• No results found

Een verloren wijk? : in gesprek met de 'originele bewoners' over de ervaren verandering in de multi-etnische wijk Utrecht Overvecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een verloren wijk? : in gesprek met de 'originele bewoners' over de ervaren verandering in de multi-etnische wijk Utrecht Overvecht"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een verloren wijk?

In gesprek met de 'originele bewoners' over de ervaren verandering in de

multi-etnische wijk Utrecht Overvecht

Masterscriptie Culturele en Sociale Antropologie Richting: Toegepaste Antropologie

(GSSS departement)

Rosa Surachno 11725575 rosawitri@gmail.com

Amsterdam, 21 juni 2019 Woorden: 24.333

Supervisor: Tweede en derde lezers:

(2)

Abstract

Door heel Europa is het nationalistisch populisme in opkomst. Verschillende Europese politieke partijen benadrukken het belang van de 'eigen' cultuur in de context van

globalisering en toenemende migratie. In Nederland zijn dit voornamelijk de Partij voor de Vrijheid en Forum voor Democratie. Zij construeren een sterk 'wij' versus 'zij' discours dat betrekking heeft op de 'normale hardwerkende Nederlanders' versus islamitische migranten en vluchtelingen. Hoewel deze partijen weinig steun krijgen binnen het Nederlandse parlement, lijken ook andere partijen een nativistisch discours te formuleren waarin het belang van de typische 'Nederlandse cultuur' wordt benadrukt. Deze ontwikkeling gaat gepaard met een nadruk op de nationale ruimte door middel van een discours van in- en uitsluiting: wie hoort er thuis in de nationale ruimte, en wie niet?

Daarom vormt plekverbinding in relatie tot de constructie van de grens tussen 'wij' en 'zij' de belangrijkste focus van dit onderzoek. Met dit etnografische onderzoek bestudeer ik de dagelijkse processen van grensvorming van de 'originele bewoners' die wonen in de multi-etnische wijk Utrecht Overvecht. Er wordt onderzocht in hoeverre zij zich nog verbonden voelen met de wijk die qua bevolkingssamenstelling erg is veranderd, en of deze ervaren verandering consequenties heeft voor hun politieke positie.

Sleutelwoorden: nationalistisch populisme, nativisme, migratie, etnische grensvorming,

(3)

Verklaring: Ik heb de UvA regels ten aanzien van fraude en plagiaat gelezen en begrepen [https://student.uva.nl/content/az/fraude-plagiaat-en-bronvermelding/plagiaat-en-fraude.html]. Ik verklaar dat dit geschreven werkstuk volledig mijn eigen werk is, dat ik alle bronnen die ik heb gebruikt zorgvuldig en correct heb aangegeven, en dat ik volgens de regels heb geciteerd. Ik heb dit werkstuk, in deze of gewijzigde versie, niet eerder ingediend voor een ander vak of als onderdeel van een ander werkstuk.

(4)

Dankwoord

Het schrijven van deze scriptie, met alles dat daarbij kwam kijken, voelde als een persoonlijke reis. De afgelopen twee jaar van de premaster en de master heb ik een enorme ruimte ervaren om mezelf te ontwikkelen, en werd ik keer op keer gemotiveerd om achter mijn

antropologische fascinaties aan te gaan. Zonder de aanwezigheid van een aantal mensen die mij hier enorm in hebben gesteund, was dit waarschijnlijk in mindere mate gelukt.

Daarom wil ik een paar mensen bedanken die een grote rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van dit onderzoek, en dus ook bij mijn eigen groei als persoon.

Allereerst wil ik alle mensen uit de wijk bedanken die ik heb gesproken. Bedankt voor jullie oprechtheid bij het delen van jullie ervaringen in de wijk. Door jullie ongezouten

meningen en openheid had deze scriptie nooit kunnen bestaan.

Verder wil ik Rachella, Eva en Fleur van de Social Collective bedanken voor het welkome gevoel dat jullie mij gaven vanaf het eerste moment en voor dat jullie mij continu actief hebben betrokken bij verschillende projecten. Ook bedankt voor de werkplek midden in de wijk en natuurlijk voor de enorme gezelligheid.

Ook wil ik Kristine Krause en Yatun Sastramidjaja bedanken voor de leuke lessen en de fijne feedback bij het maken van de eerste stappen van dit onderzoek. Daarbij wil ik ook Rob van Dam bedanken, mijn voormalige docent op de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en landschapsarchitect, die mee wilde denken over de integratie van ruimtelijkheid in dit onderzoek. Hij raadde mij aan om eens in Utrecht Overvecht te gaan kijken.

Daarnaast wil ik Lisa bedanken. Vanaf het eerste moment dat we de premaster binnenliepen zonder een idee te hebben waar we aan begonnen, zijn we in een achtbaan gestapt die verschillende hobbels voor ons beiden in petto had. We hebben samen gelachen en gehuild, en ik dank je voor onze vriendschap waarbij ik mijn kwetsbaarheid kon delen.

Als laatste wil ik mijn supervisor Oskar Verkaaik bedanken. Onwijs bedankt voor de leuke en leerzame samenwerking, je gevoel voor humor, de wijze lessen en de snelle reacties op al mijn vragen. Hierdoor bleef ik uitgedaagd en gemotiveerd gedurende het gehele

onderzoek. Jouw supervisorschap heeft ervoor gezorgd dat ik met veel plezier heb gewerkt aan dit project, en is daarom voor mij persoonlijk erg waardevol geweest. Bedankt!

(5)

5

Inhoudsopgave

Introductie 6

Theoretisch kader 7

Introductie tot het veld en onderzoeksvraag 10

Methodiek en reflectie 12

Hoofdstuk 1.

Gehecht aan Overvecht 17

'Het is hier veranderd.' 18

Onveiligheid en waakzaamheid 21

'Onze' wijk 24

Verlies en verdringing 26

Hoofdstuk 2.

De politiek van tijd 28

Gemeenschappelijke herinneringen 29

Een geconstrueerde geschiedenis 35

Grenzen overschrijden 39

Hoofdstuk 3.

Samen leven of samenleven? 44

Samen voor Overvecht 45

De ontbrekende schakel 49

Bijen in aparte korven 52

Praktische behoeftes 54

Conclusie 60

Literatuurlijst 65

(6)

6

Introductie

Al sinds mijn jeugd ben ik geïnteresseerd in verschillende culturen en religies. Het feit dat mijn vader Indonesisch is en dat een groot deel van mijn familie nog steeds in Indonesië woont, heeft hier een grote rol in gespeeld. Zelf ben ik echter opgegroeid in een erg witte omgeving, waar ik meestal het enige meisje in de klas was met een 'gemengde' achtergrond en een 'vreemde' achternaam. De enige aanwezigheid van mensen met een andere achtergrond die ik toentertijd in mijn omgeving tegenkwam, was bij het asielzoekerscentrum in de buurt van mijn sportclub dat vooral 's nachts als gevaarlijk werd bestempeld. Deze ervaring, samen met de negatieve stereotypering van migranten in de media, heeft al vroeg een stempel

gedrukt op de manier waarop ik dacht over migranten, met name over islamitische migranten. Gelukkig sprak ik altijd met mijn vader over deze negatieve stereotypering van de Islam, die bijna altijd in verband werd gebracht met criminaliteit en terrorisme in het nieuws. Omdat hij naar een islamitische basisschool ging in Indonesië, kon hij me vertellen over de verschillen tussen Islam en fundamentalisme. Had ik deze gesprekken niet gevoerd, dan was mijn beeld over islamitische migranten nog steeds erg negatief geweest, waarbij ik het meteen in verband zou brengen met vrouwenonderdrukking, terrorisme en criminaliteit.

Niet alleen in de media komt deze stereotypering vaak voor. Ook in de politiek zijn het voornamelijk de nationalistisch populistische partijen die de Islam in een negatief daglicht zetten: partijen die door heel Europa en Amerika aan populariteit lijken te winnen. In 2016 werd niet alleen Donald Trump de president van de Verenigde Staten, waarbij zijn kreet 'America First' het nationale belang benadrukte, de Britten stemden voor een 'Brexit' uit de EU en in 2017 werd Marine Le Pen's Front National de nummer twee van de

presidentsverkiezingen van Frankrijk. Ook in Nederland werd de PVV van Geert Wilders populairder in 2015, en werd Forum voor Democratie de grote winnaar van de

gemeenteraadsverkiezingen in 2019.

Om deze plotselinge populariteit te verklaren, wijzen verschillende auteurs op de economische onzekerheid die voortvloeit uit de constructie van een neoliberale samenleving (Gusterson 2017; Rosa & Bonilla 2017; Koch 2017; Walley 2017). In de context van de financiële crisis in 2008 en de toenemende privatisering van overheidsinstellingen als gevolg van neoliberaal beleid, worstelen mensen met toenemende economische onzekerheid. Koch (2017) concludeert dat vooral burgers die zichzelf tot de 'arbeidersklasse' rekenen vaak diepe frustraties uiten tegen de overheid. Koch betoogt dat de nieuwe populariteit voor

(7)

7

regering die 'hen vergeten zou zijn'.

Deze verklaring voor de opkomst van nationalistisch populisme komt voort uit vele onderzoeken die zijn gedaan naar de stemmers op basis van overeenkomstige

karakteristieken. Zo is er door verschillende auteurs onderzoek gedaan naar de stemmers op basis van socio-economische klasse (Koch 2017), op basis van processen die voortkomen uit globalisering (Gusterson 2017) of in hoeverre de koloniale nalatenschap in de Verenigde Staten de stemmers heeft beïnvloed (Rosa & Bonilla 2017).

Na me verdiept te hebben in deze onderzoeken, valt het mij op dat er nog nauwelijks onderzoek is gedaan waar de stemmer centraal wordt gesteld: er wordt wel óver ze gepraat, maar niet mét ze gepraat. Naar mijn mening is een etnografisch onderzoek bij uitstek de manier om te begrijpen waarom mensen het nationalistisch populistisch gedachtegoed zo aantrekkelijk beginnen te vinden. In mijn linkse hoogopgeleide omgeving worden deze mensen echter vaak belachelijk gemaakt en apart gezet als 'dom', 'slecht geïnformeerd' of 'emotioneel': een zienswijze die ook breeduit wordt gereproduceerd in de media. Ik verwerp het idee dat deze mensen alleen in staat zijn om vanuit een emotioneel en 'dom' perspectief te handelen, en wil daarom met dit onderzoek voorbij het gereïficeerde beeld kijken dat bestaat over aanhangers van het nationalistisch populisme door juist in gesprek te gaan met deze mensen, en erachter te komen wat hen motiveert.

Theoretisch kader

In de literatuur worden verschillende namen gegeven om het opkomende beleid van

uitsluiting in Europa en Amerika te beschrijven. Het wordt bijvoorbeeld 'autoritair populisme' genoemd door Hall (1980) en Makovicky (2013), en 'rechtspopulisme' door Aciksoz en Yildirim (2016). In dit onderzoek zal ik de definitie van 'populisme' van Panniza (2005) gebruiken en zal ik verder ingaan op de term 'nationalistisch populisme', ontwikkeld door Gusterson (2017).

Panniza (2005) betoogt dat het populisme berust op de constructie en de verbeelding van een notie van 'het volk'. Het is 'een anti-status quo discours dat de politieke ruimte vereenvoudigt door de samenleving symbolisch te verdelen tussen "het volk" (als de ondergeschikte) en zijn "andere"'(Panniza 2005: 3). Deze 'andere' omvat culturele

buitenstaanders zoals vluchtelingen, immigranten en de politieke en culturele elites (Salmela & von Scheve 2017: 573). Gusterson (2017) betoogt dat, hoewel er structurele verschillen zijn tussen de economische, etnische en politieke omstandigheden in landen waar nationalistisch populisme naar voren komt, dit beleid ook gelijkenissen vertoont. Hij schrijft:

(8)

8

Ze stellen zich vijandig op tegenover immigranten en etnische 'anderen' (vooral moslims), ze claimen te spreken voor de werkende mensen, en betogen dat gevestigde overheidsinstellingen corrupt zijn geworden of niet reageren op gewone mensen. Het is een aanval op transnationale organisaties zoals de Europese Unie, een geringschatting van kosmopolitische elites, en een oproep voor een terugkeer naar een heruitgevonden 'traditie' (Gusterson 2017: 210).

Duyvendak (2011) definieert dit beleid van uitsluiting niet als racisme, maar als nativisme. Hij stelt dat racisme kan worden gedefinieerd als de overtuiging dat verschillen in zichtbare fysieke kenmerken tussen gemeenschappen onveranderlijk zijn, samen met een notie dat de ene groep superieur is aan de andere groep (Duyvendak 2011: 14). Het nativisme, echter, kan worden gedefinieerd als een 'intense oppositie tegen een interne minderheid op grond van het feit dat de laatste "vreemd" is, of "on-Nederlands"' (Duyvendak 2012: 75).

Het is van belang om hier een onderscheid in te maken, omdat het twee verschillende vormen van uitsluiting betreft. Racisme impliceert een onveranderlijk verschil dat een stimulans vormt voor een segregatiepolitiek. Nativisme biedt echter ruimte voor

integratiepolitiek, waarbij er een scheiding wordt gemaakt tussen mensen die wel en niet kunnen integreren in de nationale 'familie' en dus de nationale ruimte (ibid.: 76).

Net als Duyvendak betoogt Schinkel (2008) dat het Nederlandse integratiediscours culturen problematiseert die zich niet aanpassen aan de 'dominante Nederlandse cultuur'. Dit construeert een discours van anders-zijn. Hij schrijft: 'Burgerschap wordt een kwestie van insluiting in "de samenleving", waarbij het enkel een culturele aangelegenheid is geworden' (ibid.: 19). Dit betekent dat deze eenzijdige manier van kijken naar burgerschap door alleen etnische karakteristieken te gebruiken, leidt tot een vrijstelling van etniciteit voor de

'autochtone Nederlandse' burgers, waar het 'Nederlanderschap' een 'neutrale' witte categorie wordt. Alles wat niet 'neutraal' en dus 'etnisch' is, wordt samengevoegd als 'anders'. Daarom veroorzaakt het nativisme een paradox waarbij een beleid gericht op integratie tegelijkertijd resulteert in processen van insluiting en uitsluiting (ibid.: 24).

De nadruk op etniciteit in de 'wij' versus 'zij' constructie komt daarom niet alleen voor in het nationalistisch populistisch discours, maar wordt ook gebruikt in het nationale

integratiediscours. Hierbij worden de grensvormende processen tussen de 'wij' en de 'zij' vaak enkel geadresseerd als een etnisch 'probleem'. Etniciteit is echter een problematische term wanneer het op deze manier gebruikt wordt, omdat het hierdoor wordt behandeld als een vaststaand gegeven, als een 'feit van het leven', om culturele verschillen te duiden en te

(9)

9

verklaren (Baumann & Sunier 1995: 3). In de antropologie is daarom etniciteit als een analytische term weinig bruikbaar, maar dient het wel te worden erkend als een term die wordt gebruikt in en door de maatschappij. 'Onze eigen informanten gebruiken ook hun eigen interpretatie van etniciteit om een radicaal anders-zijn te construeren voor zichzelf en hun collectieve "anderen"' (ibid.: 3). Om toch etniciteit een plaats te geven in dit onderzoek gebruik ik daarom het concept etnische grensvorming1 geïntroduceerd door Fredrik Barth (1969). Door dit te doen kijk ik naar de betekenis die wordt gegeven aan etniciteit door de informanten zelf. Hierbij zal ik het niet gebruiken als analytische term, maar probeer ik te achterhalen op wat voor een manier etniciteit fungeert bij grensvorming tussen groepen.

Barth (1969) benadrukt namelijk dat etniciteit een proces is waarbij verschillende etnische groepen met elkaar in contact komen. Daarom is dit proces altijd relationeel, waarbij etniciteit moet worden gezien als een aspect van een relatie (Eriksen 2015 [1995]: 332). Etnische grensvorming is daarom een sociaal proces dat de twee gelijktijdige processen van in- en uitsluiting bevat. Dit tweeledige proces creëert een grens tussen etnische groepen, die informatie verstrekt over het cultureel onderscheidend vermogen van de groep, zichtbaar gemaakt door bijvoorbeeld verschillen in religie of taal. Het definieert de etnische groep zelf door het definiëren van de 'ander'. 'Beide dynamieken samen: van sluiting en van opening, van discriminatie en delegitimatie ervan bepalen waar de grenzen van verbondenheid worden getrokken in het sociale landschap' (Wimmer 2013: 29).

Om vervolgens deze etnische grensvorming te gebruiken in dit onderzoek, is het van belang een onderscheid te maken tussen het politieke discours over de 'typische' Nederlandse identiteit en cultuur op nationaal niveau, en de werkelijk geleefde ervaringen op lokaal niveau. Dit onderscheid is belangrijk om te maken omdat er zo geanalyseerd kan worden met welke bedoeling etniciteit wordt gebruikt in de verschillende contexten. Om dit te doen, gebruik ik de concepten 'ethnoscape' en 'gemeenschap' van Arjun Appadurai.

Appadurai (1990) definieert de ethnoscape als 'het landschap van personen die de veranderende wereld vormen waarin we leven' (Appadurai 1990: 7). Hij benadert cultuur als een stroom of een proces in een ingebeelde wereld, waar hij afstand neemt van het idee dat cultuur per definitie ruimtelijk begrensd en etnisch homogeen is (Appadurai 1996: 183). Door de term ethnoscape te gebruiken, beschouw ik het hiervoor beschreven nativistische

raamwerk als een onderdeel van een groter nationaal discours, waar het in de politiek wellicht wordt gebruikt om het idee te creëren dat er een typische 'Nederlandse' cultuur bestaat. Dit

1 Vertaald: ethnic boundary making

(10)

10

idee van de typische 'Nederlandse' cultuur kan hierdoor worden gebruikt om een mate van sociale controle te bewerkstelligen en om de burgers die zichzelf identificeren als 'Nederlands' bepaalde houvast te geven in een destabiliserende wereld naar aanleiding van globalisering. Het misverstand in dit geval is er een van schaal, waarbij politici denken dat dit nationale discours over Nederlandse cultuur en identiteit op macroniveau- de ethnoscape - de lokale problemen van gevoelens van verlies en vervreemding die mensen in hun omgeving ervaren, kan oplossen op microniveau. Dit getuigt van een verkeerd begrip van lokale processen, die al moeilijk te onderhouden zijn door migratie en globalisering (ibid.: 188).

Om het onderscheid te maken tussen de ethnoscape, het product van discours en verbeelding, en lokale processen, met werkelijke sociale relaties in een buurt, gebruikt

Appadurai het concept gemeenschap. Dit betreft de werkelijke levenswerelden van mensen op lokale schaal. Het zijn 'gesitueerde gemeenschappen die worden gekenmerkt door hun

werkelijkheid, zowel ruimtelijk als virtueel, en hun potentieel voor sociale reproductie' (Appadurai 1996: 179). In de context van migratie en globalisering merkt Appadurai op dat het moeilijker wordt om lokaliteit te handhaven en te produceren (ibid.: 188). Dit resulteert in een zelfbewuste bouw van een plek waar 'de bouw van een plek een project op zich wordt - net als dat van de culturele identiteit - terwijl het vroeger als vanzelfsprekend kon worden beschouwd' (Eriksen 2015 [1995]: 312).

Het verbonden voelen met een plek lijkt daarom door migratie een steeds moeilijkere opgave. Ook in het nationalistisch populistisch discours wordt plekverbinding benadrukt, en dan voornamelijk wie het recht heeft op een bepaalde plek binnen de nationale gronden. Om inzicht te krijgen in lokale processen van plekverbinding, heb ik daarom besloten om een wijk als context te nemen. Om te kunnen achterhalen of er sprake is een verminderd gevoel van plekverbinding door migratie, heb ik een wijk gekozen met een zeer multi-etnische

samenstelling, namelijk Utrecht Overvecht.

Introductie tot het veld en onderzoeksvraag

Utrecht Overvecht is een naoorlogse wijk die in de jaren zestig is gebouwd om de huizenschaarste in Utrecht op te lossen. Toen Overvecht net was afgebouwd woonden er voornamelijk jonge Nederlandse gezinnen, maar door de vele sociale huurwoningen hebben ook veel arbeidsmigranten toentertijd aanspraak kunnen maken op een woning. Inmiddels is de wijk qua bevolkingssamenstelling uitgegroeid tot een van de meest diverse wijken in Utrecht. Zo heeft zestig procent van de bewoners een migratieachtergrond, en is veertig procent van de bewoners van Nederlandse afkomst. Dit is vergeleken met andere wijken in

(11)

11

Utrecht de wijk met het laagst aantal bewoners van Nederlandse afkomst. De grootste groep migranten betreft bewoners van Marokkaanse afkomst (23,9 procent), gevolgd door bewoners van Turkse afkomst (8,9 procent) en Surinaams/Antilliaanse afkomst (4,6 procent). Qua politieke overtuigingen lijken de bewoners van Utrecht Overvecht behoorlijk gepolariseerd: tijdens de Tweede Kamer verkiezingen van 2017 werden Denk en de PVV de twee grootste partijen.2

Omdat ik persoonlijk nooit problemen heb meegemaakt in multi-etnische buurten en er nooit heb gewoond, heb ik nooit frustraties ervaren die voortkomen uit verschillen in culturele achtergronden. Ik geloof dat er werkelijke, rationele redenen zijn voor bewoners om op nationalistisch populistische partijen te stemmen, en ik wil met dit onderzoek begrijpen wat deze redenen zijn, en of deze voortkomen uit bepaalde frustraties naar aanleiding van migratie.

Daarom heb ik mij gericht op bewoners die zichzelf bestempelen als zijnde 'Hollands', die in het geval van Utrecht Overvecht de eerste bewoners waren van de wijk. Dit heeft er in geresulteerd dat mijn onderzoeksgroep voornamelijk bestaat uit de oudere bewoners van Utrecht Overvecht. De oudere generaties wonen hier vaak al meer dan dertig jaar, vanaf het moment dat Overvecht af was, en de jongere generaties zijn hier 'geboren en getogen'. Om de 'ander' te benoemen, werd er vaak door mijn informanten gebruik gemaakt van de term 'buitenlander', terwijl zij zichzelf benoemden als de 'originele bewoners' of 'Hollanders'. In dit onderzoek zal ik daarom de emische termen 'originele bewoner' en 'buitenlander' aanhouden om de 'wij' versus 'zij' constructie te benoemen en toe te lichten.

Met dit etnografisch onderzoek zal ik dagelijkse praktijken van etnische

grensvorming onderzoeken in relatie tot het gevoel van eigenaarschap in de wijk en hoeverre mijn onderzoeksgroep zich thuis voelt in de wijk. Daarom onderzoek ik hoe de 'originele bewoners' de veranderingen in de buurt ervaren, en hoe deze ervaringen hun politieke positie beïnvloeden.

Om deze vraag te beantwoorden heb ik deels inspiratie verkregen uit de

praktijktheorie3. 'Een praktijk is een geroutineerd type gedrag dat uit verschillende elementen bestaat en met elkaar verbonden is: het zijn vormen van lichamelijke activiteit, vormen van mentale activiteit, "dingen" en hun gebruik, een achtergrondkennis in de vorm van begrip, emotie en kennis' (Reckwitz 2002: 249). Het stelde me in staat om me te concentreren op de levenswerelden en de alledaagse praktijken van de 'originele bewoners'. Hierdoor hoop ik dat

2

Gemeente Utrecht, WistUData https://wistudata.nl 3 Vertaald: practice theory

(12)

12

de focus verschuift van een algemene discursieve analyse van nationalistisch populistisch discours in de politieke arena naar de manieren waarop nationale populistische constructies betekenis geven naar de levenswerelden van de 'originele' bewoners.

Daarnaast stel ik de ervaringen van de 'originele' bewoners in de wijk centraal, en de manier waarop de bewoners praten over de wijk. Hierdoor heb ik inzicht verkregen in welke manier de nauw met elkaar verbonden begrippen ruimte en tijd tot uiting komen in de beleving van de bewoners. Hopelijk werpt het een nieuw licht op de vraag waarom nationalistisch populistische politiek steeds meer aandacht lijkt te krijgen in Nederland en Europa.

Methodiek en reflectie

Ik heb drie maanden veldwerk verricht in de wijk Utrecht Overvecht, waarbij ik deze drie maanden ook in de wijk heb gewoond. Hoewel ik zelf al zes jaar in een andere wijk van Utrecht woon, besloot ik dat ik in Utrecht Overvecht wilde wonen om de leefomstandigheden en de sociale dynamiek in de buurt te ervaren. Ook deed ik dit om meer toegang te kunnen krijgen tot mijn onderzoeksgroep: juist omdat ik een medewijkbewoner was, werd ik ook zo in de gesprekken benaderd (O'Reilly 2012: 12).

Tijdens het onderzoek heb ik samenwerkt met 'The Social Collective'. Dit collectief is opgericht in 2015 en is gevestigd in Utrecht Overvecht, waar het collectief zich voornamelijk bezighoudt met projecten voor Overvecht. Ze werken op verschillende manieren om

buurtbewoners te activeren en netwerken in buurten te versterken. Ik heb bewust gekozen om met dit collectief samen te werken, en niet met de gemeente, omdat ik denk dat het collectief dat het werk in de wijk doet, meer zicht heeft op de werkelijke behoeftes van de bewoners. Hoewel ik niet met de gemeente samenwerkte, kon ik door middel van mijn connectie met the Social Collective eenvoudig toegang verkrijgen tot beleidsvoerders zoals

wijkbureaumedewerkers, maar ook sociaal makelaars in de buurthuizen en organisatoren van verschillende initiatieven.

Ik heb veel gesproken met the Social Collective en ben ook op verschillende

evenementen ben geweest tijdens mijn veldwerk die door hen georganiseerd werden. Ik heb echter een groot deel van mijn toegang tot de onderzoeksgroep verkregen door op eigen initiatief aanwezig te zijn bij verschillende activiteiten die werden georganiseerd in de

buurthuizen. Dagelijks was ik te vinden bij bijvoorbeeld de klaverjasclub, de koersbalclub, de volkstuinen en de kinderboerderij. Hierdoor heb ik uiteindelijk rond de zeventig personen gesproken, gebruikmakend van verschillende methodes zoals participerende observatie, small

(13)

13

talk, semigestructureerde interviews, geleide wandelingen met informanten door de wijk4 en

mapping.

Tijdens mijn deelname aan de verschillende activiteiten in en buiten de buurthuizen heb ik participerende observatie gebruikt als methode. Het betreft een methode waarbij de onderzoeker een duale rol heeft: er wordt continu geschakeld tussen de rol van observator en deelnemer (O'Reilly 2012: 106). Hier ben ik bewust mee omgegaan door soms te kiezen voor een nadruk op participatie - ook om rapport te kunnen opbouwen- en soms te kiezen voor de meer observerende rol. Door middel van participerende observatie kon ik de ruimte in de buurthuizen observeren, en hoe mensen zich in de ruimte bewogen. Daarnaast heb ik veel gebruik gemaakt van small talk, een methode die voortkomt uit participerende observatie (ibid. :107).

Small talk omvat de dagelijkse open gesprekken die een onderzoeker heeft met zijn

informanten in een informele setting (Driessen & Jansen 2013). Voor mij is dit een zeer vruchtbare methode gebleken, omdat het mij inzicht heeft gegeven in de constructie van de 'wij' versus 'zij' scheidslijnen. Door het dagelijkse gebruik van small talk kon ik op een ongedwongen manier vragen stellen tijdens de activiteiten van de buurthuizen. Zo ontstond er niet alleen een dialoog tussen mij en degene aan wie ik de vraag stelde, maar ook tussen mij en de andere deelnemers van de activiteit.

Daarnaast heb ik vier semigestructureerde interviews uitgevoerd bij drie informanten van mijn doelgroep en bij één buurthuiscoördinator. Deze methode zorgde voor een formelere setting, waardoor ik onduidelijkheden die tijdens de small talk aan bod waren gekomen beter kon uitvragen. Dit leverde vaak een genuanceerder beeld op. Zo vielen er vaak harde woorden over 'de buitenlanders' tijdens small talk, maar bleken deze harde woorden deels gemeend wanneer ik vroeg waar die 'hekel' aan 'buitenlanders' precies vandaan kwam.

Wellicht voelden mijn informanten zich genoodzaakt om genuanceerdere antwoorden te geven door de formelere setting. Ik denk ook dat een individueel interview veel verschilde ten opzichte van small talk in groepsverband, omdat mijn informanten in groepsverband sneller geneigd waren om zich gezamenlijk kritisch te uiten ten opzichte van hun leefsituatie.

Ook heb ik gebruik gemaakt van geleide wandelingen. Een geleide wandeling houdt in dat de bewoner wandelt met de onderzoeker, waar de bewoner over de route beslist en zo de onderzoeker 'leidt' door de wijk, langs plaatsen die deel uitmaken van hun dagelijkse routines (Ross et al. 2009: 611). Door te wandelen door de wijk kreeg ik concrete verhalen te horen

(14)

14

over bepaalde plekken, en gebruikte de informanten voorbeelden die we op dat moment tijdens de wandeling zagen. Deze wandelingen resulteerden in gesprekken over favoriete plaatsen, en gaf mij inzicht in de sociale relaties van de bewoners ten opzichte van hun omgeving, zoals ontmoetingsplaatsen, lokale winkels en huizen van vrienden (ibid.: 609).

Gebruikmakend van mijn achtergrond in architectuur, heb ik mapping gebruikt als methode. Mapping wordt beschreven als een methode ontwikkeld door architect Jan Gehl in zijn boek How to Study Public Life. Het gedrag van mensen in ruimtes wordt 'in kaart gebracht' door een plattegrond van de ruimte of het gebied te tekenen en te markeren waar mensen in de ruimte zitten of staan (Gehl 2013: 26). Door het ruimtegebruik te observeren tijdens activiteiten in het buurthuis, heb ik inzicht gekregen in welke ruimten door bepaalde groepen worden toegeëigend, en welke worden vermeden.

Omdat ik een toegepast onderzoek heb gedaan in samenwerking met The Social Collective, worden ethische bezwaren gecompliceerd 'door het feit dat het werk een praktisch effect moet hebben' (Van Willigen 2002: 61). Dit betekent dat een toegepaste antropoloog er rekening mee moet houden dat zijn of haar bevindingen kunnen worden gebruikt voor een praktisch doel, zoals de ontwikkeling van een nieuw beleid. Het is daarom belangrijk om bewust te zijn van de macht die een toegepaste antropoloog heeft, en daarom moet ik er extra op letten dat de deelnemers geen schade wordt berokkend, omdat dit van invloed kan zijn op hun levens.

Hierdoor heb ik continu gereflecteerd op mijn materiaal, en in hoeverre ik dit

materiaal beschikbaar stel voor the Social Collective en de Gemeente Utrecht. Juist omdat ik meer begrip wil creëren voor mijn informanten met dit onderzoek, moet ik voorzichtig zijn dat mijn materiaal niet verkeerd wordt geïnterpreteerd of ik een gereïficeerd beeld neerzet van mijn informanten. Om deze reden zijn er te allen tijde pseudoniemen gebruikt voor de

informanten. Wel zal ik een presentatie geven voor the Social Collective en de Gemeente Utrecht, waar ik bewust de nadruk leg op oplossingen met betrekking tot het beleid, en weinig zal uitwijden over de discriminerende praktijken die ik tijdens mijn veldwerk ben

tegengekomen.

Naast deze voorzichtigheid ten opzichte van mijn materiaal, is het tijdens het onderzoek vaak lastig gebleken om volledig geïnformeerde toestemming te verkrijgen (ibid.:52). Door middel van het gebruik van small talk kon ik moeilijk controleren wie mij welke informatie verstrekte. Het was lastig om een gesprek te onderbreken om te vermelden dat ik onderzoek deed en of ik de informatie mocht gebruiken. Daarom heb ik bewust bij iedere nieuwe ontmoeting van een buurtbewoner vermeld dat ik onderzoek doe naar hun

(15)

15

ervaring in de wijk.

Wanneer ik de deelnemers informeerde over mijn onderzoek, heb ik daarmee geprobeerd hen voldoende kennis te bieden. Voldoende kennis is echter een omstreden

definitie (ibid.: 52). Ik heb mezelf bij eerste ontmoetingen geïntroduceerd als zijnde 'nieuw' in de wijk, waarna ik bij meer persoonlijke gesprekken vermeldde dat ik onderzoek deed. Door middel van participerende observatie ben ik in staat geweest om een band op te bouwen met de bewoners zodat ze op een bepaald moment allen op de hoogte waren van mijn onderzoek.

Als laatste heb ik me bewust niet teveel gericht op etnische grensvorming. Door een open blik te houden heb ik niet teveel nadruk gelegd op 'etniciteit', waardoor ik andere concepten en nuances niet heb gemist. Wel kunnen mijn vragen naar 'de buitenlander' een polariserend effect hebben gehad, zeker in groepsverband: men versterkte elkaar dan vaak in negatieve uitlatingen en voorbeelden over negatieve ontmoetingen en ervaringen met 'de buitenlander'. Met gebruik van semigestructureerde interviews heb ik hierdoor geprobeerd deze 'harde' woorden uit te vragen, om zo op zoek te gaan naar de eventuele nuance.

Tijdens het onderzoek ben ik mij erg bewust geworden van mijn eigen positie als onderzoeker. Zoals vermeld heb ik zelf nooit in een 'probleemwijk' geleefd, en ben ik me bewust geworden van deze bevoorrechte positie. Na dit onderzoek kan ik me inbeelden dat wanneer ik dezelfde kansen had gehad als mijn informanten, en in dezelfde situatie was opgegroeid, ik ook zomaar voor een nationalistisch populistische partij zou kunnen stemmen.

Ik ben geschrokken van verhalen van geweld, vervuiling en bedreigingen, en heb het wonen in Overvecht als erg intensief en confronterend ervaren. Omdat ik er 24 uur per dag was, gebeurde bruikbaar veldwerk vaak voor mijn neus. Dit resulteerde in een continue staat van paraatheid, waarbij ik vaak ter plekke observaties opschreef. Tegen het einde van het veldwerk zorgde dit ervoor dat ik behoorlijk moe was, waardoor mijn scherpte en

oplettendheid afnam. Hierdoor het heeft kunnen gebeuren dat ik op het eind enig bruikbaar materiaal heb gemist.

Het wonen in de wijk heeft me ook veel gebracht: naast dat ik zelf kon ervaren hoe het was om in de wijk te wonen, leken de informanten met daardoor ook sneller te zien als een van 'hen'. Hoewel ik al zes jaar in Utrecht woon, heb ik tijdens de drie maanden veldwerk een essentieel ander gevoel gekregen bij het wonen in Overvecht, dan bij het wonen in Utrecht. Iedere keer wanneer ik de brug onderdoor reed richting vrienden of andere afspraken, viel er een bepaalde zwaarte van me af en herkende ik het gevoel van 'het wonen in Utrecht' weer.

Hoewel ik als jonge, hoogopgeleide vrouw in de wijk intensief heb deelgenomen aan activiteiten met deelnemers die veertig jaar ouder zijn dan ik, heb ik weinig vragen gehad

(16)

16

over de reden van mijn deelname wat betreft mijn leeftijd. Ik werd bij iedere activiteit hartelijk welkom geheten, en ook na mijn veldwerk vroegen informanten of ik nog langs wilde komen bij bijvoorbeeld de klaverjasclub. Hoewel ik steeds heel hartelijk werd

ontvangen, vond ik het persoonlijk vaak erg spannend en eng om 'de drempel over te gaan', zowel in de letterlijke als figuurlijke zin.

In relatie tot het verkregen materiaal ben ik me erg bewust geweest van mijn eigen vooroordelen met betrekking tot de 'originele bewoners'. Ik leef in een zeer linkse omgeving waar mijn vrienden en familie mensen belachelijk maken die op nationalistisch populistische partijen stemmen. Daarom was ik soms niet in staat om een objectieve blik te vormen bij 'originele bewoners' wanneer ik discriminerende uitspraken hoorde. Soms wist ik me

nauwelijks een houding te geven. Later 'wende' ik er meer aan, waardoor ik zonder er dieper op in te gaan kon vragen waarom men zo dacht. Ik heb me meermaals heel ongemakkelijk gevoeld bij het horen van dit soort uitspraken, maar heb ik mijn best gedaan om hun wereldbeeld en hun positie te begrijpen, aangezien het belangrijk is om de groep die ik onderzoek met respect en waardigheid te behandelen (ibid.: 60). Dit betekent niet dat ik het niet erg moeilijk vond om te luisteren naar zeer discriminerende uitspraken. Daarom heb ik mezelf ook tussendoor dagen vrij gegeven om van de intensiteit van het veldwerk bij te komen. Ik hoop dat ik ondanks deze vooroordelen meer begrip opwek voor de 'originele' bewoners door het uitvoeren van dit onderzoek.

(17)

17

Hoofdstuk 1 - Gehecht aan Overvecht

Op een maandagmorgen fiets ik door Tuinwijk, de wijk die grenst aan Utrecht Overvecht. Na een weekend bij mijn vriend te zijn geweest rijd ik nu weer naar het appartement waar ik inmiddels een maand tijdelijk woon. Het is winter: de koude lucht waait langs mijn gezicht en maakt mijn wangen gevoelloos. Nog even en dan fiets ik de spoorbrug onderdoor, en ben ik in Overvecht. Eenmaal onder de brug zie ik lachgaspatronen en plastic zakjes liggen op de stoep. Een man in een lang gewaad loopt met blote voeten in sandalen in de tegengestelde richting. Ik probeer oogcontact te maken om de man te begroeten, maar deze blijft stoïcijns naar beneden kijken. Ondertussen trap ik door: het laatste stuk weer omhoog fietsen valt altijd tegen. Links van mij rijzen de eerste tienhoogflats van Overvecht op, naast het kleine winkelcentrum dat voornamelijk uit een Turkse bakker en -slager, een shishalounge en een shoarmatent bestaat. De geur van vers gebakken brood drijft mijn neus binnen. Voordat ik een van de vele rotondes oprijd, hoor ik achter me een auto flink gas geven. Terwijl ik vol op de rem trap, word ik bijna aangereden door een auto die met een noodvaart de rotonde afslaat zonder richting aan te geven. Ik scheld hem binnensmonds uit van de schrik.

Ondertussen zie ik dat er bij een bedrijfspand een ruit is ingegooid. De vuilniszak waarmee het gat deels is afgeplakt wappert treurig in de wind. Dat was voor het weekend nog niet zo. Ik vervolg mijn weg langs de grauwe flats en huizen, die worden afgewisseld met groene plantsoenen en een park. Er is op veel plekken straatafval te zien. Toiletpapier, plastic zakken en verpakkingsmateriaal worden afgewisseld met stukken kapot glas, voedselresten en een incidentele luier. Ik kijk er niet eens meer van op: ik ben er inmiddels wel aan gewend. Een enkeling is op straat. Een man laat zijn hond uit op het bevuilde plantsoen en vier vrouwen met hoofddoeken lopen druk pratend met elkaar over de straat. Bijna bij mijn flat

aangekomen fiets ik eerst tussen de vele andere flats door. Grijs en kaal staan ze statig tegenover elkaar. Voor veel ramen zijn de gordijnen dicht en de lichten aan. Wanneer ik bij mijn flat arriveer zie ik twee auto's ronkend naast elkaar staan op de parkeerplaats. Ik probeer er niks van te denken en fiets naar de stalling, waar ik mijn fiets op dubbel slot doe. Lopend naar de lift kom ik een bewoner van de flat tegen die mij begroet. Ik groet haar terug, en houd de deur voor haar open omdat ze in een scootmobiel zit. 'Dankje hoor meissie' zegt ze, en ze vervolgt haar weg. Wanneer ik de lift in loop bespeur ik een lichte geur van urine, en zie ik een bruinige vlek op de vloer. Dat was voor het weekend ook nog niet zo. Ik stap uit op de zevende verdieping, waar ik over de balustrade een prachtig uitzicht heb over het park met de watertoren. Terwijl ik mijn sleutels pak loop ik naar de deur. Ik ben thuis.

(18)

18

1.1 'Het is hier veranderd.'

Utrecht Overvecht ligt in Noord Utrecht, en wordt begrensd door de snelweg aan de oostzijde en de Vecht aan de westzijde. Aan de zuidzijde van de wijk loopt het spoor, zodat deze ruimtelijke begrenzing verhindert dat de wijk geleidelijk overloopt in Tuindorp. In Overvecht zijn er veel voorzieningen: zo is er een zwembad, sportpark en een winkelcentrum, en

bevinden zich er tussen de vele flatgebouwen verschillende parken en een kinderboerderij. Door deze ruimtelijke begrenzing en het feit dat de wijk zelfvoorzienend is, voelt de wijk eerder als een kleine stad dan als een deel van een grotere stad.

De wijk is ruim opgezet: tussen de bebouwing is er veel ruimte gemaakt voor groenstroken en parken (zie kaart 1). Hoewel een aantal flatgebouwen is bestemd voor de koopsector, is het overgrote deel van de woningen in Utrecht Overvecht bestemd voor de sociale huursector. Het grootste gedeelte van de flatgebouwen is dan ook in handen van woningcorporaties.

Veel van de 'originele bewoners' wonen in de laagbouw, of de 'vierhoogflats' zoals ze deze zelf noemen. Deze vierhoogflats, samen met de eengezinswoningen, waren namelijk als eerste af in de wijk. Later, toen meer mensen in Overvecht een woning wilde betrekken, zijn de 'tienhoogflats' gebouwd. Sinds de bouw van de tienhoogflats is de bevolkingssamenstelling van de wijk erg veranderd. Hierdoor is, zoals genoemd in de inleiding, mijn doelgroep door de jaren heen van meerderheid, naar minderheid in de wijk gegaan. De vraag die centraal staat in dit hoofdstuk is dan ook: 'Heeft deze verandering wellicht invloed gehad op de mate waarin mijn doelgroep zich nog verbonden voelt met de wijk?'

Omdat het ergens thuis voelen een belangrijke pijler is van het huidige nationalistisch populistische discours, wordt er in dit hoofdstuk gefocust op de manier waarop men zich verbonden voelt met plekken in de wijk. Hiervoor gebruik ik het concept plekverbinding5 ontwikkeld door Van der Graaf (2009). Hij definieert plekverbinding als het proces waarbij mensen betekenis geven aan plekken. Hij beschrijft dat door identiteit toe te kennen aan bepaalde plekken, er emotionele banden kunnen ontstaan met deze specifieke plekken (Van der Graaf 2009:35).

Wanneer ik 'originele bewoners' vroeg naar hun gevoel van verbinding met de wijk, werd snel duidelijk dat er sprake was van een gevoel van gemis. In een gesprek met Karel, een zestigjarige witte man die lang in Overvecht heeft gewoond en nog altijd iedere vrijdag bij het lokale buurtcafé komt, vertelt me over de braderie van vroeger:

5 Vertaald: place attachment

(19)

19

Als er hier vroeger braderie was zat het echt helemaal vol, stond je echt zo: -maakt

gebaar met armen tegen zijn lichaam aangedrukt- Leuk, gezellig, Hollandse zangers

buiten, goeie weet je wel. Bekend ook. Bekende. Maar het is allemaal veranderd. Wanneer ik vraag of hij vindt dat het ten slechte of ten goede is veranderd, zegt hij:

Nee, ten slechte natuurlijk. Nou zie je op die braderie bijna geen Hollander meer hier. Ze lopen er wel maar merendeel is buitenlanders. Niet dat dat verkeerd is, daar gaat het niet om, maar het is veranderd.

Karel heeft duidelijk een emotionele band gevormd met de braderie. Ook is het duidelijk welke identiteit hij deze plek heeft gegeven, namelijk, die van de 'Hollandse'

identiteit. Deze identiteit geeft hem een positieve associatie met de plek: hij omschrijft dat het er gezellig en leuk was met bekende Nederlandse zangers en met 'Hollands' publiek. Op het moment dat er 'buitenlanders' kwamen, is blijkbaar de identiteit van deze plek ook veranderd.

Omdat Karel aangeeft dat hij vindt dat het ten slechte is veranderd, lijkt het alsof de veranderde identiteit van de braderie van 'Hollands' naar 'buitenlands' ook van invloed is geweest op de emotionele band die hij voorheen met deze plek had, namelijk dat deze is verminderd. Deze vermindering drukt een gevoel van verlies uit, dat keer op keer terugkwam in gesprekken met de 'originele bewoners'. Ook Eddy, een buschauffeur die een langere tijd in Overvecht heeft gewoond en nu dagelijks in de wijk te vinden is voor zijn ritjes, vertelt me wanneer ik vraag naar zijn gevoel van verbinding met de wijk:

Van de week parkeerde ik bij het winkelcentrumpje de Gagelhof.- Fluistert- Je ziet alleen maar buitenlanders. Dat maakt ook op een gegeven moment het gevoel van: 'Nou jongens. Zit ik hier nog wel in Nederland?'[...] Dan kunnen ze wel reclame maken met TUI van ga lekker naar Istanbul en dergelijke, maar ik kan ook mijn euro's besparen en dan rij ik wel naar Overvecht. Lacht. Dan ben ik er ook. He, haha. Kijk het verpaupert niet, maar het verandert de cultuur.

Wanneer ik vraag op wat voor een manier de cultuur verandert, zegt Edwin:

Nou, al die kleine winkeltjes en dergelijke, die zijn allemaal overgenomen. We hadden vroeger hebben wij eh, hadden wij ook groentewinkels en aardappelwinkels en bakkers en dergelijke, die hadden ook alles buiten staan.

(20)

20

Wanneer Eddy het over de 'veranderende cultuur' heeft, wijst hij mij meteen op een concreet plekgebonden voorbeeld. De 'cultuur' die veranderd is, heeft volgens hem te maken met een fysieke verandering in de openbare ruimte door de komst van 'buitenlanders'. Blijkbaar is de identiteit van de Gagelhof veranderd van 'Nederlands' naar 'buitenlands' voor Eddy. De consequentie die dit veranderende straatbeeld heeft voor de emotionele band met de plek, volgt uit de manier waarop Eddy zich afvraagt of hij nog wel in Nederland is. Het lijkt erop dat de emotionele band met de plek is verminderd omdat hij zijn eigen Nederlandse identiteit niet meer gerepresenteerd ziet bij het winkelcentrum. Wederom is er sprake van een gevoel van verlies: Eddy voelt dat de wijk zoals hij die voorheen kende in mindere mate nog bestaat, of zelfs verdwijnt.

Het lijkt erop dat een identiteit van een plek correleert met de emotionele banden van een plek, zoals Van der Graaf (2010) stelt. Echter, de notie van identiteit blijft in zijn concept plekverbinding behoorlijk statisch: alsof identiteit een vaststaand gegeven is. In dit onderzoek is het echter van belang om te begrijpen waarom een bepaalde identiteit wordt geconstrueerd op een bepaalde plek en hoe de wisselwerking is tussen de gebruikers van dezelfde plek. De eerder genoemde identiteit 'Hollands' versus 'buitenlands' is tot stand gekomen door de interactie die bewoners wel of niet met elkaar hebben in de wijk. Om meer nadruk te leggen op de sociale interactie die ten grondslag ligt aan de identiteitsconstructie gebruik ik het concept plekidentiteit6 van Doreen Massey. Massey (1994) benadrukt dat de identiteit van een plek een dynamisch proces betreft waarbij sociale relaties centraal staan (Massey 1994:199). Ze benadert plek en identiteit daarom niet als een gefixeerd concept, maar zet uiteen hoe emotionele banden met plekken worden geconstrueerd door sociale interacties (ibid.: 199). Volgens Massey hebben plekken om die reden meerdere veranderende identiteiten en komen emotionele banden voort uit de identiteit die wordt gegeven aan een plek door de gebruikers van de ruimte (Massey 1995: 190).

De nadruk op sociale interactie blijkt onmisbaar in het geval van Utrecht Overvecht. Wanneer men sprak over de wijk, ging het namelijk niet alleen over plekken, maar ook over de ervaren onveiligheid in de wijk, over het verminderde contact met de buren en het gevoel van verdringing. De vaak gebrekkige interactie met de 'ander' bleek van groot belang in gesprekken met de bewoners. De vraag is dus veel meer hoe de identiteitsconstructie

'Hollands' of 'buitenlands' tot stand komt aan de hand van veranderende sociale interacties en welk effect dit heeft op de emotionele banden die worden gevormd met plekken in de wijk.

6 Vertaald: place identity

(21)

21

1.2 Onveiligheid en waakzaamheid

Om de veranderde sociale interactie weer te geven, is het van belang om de verandering in de wijk sinds de bouw van Overvecht te bespreken. In de jaren tachtig ruilden de eerste

bewoners hun ruime appartementen in voor ruimere woningen buiten Utrecht. Dit

veroorzaakte leegstand in voornamelijk de tienhoogflats. De woningcorporaties losten deze leegstand op door er migranten en mensen met een lager inkomen te plaatsen. Dit had ook gevolgen voor de bevolkingssamenstelling van Utrecht Overvecht: zoals eerder vermeld werd mijn doelgroep ineens de minderheid in de wijk. Volgens WistUData, een online database van jaarlijkse inwonersenquêtes per Utrechtse wijk, steeg ten tijde van de veranderende

samenstelling van Overvecht tegelijkertijd het aantal geweldsincidenten7. Inbraken, drugshandel, gewelddadige bedreigingen en seksuele intimidatie behoorden tot de meest begane misdrijven in de wijk. Als gevolg van de verslechterende omstandigheden belandde Overvecht in 2007 op de Lijst van Vogelaar. Deze lijst is genoemd naar de toenmalige minister van Wonen, Wijken en Integratie Ella Vogelaar en bevatte de veertig Nederlandse probleemwijken. Utrecht Overvecht werd op deze lijst genoemd als 'Krachtwijk'. Dit betekende dat deze wijk extra veel aandacht nodig had: voornamelijk het hoge aantal

geweldsincidenten, de vervuiling van de publieke ruimte en de toenemende drugshandel in de wijk waren factoren waar aan gewerkt moest worden.

Elles, een 72-jarig lid van de bridgeclub, vertelde mij dat ze vijfentwintig jaar geleden een appartement had gekocht op de Tiberdreef, maar dat ze er na een week alweer weg was door de hangjongeren en de geluidsoverlast van het koffiehuis beneden haar. 'Hoe dik je daar wel niet werd uitgescholden voor teringhoer, nou het is onvoorstelbaar hoor. De spullen stonden nog allemaal in dozen, maar ik wilde er geen minuut langer blijven. Zonde, want het was wel een mooi appartement.'

Nog steeds is het slechte imago van Overvecht niet helemaal verdwenen, terwijl er vergeleken met 2007 een verbetering te zien is. Ook Sharon (57), gastvrouw van buurthuis de Jutter, vertelt dat de situatie in Overvecht aanzienlijk is verbeterd ten opzichte van twintig jaar geleden toen ze hier kwam wonen. Voornamelijk de criminaliteit is minder zichtbaar

geworden op straat. Ze heeft wel eens schietpartijen meegemaakt bij haar flat, maar de laatste jaren komt dat in haar ogen minder voor. Ook de cijfers liegen er niet om: waar het aantal misdrijven per 1000 inwoners nog lag op 71% in 2013, is dit aantal in 2018 gedaald naar 63,9

7

Gemeente Utrecht, WistUData. https://wistudata.nl/jive?workspace_guid=d759cb2c-b3e9-4259-a6c5-9ad4a6a74cbf (15/5/2019).

(22)

22

procent8. Hoewel dit percentage licht is verminderd, staat het nog steeds in schril contrast met het percentage uit andere wijken, zoals in de wijk Utrecht Oost. Daar lag in 2013 het

percentage op 33,1 procent, en dit percentage is sinds 2018 alleen maar gedaald naar 15 procent. Uit dezelfde enquêtes blijkt dat de bewoners van Overvecht zich vaker onveilig voelen in de wijk dan in 2013. Zo voelde 7% zich wel eens onveilig in de buurt in 2013, en is dat percentage nu gestegen naar 10% in 2018. Blijkbaar komen de cijfers over de licht

verminderde criminaliteit niet overeen met de ervaren onveiligheid in de wijk, die daarentegen is toegenomen.

Toch lijkt het percentage van 10% vrij laag: de beleving van veiligheid van de 'originele bewoners' doet vermoeden dat dit percentage veel hoger zou moeten zijn. Bijna iedereen die ik heb gesproken in de wijk heeft namelijk regelmatig onveilige situaties meegemaakt. Vlak voordat ik mijn veldwerk begon, had er weer een schietincident plaatsgevonden. 'Het zal wel weer een drugsafhandeling wezen', vertelde Karel me in de kroeg. Koos, een 66-jarige bewoner die al meer dan dertig jaar boven de kroeg woont waar hij ooit eigenaar van was, vertelde me dat hij meermaals is bedreigd met een pistool toen hij nog werkzaam was als kroegeigenaar. Bij het winkelcentrum waar de kroeg gevestigd is, zat namelijk tot november 2017 een shishalounge waar een groot deel van de mocro-maffia samenkwam. Koos: 'Ze kwamen hier een keer binnen en zetten zomaar een loop op m'n kop. Of ik effe de kassa open wilde doen. Ik bleef rustig en keek die jongen recht in de ogen. 'Schiet dan, teringjoch, als je me dood moet hebben.' Toen durfde hij niet meer, die kakkerlak. Ze zijn daarna meteen weer vertrokken.' Ook Martha, een oudere bewoonster die al bijna veertig jaar in Overvecht woont, vertelt me dat het als vrouw niet veilig is om 's avonds alleen over straat te lopen. Om deze reden heeft een buschauffeur haar na tienen 's avonds een keer voor de deur afgezet. 'Die meneer reed gewoon helemaal naar mijn voordeur om ervoor te zorgen dat ik veilig thuis zou komen.' Hoewel Martha mij op het hart drukt dat ze niets vreest, vertelt ze me dat ze na een afspraak met de overbuurvrouw altijd aan haar vraagt of ze uit het raam wil blijven kijken totdat ze binnen is. 'Dan zwaai ik even en dan kan zij ook weer rustig gaan zitten, je weet het toch nooit met al die buitenlanders hier.'

Het feit dat de bewoners allemaal wel eens iets gewelddadigs hebben gezien of meegemaakt, lijkt te zorgen voor een bepaalde waakzaamheid in hun dagelijkse leven. Matthijs, een volkstuineigenaar, omschreef dit terwijl we samen een wilg aan het knotten waren in de Voedseltuin. 'Je moet... Als je hier door het park loopt in de zomer en je wilt in

8

Gemeente Utrecht, WistUData. https://wistudata.nl/jive?workspace_guid=d759cb2c-b3e9-4259-a6c5-9ad4a6a74cbf (15/5/2019).

(23)

23

het park zitten en je ziet jongeren daar met hun scooters rijden, dan moet je gewoon denken van ja. Is het me waard om wat van die scooter te zeggen door het park? Je weet dat het morgen weer gebeurt en je weet dat wanneer je problemen gaat maken dat je de volgende keer dat park beter niet in kan gaan.' Ook Sharon vertelt me dat wanneer ze een keer wat ziet op straat, ze rechtsomkeert maakt. 'Ik keer om als ik wat zie op straat, want anders ben ik straks aan de beurt.'

Het lijkt er dus op dat de waakzaamheid in de wijk gevolgen heeft voor de sociale interactie in de wijk op openbare plekken. Men durft elkaar minder aan te spreken, omdat er een bepaalde angst bestaat om zelf het slachtoffer te worden van criminele praktijken. Deze angst en waakzaamheid lijken niet alleen van toepassing te zijn op de sociale interactie op openbare plekken, maar lijkt ook door te werken op de interactie met de buren.

Walter, een 57-jarige wijkbewoner die ik spreek bij een buurtkoffie, vertelt me dat hij zijn buren niet meer gedag zegt. 'Je weet gewoon niet meer wat voor een tuig dat is, er zit hier vanalles. Vluchtelingen, getraumatiseerden, mensen met een psychische stoornis.' Ook Harry, een zestigjarige bewoner, vertelt me tijdens de bingoavond over hun vorige buurman, die vaak 'van die enge gasten' over de vloer kreeg omdat hij een drugshandeltje had in het huis. 'Maar als je er wat van zei kreeg je de volgende keer een mes in je rug, wat ik je brom.'

Henk (76), vrijwilliger van de Buurtmobiel en een bewoner van Overvecht sinds het begin, zucht wanneer ik vraag over zijn contact met de buren. Hij vertelt me met een trieste blik in zijn ogen dat er vroeger in het portiek geld werd ingezameld voor een kerstboom tijdens de kerst. 'Die hadden we dan in het portiek staan, met ballen en lichies en alles erop en eraan. Nou, op een gegeven moment kon dat niet meer...' Hij kijkt me aan met een

veelzeggende blik. 'Hoezo niet?' vraag ik. 'Nou de hele santenkraam werd ineens ieder jaar eruit gejat. Door mensen met een allochtone achtergrond. Alle ballen en lichtjes waren ineens weg. Sindsdien doen we maar geen kerstboom meer, maar iedereen vind het eigenlijk

hartstikke zonde.'

Wanneer ik Henk vraag over zijn contact met de 'buitenlandse' buren, vertelt hij me dat hij een aardige band heeft met ze, maar dat hij daar wel zijn best voor heeft moeten doen. De vrouw van Henk heeft daarentegen geen goed contact met de buren, omdat zij geen contact kan maken met de buurvrouw. 'Wanneer ik praat met ze moet die man alles voor haar vertalen. Wat doe je er tegen, ja? Mijn vrouw voelt zich buitengesloten omdat die mevrouw, die uit een klassiek allochtone situatie komt, meer omgaat met andere allochtonen in het portiek omdat ze dezelfde taal spreken.'

(24)

24

interactie die bewoners met elkaar hebben. Er is een bepaalde waakzaamheid ontstaan door de toename van geweldsincidenten en criminaliteit, waardoor het contact met elkaar op straat en het contact met de buren lijkt te zijn verminderd. Mijn informanten lijken de schuld hiervan voornamelijk bij de bewoners van een andere etniciteit te leggen, omdat ze in hun ervaringen voornamelijk overlast hebben gehad van bewoners met een migratieachtergrond, of lastig contact met hen kunnen maken door de beleefde taal- en cultuurbarrière.

1.3 'Onze' wijk

De differentiatie tussen 'wij' en 'zij' lijkt wordt veel gebruikt door de 'originele bewoners' om betekenis te geven aan de identiteitsconstructie van plekken in de wijk. Door de negatieve ervaringen met de bewoners met een migratieachtergrond, lijken de 'originele bewoners' het erover eens te zijn dat de bewoners met een migratie achtergrond 'de boel zijn komen verstoren', aldus Patrick, een 60-jarige man die twintig jaar in Overvecht woont. De 'wij' en 'zij' constructie wordt hierdoor veelal langs etnische lijnen geconstrueerd: het betreft de 'Hollanders' versus de 'buitenlanders'. Ook het vervuilen van de openbare ruimte werd in alle gevallen toegeschreven aan 'de ander'. Tom, de voormalige coördinator van buurtcentrum Burezina, geeft af op 'de buitenlanders' wanneer we samen door de wijk lopen en een heel plantsoen vol afval tegenkomen:

Ja dat zijn gewoon de working class uit Ankara en Marokko en noem maar op, en kijk, we kunnen hier wel even heen gaan. Die zijn dat gewoon gewend, als je daar de armere wijken ingaat dan zie je ook overal trash liggen. Die zijn het gewoon echt gewend om dingen op straat te gooien, ook als ze gewoon zoals wij lopen met een blikje cola.

Het was inderdaad een behoorlijk bevuild pad tussen de flats, waar ik later een hele broccoli, glazen potjes, blikjes, flesjes en zelfs luiers en afveegdoekjes tegenkwam. Tom vertelde me dat dit nog behoorlijk meeviel:

Ja er is hier ontzettend veel schoongemaakt sinds vorige week. Dit is gewoon, dit is heel minimaal wat je nu ziet. Ik heb wel eens foto's gemaakt van mijn kant daar bij mij bij de Atlasdreef. Holyshit dat is echt gewoon, je kan gewoon nergens lopen zonder dat je ja, overal gewoon, overal ligt gewoon trash. Bijvoorbeeld mensen die een baby hebben, die kommode die staat dan vlakbij het raam, die verschonen de luier, die flikkeren die luier uit het raam, en vervolgens die babydoekjes waarmee ze dan alles schoonmaken

(25)

25

Naarmate we verder wandelden werd Tom steeds kwader. 'Hier weer een luier. En soms zijn het ook volwassen luiers hè, daar word ik ook heel pissig van.' Wanneer ik vroeg of hij wel eens iemand uit het raam heeft zien gooien aangezien hij er vlakbij woont, vertelt hij: 'Nee dat niet, ze doen het ook vaak 's avonds. Er is hier ook wel eens een plaat naar beneden gedonderd, een glazen plaat. En die kwam vlak naast een gemeentewerker terecht. En die heeft dat toen aangevochten. Toen heeft de gemeente gezegd, dit is arbeidstechnisch niet meer verantwoord, dit gaan we niet meer doen. Uiteindelijk is de gemeente dus gestopt met

schoonmaken.'

Tom uit duidelijk zijn ongenoegen omdat volgens hem de 'buitenlanders' gewend zijn afval op straat te gooien. Dit gaat duidelijk in tegen zijn opvatting over hoe er met de

openbare ruimte omgegaan zou moeten worden. Het overschrijden van algemeen geldende normen en waarden is een belangrijke reden voor bewoners om een verdeling te maken wie de regels overtreedt, en wie de regels volgt. In de gesprekken met de bewoners kwam het er altijd op neer dat 'de buitenlander' de overtreder was van de algemene regels, en de

'Nederlander' deze regels respecteert. Dit zegt daarom veel over de identiteitsconstructie op een plek: afval op straat impliceert dat de 'Nederlandse' regels worden overtreden, en dat het daarom tijdelijk een 'buitenlandse' plek is geworden die daar aan zijn 'gewend'.

Talja Blokland (2003) beschrijft dat wanneer de normen van de publieke praktijk worden overschreden door criminaliteit of vervuiling, dat invloed heeft op de mate waarin de 'originele bewoners' hun identiteit nog gerepresenteerd zien op een bepaalde plek. Ze

beargumenteert dat wanneer de groep benadrukt dat 'hun' normen en waarden worden

overschreden, dit impliceert dat de groep zich nog wel verbonden voelt met de wijk (Blokland 2003: 19). In de ogen van de 'originele bewoners' wordt Overvecht altijd nog als 'hun' wijk gezien, waarbij ze het gevoel hebben dat de normen en waarden in de wijk gerespecteerd moeten worden door de 'buitenlanders'. Dit geeft een bepaalde macht weer, omdat de

'originele bewoner' dicteert wat acceptabel is: wat toegestaan is en wat netjes gedrag inhoudt op lokale pleinen, straten en winkels.

Volgens Blokland kan dit leiden tot een competitie van wie een plek of een wijk eigenlijk is, omdat de definitie van wie de publieke plek is centraal staat voor de identiteit van de groep (ibid.: 19). De competitie voor plekken is duidelijk zichtbaar in de wijk, waarbij de 'originele bewoner' nog steeds voelt dat hij of zij het voor het zeggen heeft. Door de

veranderende samenstelling in de wijk, wordt dit echter met de tijd lastiger, zeker wanneer de 'originele bewoners' inmiddels de minderheid zijn geworden in de wijk. De gevolgen die dit heeft voor de 'originele bewoners' en de mate waarin zij nog hun eigen identiteit gereflecteerd

(26)

26

zien in de wijk, lijkt te zorgen voor het gevoel van verdringing omdat ze met steeds minder plekken een emotionele band aan kunnen gaan. Hierdoor merken ze dat er een bepaald gevoel dat zij altijd hadden bij de wijk, verloren gaat.

1.4 Verlies en verdringing

Om een verbinding te maken tussen de competitie over plekidentiteit en de emotionele banden die daardoor veranderen, focus ik in deze paragraaf op het gevoel van verlies verdringing. Meerdere malen heb ik bewoners gesproken die door de veranderende sociale interactie en de fysieke veranderingen op straat hun dagelijks ritme aanpasten. Martha vertelde me dat ze na elven het winkelcentrum niet meer ingaat, omdat je 'dan alleen maar hoofddoekjes ziet.' Ook gaf ze aan dat de 'leuke, wat duurdere winkels' uit het winkelcentrum zijn verdwenen en dat er alleen maar 'buitenlandse' winkeltjes voor in de plaats zijn gekomen. Voor de koffie gaat ze vaak naar de binnenstad, omdat de koffietentjes in Overvecht ook allemaal worden gerund door de 'buitenlanders'.

Ook Dorien (41) die is opgegroeid in Overvecht beschreef dit tijdens een koffie-uurtje op de Ibisdreef: 'Ik ga tegenwoordig naar Terwijde, want dat winkelcentrum hier is niks meer aan. Er is nog wel een Kruidvat, en een Albert Heijn, maar vroeger zat er bijvoorbeeld ook een Blokker en veel Nederlandse kledingzaken. Dat is nu allemaal buitenlands.' Miep van de Buurtmobiel vertelde dat deze veranderingen gevolgen heeft voor de mate waarin ze zich nog thuis voelt in de wijk: 'Het voelt niet meer als die Hollandse wijk die het toen was. We zijn hier overstroomd met buitenlanders. Eerst had ik twee buitenlandse gezinnen in een portiek, en nou zijn het er veertig. Je weet gewoon bijna niet meer wie je kan aanspreken als er iets is, want niemand praat goed Nederlands.'

Het gevoel overspoeld te raken door 'buitenlanders' impliceert dat er sprake is van een gevoel van verdringing in de wijk. Rattansi (1992) beschrijft dat dit gevoel van verdringing vaak resulteert in discriminerende praktijken tegen de 'ander' omdat deze een bedreiging vormt voor de groepsidentiteit (Rattansi 1992: 33).

In gesprek met de bewoners was er inderdaad erg vaak sprake van discriminatie tegenover de 'ander'. Margriet (49) van de breiclub vertelde me dat Turken en Marokkanen geen fatsoen hebben omdat ze telkens voordringen bij de kassa bij de Lidl. Harry vertelde me over de 'ratten' op straat, waarmee hij de hangjongeren bedoelde die 's avonds vaak de

speelplekken innemen en daar volgens hem verschillende drugs gebruiken: 'Hoe vaak ik wel niet bijna mijn nek heb gebroken over die lachgaspatronen, echt die jongens gooien gewoon alles op straat.'

(27)

27

Door te focussen op lokaliteit (Appadurai 1996: 179) en plekverbinding, kan er geconcludeerd worden dat de vermindering van emotionele banden met plekken in de wijk consequenties heeft voor de mate waarop de 'originele bewoners' zich thuis voelen in de wijk. Blijkbaar worden er zelfs plekken vermeden op het moment dat de plek een 'buitenlandse' identiteit heeft gekregen. Er wordt hierdoor veelal gevoeld dat de wijk, zoals de 'originele bewoners' deze vroeger hebben ervaren, verloren gaat. Dit gevoel van verlies vormt voor de hen een grote motivatie om de wijk weer terug te brengen naar 'hoe het vroeger was'.

Hierdoor lijken de bewoners een competitie aan te gaan met 'de ander' waarbij ze duidelijk hun identiteit in de vorm van regels als maatstaf nemen. Deze competitie wordt vaak

aangewend om juist het 'oude' gevoel van thuis te kunnen waarborgen, waar er vaak sprake is van discriminatie jegens 'de ander'. Om de impact te begrijpen die dit gevoel van verlies met zich meebrengt, en daarom de discriminerende praktijken beter te begrijpen, focus ik in het volgende hoofdstuk op de manier waarop er over de wijk wordt gepraat door de 'originele bewoners'. Hierbij maak ik een overgang van ruimte en lokaliteit zoals besproken in dit hoofdstuk, naar discours en de notie van tijd.

(28)

28

Hoofdstuk 2 - De politiek van tijd

Het is 18.0o. Buiten is het alweer koud en donker. Ik loop mijn flat uit op weg naar het lokale buurtcafé 'Café bar de Kater'. Na een fietstocht waarbij ik toch wat meer waakzaam ben dan normaal arriveer ik bij winkelcentrum de Kater. Helemaal achter in de hoek, tussen de Lidl en een snackbar is het café gevestigd. Ondertussen begin ik behoorlijk zenuwachtig te

worden: ik vind het spannend om een volslagen vreemde ruimte te betreden met mensen die ik allemaal niet ken. Ik zet mijn fiets op dubbel slot en spreek mezelf streng toe: ik hoef alleen de klink omlaag te duwen en de drempel over. Na een korte twijfelpauze loop ik dan toch naar de deur en duw ik de klink omlaag. Meteen kijken zeven paar ogen me verwonderd aan. 'Hallo!' roep ik bijna. Ik loop naar de bar, pijnlijk bewust van de starende ogen die mij achtervolgen. Ik stel me voor aan een man die aan de bar zit. 'Hoi, ik ben Rosa.' 'Hoi Rosa, ik ben Koos. Wat kom je hier doen als ik vragen mag?' Ik word een beetje uit het veld geslagen door de directe vraag, maar ik improviseer en vertel hem dat ik nieuw ben in de wijk. 'Oh. Nou. Welkom. Biertje?' Zonder antwoord te geven krijg ik al meteen een biertje in mijn handen gedrukt. 'Oh. Dankjewel!' Nadat ik mijn jas heb uitgedaan maak ik eerst een ronde door de kroeg en geef ik alle aanwezigen een hand. Naast Koos maak ik kennis met Jos, Jan, Rolf, Bart, Micha en Rogier de barman. Hij wordt regelmatig door de anderen 'gele' genoemd vanwege zijn, zo hoor ik later, Vietnamese achtergrond. Rolf en Bart zijn aan het poolen, terwijl Janus en Jos aan de bar een berehap eten. De geur van frituur en uitjes vult de ruimte. De kroeg is een typische bruine kroeg, waar veel bierattributen en viltjes aan de muren hangen. Ik raak in gesprek met Jos, een geboren en getogen Utrechter die even een biertje komt drinken omdat hij wacht op een bestelling die hij hiernaast hij bij de snackbar heeft gedaan. Jos begint meteen over de kroeg en hoe rustig het nu is. Hij woont nu twee jaar in Overvecht, maar hij vindt het er maar niks. Volgens hem is dit geen Utrecht, omdat er teveel buitenlanders wonen die geen alcohol drinken. Na Jos volgen er nog gesprekken met de andere aanwezigen terwijl ik het ene na het andere biertje krijg aangeboden. Twee uur later besluit ik weer om naar huis te gaan. Als afscheid geef ik iedereen drie zoenen en roep ik bij de deur nog: 'Doei! Tot de volgende keer!' Breed grijnzend en lichtelijk aangeschoten pak ik mijn fiets, ondertussen reflecterend op het ongemakkelijke opgelaten gevoel van twee uur geleden. Een verschil van dag en nacht: ik ben zelden zo hartelijk en welkom ontvangen als vanavond in deze kroeg.

(29)

29

2.1 Gemeenschappelijke herinneringen

2.1.1 Gemeenschap

Zoals kort in hoofdstuk één besproken zijn de 'originele bewoners' van de meerderheid, naar de minderheid in de wijk gegaan. Toen de eerste bewoners de financiële mogelijkheden hadden om uit Overvecht te vertrekken, kocht men vaak elders een woning. Corien (67) vertelt mij bij de breiclub dat veel van haar vriendinnen van vroeger uit de wijk nu in De Bilt of De Meern wonen. 'Voornamelijk toen de situatie in Overvecht verslechterde zijn veel kennissen vertrokken. Ik snap het wel. Als ik wat meer geld had gehad, en mijn man een betere gezondheid, dan waren we hier ook allang weg. Maar gelukkig hebben we nog onze camper in Zeeland, daar zijn we 's zomers altijd te vinden. Dan hoef ik hier niet te zitten.'

Corien is een geboren en getogen Utrechtse, zoals ze het zelf omschrijft, die vanaf het begin in Overvecht woont. Dit is het geval voor veel van de 'originele bewoners': veel van hen zijn geboren in Utrecht, en kochten of huurden in Overvecht een grotere woning toen de wijk net af was. De bewoners die nu nog steeds in Overvecht wonen hadden vaak de financiële middelen niet om uit de wijk te vertrekken, zodat ze inmiddels al meer dan dertig jaar in de wijk wonen. Dit betekent dat deze eerste bewoners van Utrecht Overvecht die er nog steeds wonen vaak ook hun gezin hebben gesticht in de wijk, en met elkaar zijn opgegroeid.

Sherina (45), de vrijwilligster bij Buurtkamer de Kater, is geboren in Overvecht en woont op een steenworp afstand van haar ouders waar ze om de dag een bezoek brengt. Ook haar dochter Sherya komt vaak helpen in de buurtkamer, en woont ook nog altijd in Utrecht Overvecht. Sherina weet me altijd veel te vertellen over de mensen die in de buurtkamer langskomen: ze kent bijna iedereen van vroeger. 'Ja, we zijn hier echt een beetje zo'n groepie met z'n allen hè. We kennen mekaar al zo lang. Ik zou hier niet weg willen hoor.' Emanuel (50), die bij het gesprek staat zegt: 'Nee hoor, ik hoef hier ook niet weg. Trouwens, dat kan ook helemaal niet want ik moet voor m'n pa zorgen. Anders heeft ie niemand meer die naar 'm omkijkt.'

Hoewel er veel van de oudere bewoners zijn vertrokken, is er blijkbaar nog steeds sprake van een gevoel van 'samen'. Dit gevoel wordt versterkt doordat zowel Sherina als Emanuel in de wijk zijn opgegroeid. Hierdoor kennen zij niet alleen bewoners van hun eigen leeftijd, maar weten ze ook vaak wie de ouders of kinderen zijn van hun leeftijdsgenoten. Vaak werd er dan ook geïnformeerd naar de gezondheid van Emanuels ouders, of naar de dochter van Sherina. Dit gevoel van 'samen' werd vaak als reden gegeven om niet meer uit de wijk weg te willen. Zo ook door Martha, die wel de financiële mogelijkheden heeft om uit

(30)

30

Overvecht te vertrekken, wil blijven vanwege haar netwerk dat ze in de dertig jaar dat ze er woont heeft opgebouwd. Ze vertelt: 'Mijn zoons willen dat ik hier vertrek, die vinden dit geen wijk. Maar ik heb tegen ze gezegd dat ik hier niet wegga. Ik heb hier alles: mijn leesclub, mijn vriendinnen hier in de flat, en ik ken zoveel mensen door alles wat ik hier altijd heb gedaan.'

Niet alleen Martha is erg actief was in de wijk: ook andere 'originele bewoners' lijken meerdere hobby's te hebben of momenten te hebben in de week waarop ze samenkomen met buurtbewoners. Ze komen regelmatig bij de buurthuizen, waar ze deel uitmaken van de klaverjasclub, de koersbalclub, de breiclub, de bridgeclub of de wandelclub.

Juist omdat de 'originele bewoners' op leeftijd zijn, hebben ze door hun beperkte mobiliteit niet meer de mogelijkheid om zich buiten de wijk te begeven. Veel bewoners bewegen zich voort door middel van een scootmobiel of andere hulpmiddelen (zie figuur 1). Veel van hen hebben bovendien niet de financiële middelen om een auto aan te schaffen, zodat uitstapjes naar plekken buiten de wijk minder voorkomen. De wijk vormt daarom het decor van de dagelijkse praktijken van de 'originele bewoners'.

Figuur 1. Scootmobielen van de deelnemers van de klaverjasclub bij Buurtkamer de Kater.

Sinds een paar jaar is er een vrijwilligersinitiatief gestart, de Buurtmobiel genaamd. Dit initiatief is opgericht om mensen die slecht ter been zijn korte ritjes door de wijk te geven naar bijvoorbeeld de supermarkt, en is gevestigd bij de kinderboerderij bij Park de Gagel, de Gagelsteede. Koos is hier vrijwillige 'centralist'. Zijn werkzaamheden bestaan uit de telefoon opnemen en het inplannen van alle ritjes in de agenda. Door zijn voormalige baan als

(31)

31

een tijd voor hem achter de bar gewerkt. Vijf jaar geleden heeft hij zijn kroeg verkocht aan 'die Chinezen'. Nu gaat hij vier dagen in de week naar de Gagelsteede.

Samen lopen we op een ochtend van zijn huis naar de Gagelsteede. Onderweg groet hij bijna iedereen. 'He moppie', zegt hij tegen een oudere voorbijgangster. 'Hoe is het met Fred?' Uit het gesprek maak ik op dat Fred de hond is van de oudere mevrouw, die last heeft van zijn gewrichten en geopereerd moet worden. Even verder loopt Koos plotseling bij de groenteboer naar binnen. Hij steekt z'n hand op: 'He makker, zit je er weer?' 'Ja Koos, jij gaat zeker weer de baas uithangen he?' 'Reken maar!' zegt Koos. We lopen weer verder, terwijl hij vertelt over het vrijwilligerswerk. 'Ik had er eerst helemaal geen zin in, maar ik ben nu helemaal om. Het is zo mooi om wat voor ons wijkie te doen he, al die ouwe mensies. Dat die gewoon nog boodschappen kennen doen enzo. Dat regelen wij gewoon voor ze.'

Dit voorbeeld laat zien dat Koos intensief gebruik maakt van de ruimte in de wijk, en ook bijna iedereen kent of groet. Dit vormt een groot contrast bij de manier waarop jongere gezinnen of studenten die in de wijk wonen, van de ruimte gebruik maken in de wijk. Tom vertelt mij dat hij voordat hij coördinator werd van Burezina helemaal niet zoveel van

Overvecht gebruik maakte, en er eigenlijk ook niemand kende. 'Voor een biertje met vrienden ga ik voornamelijk naar de binnenstad, hier is toch niks.' Ook andere bewoners die minder lang in Overvecht wonen maken niet veel gebruik van Overvecht, en identificeren zich er ook liever niet mee. Celine, een jonge vrouw die met haar vriend vlakbij de grens van Overvecht en Tuinwijk woont, vertelt mij:

Als je verder Overvecht ingaat, dan kom je wel weer in een heel ander stuk Overvecht. Ik heb ook het gevoel dat die appartementen nog kleiner zijn, en je hebt daar

bijvoorbeeld ook veel appartementen die niet eens een balkon hebben ofzo. Dat is ook wel echt heel anders dan hier, want dit stuk is nog best wel groen. Ja want als je dan verder Overvecht in gaat dan ziet het er echt heel anders uit. Dan wordt het ook wel nog aanzienlijk onaantrekkelijker. We waren nou ook niet echt per se op zoek naar iets in Overvecht, eerlijk is eerlijk. Heel veel mensen willen absoluut niet in Overvecht wonen.

Door deze uitspraken kreeg ik het idee dat het stel zich het liefste niet identificeert met de wijk: ze plaatsen zich buiten of zelfs boven de wijk. Het kwam vaak voor dat juist de jongere bewoners van Overvecht, zoals de studenten of de starters, zich liever niet identificeerden met Overvecht vanwege de slechte reputatie. Het lijkt er daarom op dat voornamelijk de bewoners die al een langere tijd wonen in Overvecht, of er zijn opgegroeid,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De resultaten op de vraag in welke mate de groene plekken de ervaren leefbaarheid beïnvloeden verschillen echter niet significant: er is geen verschil tussen de gemiddelde cijfers

Opvoeders met een migratie achtergrond verschillen in de wijze waarop ze hun contacten inzetten voor hulp bij de opvoeding. Niet alle opvoeders doen dit op dezelfde manier. Dit

Bewoners hebben inzicht gekregen over de plannen omtrent groen en spelen, maar ook omtrent de verkeersmaatregeling welke in de wijk toegepast gaan worden...

Uiteraard zijn er voor velen belangrijke verbintenissen op andere schaalniveaus, maar de wijk is nog steeds de plek waar veel zaken samen komen: het wonen, de boodschappen, de

Helaas zijn wij in 2010 voor ons gevoel door de aannemer en gemeente benadeeld door de type woningen, direct gelegen naast ons, te wijzigen zonder ons vooraf in kennis te stellen.. De

Gebaseerd op de huidige woonomgeving alsmede op de voor ouderen geschikte inrichting van de woning, hopen wij nog geruime tijd met plezier in onze wijk te kunnen wonen, zonder

Daarom zijn wij van Barendrecht naar Rhoon Portland verhuist in 2010.Nog afgezien van te verwachten waardedaling van de woningen, moet gevreesd worden voor een verstoring (sociaal

De plannen zullen niet meer aangepast worden, omdat dit niet ten gunste is van de verkeersaf- wikkeling op de rotonde zelf en de toeritten aan de andere kant van de N36 dan minder