren als tegenovergestelde, met alle negatieve karakteristieken van dien.

2.3.2 Van buiten naar binnen

Toch worden niet altijd alle 'buitenlanders' negatief gekarakteriseerd. Een tekenend voorbeeld hiervan is de situatie waarbij ik met Karel in de kroeg zat aan de bar. We hadden het even over de politiek, omdat ik vroeg wat hij wilde gaan stemmen bij de

gemeenteraadsverkiezingen. Karel vertelde dat hij een echte 'Wilders' man was, en dat hij zich kon vinden in diens integratiebeleid. 'Weet je, als je hier niet ken integreren, en je alleen maar met je eigen groepie de hele tijd allemaal kattenkwaad zit uit te halen, dan moet je gewoon wegwezen en terug naar waar je vandaan kom.' Vervolgens gaat de deur open. Karel roept verblijd: 'Hee, Mo! Hoe issie jongen?' Mohammed, een regelmatig bezoeker van de kroeg, loopt naar ons toe en schudt onze handen. Na een klein praatje gemaakt te hebben loopt Mohammed door naar een andere groep mensen die achter ons staat. Ik kijk Karel niet- begrijpend aan, en vraag: 'Karel, net zei je nog dat alle buitenlanders weer terug moeten gaan naar hun eigen land.' 'Ja dat klopt, maar weet je. Mohammed is een uitzondering. Das gewoon een goeie gozert, gaat om met alles en iedereen, doet geen vlieg kwaad.'

Karel woont inmiddels in de wijk Ondiep, maar heeft wel twintig jaar in Overvecht gewoond. Wanneer ik hem vraag naar het onderscheid in 'goede' en 'slechte' 'buitenlanders', vertelt hij:

Niemand zei elkaar ooit gedag toen ik hier woonde. Niet op die flat waar ik gewoond heb in ieder geval. Tuurlijk praat je wel met je buren want je staat met elkaar in de lift. Maar het gebeurt vaak zat, sta je met iemand in de lift, maar dan wordt geen woord gewisseld. Maar ik woon nou in een buurt daar wonen wel buitenlanders, dat zijn Turken dan. Maar die werken allemaal die eh hebben bedrijven weet ik veel. Tis

42

allemaal koop, allemaal normale mensen. En meestal in die flats daar woont een bietje... De een is nog ehh gekker dan de ander. Snap je hoe ik het bedoel.

Wanneer ik Karel vraag naar wat hij precies bedoelt, zegt hij:

Ja de buitenlanders, ja nee ik ga ze niet afkraken maar het is gewoon zo. Voor een Hollander woont dat niet fijn met al die klanten. Kijk het maakt er niet uit als het er een paar zijn maar als je maar met een paar Hollanders ben dan woont dat niet prettig. Dat ken ik jou wel garanderen. En ik ga ze ook niet allemaal, want je hebt er ook een aantal hele goede bij, maar ja. Kijk de buitenlanders die hier wonen, dit is allemaal heel veel sociale huur. Dus. En ik heb meer een ander soort buitenlander bij me, dat zijn allemaal koophuizen. Dat scheelt zoveel. Koophuizen die hebben geld, die werken. Sociale huur, die hebben het niet. Dus dat zijn meestal de iets mindere... Ja toch meer het type waar je dan last van heb.

Karel vertelt dat de 'goede buitenlanders' 'gewoon' werken en geld hebben. Daarnaast vertelt hij dat de 'slechte buitenlanders' last veroorzaken, waar het 'ander soort buitenlander' dat niet doet. Ook vindt hij Mohammed een 'goede buitenlander' omdat hij 'met alles en iedereen omgaat'. Hieruit blijkt dat wanneer de 'buitenlander' zich conformeert aan de regels van de 'originele bewoner', deze persoon dan wordt gezien als een 'goede buitenlander' waar men geen last van heeft, of waar de 'originele bewoners' zelfs vriendschappen mee hebben gesloten.

De wens om een duidelijk gevoel van gemeenschap te hercreëren door middel van het gebruik van herinneringen, ligt dus niet zozeer aan een 'onomkeerbaar' feit dat de 'originele bewoners' per definitie een hekel hebben aan 'buitenlanders', ook al lijkt dit soms het geval naar aanleiding van alle discriminerende uitspraken over 'de buitenlander'. Wanneer er wordt gekeken naar hun huidige netwerk binnen de 'Hollandse' gemeenschap, zoals zij deze

betitelen, is er namelijk te zien dat hun netwerk wel degelijk erg gemengd is, en dat men onderscheid maakt tussen 'slechte buitenlanders' en 'goede buitenlanders'.

Ali kookt een keer per maand een Marokkaans diner bij buurtkamer de Kater. De gasten die deelnemen aan de avond zijn bijna allemaal 'originele bewoners', die Ali prijzen om wat hij doet. 'Hij doet tenminste zijn best, hij praat heel behoorlijk Nederlands, en 't is natuurlijk leuk dat we zo ook een beetje van zijn ehh, cultuur, meekrijgen' zegt Sjaan (72) aan tafel. Wanneer ik Sjaan vraag waarom ze vind dat hij zo zijn best doet, reageert ze alsof ik een domme vraag stel: 'Nou meissie, da's toch logisch. Moet je zien. Hij kookt hier voor iedereen,

43

hij zorgt dat mensen hem kennen, investeert tijd en moeite om ons ook te leren kennen. Dat doen lang niet alle buitenlanders hier hoor.' 'Onee?' vraag ik. 'Nee, dat zul je nog wel merken. Veel van hen blijven gewoon thuis zitten met hun eigen volk en zorgen ondertussen voor overlast en alles. Zoals Ali het doet, zo zou iedereen het moeten doen.'

Uit dit voorbeeld blijkt dat Sjaan vindt dat Ali goed zijn best doet om zichzelf voor te stellen aan de 'originele bewoners'. Hoewel de 'gevestigden' versus de 'buitenstaander'

constructie hierdoor wel wordt gereproduceerd, is Sjaan in het geval van Ali veel positiever dan over de 'andere buitenlanders' die 'niet hun best doen'. Het resulteert in het feit dat Sjaan het leuk vindt om ook 'zijn cultuur' te leren kennen. Het lijkt er daarom op dat wanneer de 'buitenstaander' of 'buitenlander' zijn of haar best doet om de 'traditionele' normen en waarden van de bewoners te respecteren en na te leven, de 'originele bewoners' in staat zijn om hen te scharen onder de 'goede buitenlander', of 'de uitzondering'. In de wijk bestaan veel van de netwerken van de 'originele bewoners' uit 'goede buitenlanders'. Ondanks dat blijven ze de symbolische grensvorming langs de 'gevestigden' en 'buitenstaanders' reproduceren. Dit is niet omdat ze per definitie de 'buitenlander' niet mogen, maar ligt veel meer aan een bepaalde macht ze terug proberen te krijgen door zichzelf te profileren als de 'gevestigden' naar aanleiding van het gevoel van verlies.

Hierbij wordt de herinnering aan vroeger gebruikt om de symbolische grens tussen de gevestigden en de buitenstaanders in stand te houden, wat resulteert in een duidelijk proces van in- en uitsluiting. De symbolische grens tussen de gevestigden en de buitenstaanders lijkt daarom veel bruikbaarder om de problematiek in Overvecht te adresseren, in plaats van specifieke etnische grensvorming. Hoewel de 'originele bewoners' wel etniciteit gebruiken om de buitenstaander te benoemen, in de vorm van 'buitenlander', wordt er bij de geconstrueerde groep 'buitenlanders' geen onderscheid gemaakt in etniciteit. Zo wordt een Turk net zo goed als 'buitenlander' gezien als een Pool of een Eritreeër door de 'originele bewoners'. De Gemeente Utrecht benadert echter deze problematiek in de wijk nog altijd als een etnisch probleem, waarbij de nadruk ligt op 'samenleven' en elkaar ontmoeten. De consequenties die dit beleid heeft voor de symbolische grensvorming komt daarom in het volgende hoofdstuk aan bod.

44

Hoofdstuk 3 - Samen leven of samenleven?

Samen met Rolf en Karel die ik ken van buurtcafé de Kater lopen we door de wijk. Het is druk op straat: auto's toeteren bij het stoplicht en op de stoep lopen groepjes moslims en moslima's bij elkaar. 'Hun dienst is zeker net afgelopen', zegt Rolf. 'Dienst?' vraag ik. 'Ja, van die

moskee hiero, als die begint en eindigt is het pokkepleuris druk op straat.' We lopen verder, en passeren een groot bord met affiches van verschillende politieke partijen. De reclame is bedoeld voor de aankomende gemeenteraadsverkiezingen. Karel snuift: 'Heb je ze weer, die pipoos. Helpen het hele land naar de klere.' Rolf antwoordt meteen: 'Ik wil ook wel eens een partij oprichten. De partij van de onzin. En dan alle fouten van PVDA, CDA, VVD, van al die grote machten, al die fouten al die beloftes die hun gemaakt hebben, tevoorschijn halen en dan kijken wat eruit gekomen is. Om de mensen te laten zien dat ze helemaal niks doen. Helemaal niks. Gewoon om te laten zien dat ze alleen maar leugens verzinnen. Krijg ik misschien niet veel stemmen op, óf misschien juist wel! Dat mensen ineens een keer gaan zeggen van ja eigenlijk heeft iemand, die mongool, gewoon een punt. Ja ik doe maar wat. Het is wel zo he. Nederland moet een keer zijn ogen open doen he?' Wanneer ik vraag wat Rolf precies bedoelt met 'ogen open doen', wijst hij naar de drukte om ons heen. 'Kijk nou es om je heen, dit is toch niet normaal meer. Vroeger was dit zo'n rustige wijk, en moet je zien wat ze ervan gebakken hebben. Denk maar niet dat mensen met verstand dit hebben gedaan hoor. Neee.. Ja want vroeger, dat was vroeger ook. Vroeger, dan was je met zijn allen sterker. Tegenwoordig werkt iedereen onafhankelijk van mekaar. Niemand heb geen lef meer. Want ja als ik dat ga doen dan heb ik straks geen baan meer, en ik heb een koophuis en ik heb een kindje en ik wil dit doen. Maar een heel bedrijf, je kan niet een heel bedrijf ontslaan. Dat kan niet! Als je dat met zijn allen doet, je kan niet iedereen ontslaan. Gaat niet.' Karel reageert: 'Nee maar dat is Nederland, ik zou je zeggen Ro toevallig van de week, ben ik bij iemand aan het zemen, en ik, hij betaalt mij en zegt zo bent u duurder geworden. Ik zeg jaha, niet veel toch. Maar mag het na zes jaar? Hij zegt weet je wat ik nou, jij hebt gelijk hoor zegt ie. Weet je wat ik nou niet begrijp, zegt ie. Hij zeg, voor jou wordt het ook allemaal duurder. Ja ik zeg, buiten dat, daar heb je ook gelijk in, hij zegt, waarom komt nooit iemand in Nederland ergens voor op? In Frankrijk wel! Daar lopen de straten vol. Hij zegt het eindigt in rellen dat is ook de bedoeling niet, hij zegt maar, ze gaan er wel protesteren tegen een, ehhh kabinetsbesluit en dit en dat. En hier iedereen zit maar ja en joh en joh ja we gaan weer inleveren ja jo joe. Iedereen pikt alles maar toch. Ahja.'

45