• No results found

1.3 'Onze' wijk

3.4 Praktische behoeftes

3.4.2 Competitie voor hulp

Omdat de hulp die de gemeente biedt vaak onzichtbaar blijft voor de 'originele bewoners', wordt de behoefte naar praktische hulp alleen maar groter. Juist doordat de gemeente zo zichtbaar is in de wijk, vragen de 'originele bewoners' zich vaak af 'wat ze dan de hele dag doen.' De bewoners voelen zich hierdoor vaak niet gehoord of zelfs in de steek gelaten. Herman, een bewoner van de Fransiscusdreef, vertelt me met verheven stem:

Die gemeente, die doet NIKS! Laatst, maakte ik weer eens een melding van straatraces hiervoor, omdat de vuilnismannen bij het plantsoen vergeten waren het paaltje weer terug te zetten. Daardoor konden auto's helemaal dat plantsoen doorrijden, bijna tot aan de speeltuin. Toen ik verleden week bijna een kind onder zo'n gloednieuwe BMW zag komen, was voor mij de maat vol. Ik ging weer eens bellen. Ja zus en zo, meneer, we zorgen dat het wordt opgelost. Nou. Ik heb nu al weer vier keer gebeld, maar het paaltje staat nog steeds niet op z'n plek. Dat is toch om gek van te worden!

Herman voelt dus alsof hij niet serieus wordt genomen in zijn klachten. Hij vertelt me dat dit hem ook vaak ontmoedigt in het maken van een melding.

Voor de praktische hulp die zo gewenst is bij de 'originele bewoners' kunnen ze vaak terecht bij lokale hulpverleners in de buurthuizen. Er wordt bijvoorbeeld een wijkspreekuur

57

georganiseerd door sociale makelaars om men persoonlijk te helpen met hun problemen. De 'originele bewoners' zien dat de 'buitenlander' ook vaak gebruik maakt van deze

hulpverlening. Zo vaak zelfs, dat ze het idee krijgen dat de 'buitenlander' wordt

voorgetrokken. Er zijn veel situaties geweest waarbij de vraag om hulp vanuit de 'originele bewoners' voor hen gevoel op de laatste plaats kwam, omdat 'de buitenlanders' voorrang kregen op hulp uit de gemeente.

Maureen (57), een lid van de breiclub, geeft hier een voorbeeld van. Ze refereert naar Project Einstein, een initiatief in de wijk waarbij de bewoners in het nieuwe

asielzoekerscentrum aan de Einsteindreef activiteiten konden ondernemen met de

vluchtelingen die verbleven in het centrum. Zo werden er taallessen gegeven, maar waren er ook verschillende evenementen en werden er ook verschillende cursussen gegeven aan vluchtelingen en bewoners samen. Maureen deed mee aan een cursus ondernemerschap, en vertelt over de gang van zaken:

Ja op een gegeven moment waren alle hapjes die werden geserveerd Halal. Nou daar heb ik toen wat van gezegd. Ik heb soms ook wel gewoon zin in een lekkere bitterbal of zo. Dus ik zeg tegen ze: 'Het kan toch én én? Waarom moet ik Halal eten, en waarom ehh, is dat de norm hier weet je wel?' Dus nou dat vonden ze daar een beetje gek. Nou toen was er een, toen konden we een coach krijgen, nou waren er een heleboel... Dat was er voor de vluchtelingen want die vallen onder dat speciale plan he. Dat ze overal begeleiding in krijgen. En al met al deden ze heel moeilijk voor mij om een coach te vinden en noem maar op. Terwijl al die buitenlanders kregen allemaal een coach, kregen allemaal begeleiding om te kijken wat bij hen paste en wat voor werk enzo. Ze hoeven maar te knippen met hun vingers en het wordt geregeld. Dus ik ben daar pislink geworden. Ja.

Maureen voelde zich in dit voorbeeld duidelijk achtergesteld ten opzichte van de

'buitenlander'. Voornamelijk het idee dat zij zich zou aan moeten passen aan de 'ander' door continu Halalhapjes te moeten eten vond zij onterecht. Ook uitte ze een bepaalde jaloezie over het 'speciale plan waar ze overal begeleiding bij krijgen'. Maureen die geen voordelen

ondervindt van een dergelijk 'speciaal' plan voelde zich hierdoor op zichzelf aangewezen, omdat zij niet in de positie was om deze speciale hulp te ontvangen. Ook Henk, een regelmatige bezoeker van buurthuis de Pijl vertelt me over de hulp die de 'buitenlanders' krijgen:

58

Ja, die buitenlanders hoeven allemaal niks te doen joh, die krijgen alle hulp die ze maar nodig hebben op een presenteerblaadje. Laatst was mijn wasmachine kapot, nou wat denk je. Ik moet daar gewoon drie maanden voor sparen hoor voordat ik weer een nieuwe ken betalen. Nou, en dan zo'n buurman van mij, ook een vluchteling. Een Syriër geloof ik. Die heeft gewoon zijn hele inboedel cadeau gekregen! Wasmachine erbij en alles. En niet zomaar eentje he, gewoon. Een Miele. Nou. Dan weet je het wel. Ze worden voorgetrokken waar je bij staat.

Er kan dus gezegd worden dat er niet alleen een competitie is over plek, maar ook competitie over hulp. Juist bij de zichtbare hulpverlening door de gemeente in de wijk, zoals de sociale makelaars die in de gemeenschappelijke ruimte van een buurthuis zit met een

hulpbehoevende, zien de 'originele bewoners' dat ook vaak 'de buitenlander' hier aanspraak op maakt. Hierdoor volgt er een competitie over wie er door de ogen van de gemeente wordt gezien als de meest gemarginaliseerde groep in de wijk. De positie van een dergelijke groep lijkt namelijk een bepaalde macht te verschaffen: men wordt sneller geholpen door

overheidsinstanties. Als reactie hierop hebben de 'originele bewoners' een manier ontwikkeld waarbij ze in veel situaties willen benadrukken dat 'zij het ook niet makkelijk hebben', aldus Corien van de breiclub. Tijdens mijn onderzoek gingen de gesprekken veel over de

persoonlijke problemen van de bewoners zoals armoede, gezondheidsproblemen en

mishandeling. Hoewel de bewoners werkelijk deze persoonlijke problematiek ervaren, lieten ze geen kans voorbij gaan om dit tegen mij te vertellen, zeker wanneer het ging over de 'buitenlander'.

Henk benadrukt bijvoorbeeld dat hij, in een lastige financiële situatie, voor zichzelf moet zorgen terwijl hij het gevoel heeft dat de 'buitenlander' alle hulp krijgt die er nodig is. Als gevolg hiervan ontstaat er een bepaald beeld over de gemeente: ze zouden de

'buitenlanders' voortrekken, en de problematiek van de 'originele bewoners' niet belangrijk genoeg vinden. Dit idee voedt het beeld van 'wij' tegen 'de rest' zoals in hoofdstuk twee besproken: de gemeente wordt hierdoor aan de kant van de 'buitenstaander' geschaard in de verbeelding van de 'originele bewoner'. Naast de gedeelde factor herinnering en nostalgie zoals beschreven in hoofdstuk twee, vormt de weerstand tegen het beleid van de gemeente ook een gemeenschappelijke factor die de constructie van de 'gevestigden' versus de 'buitenstaanders' extra kracht geeft.

59

nadruk op 'samen' en 'ontmoeten': een idee dat wordt geproduceerd door het nationale

integratiediscours waarbij de problematiek wordt geadresseerd als een puur etnisch probleem. Door te kijken naar de dagelijkse praktijken en ervaringen van de bewoners, is er echter te zien dat er ondanks alle moeite het erg lastig blijkt om de verschillende groepen bij elkaar te krijgen. Ook wanneer dit wel lukt maakt men als nog apart gebruik van de ruimte: men zit met elkaar aan aparte tafels. Dit fenomeen levert de vraag op wat er eigenlijk onder 'samenleven' verstaan moet worden. Is het niet voldoende dat men apart van elkaar leeft, maar dat er eerder wat wordt gedaan aan de leefbaarheid in de wijk? Hierbij dient de focus op het 'samen' oplossen en het ontmoeten van elkaar in mindere mate aanwezig te zijn, en is juist de praktische problematiek waar de 'originele bewoners' dagelijks tegen aan lopen wat dat aangepakt moet worden. Op deze manier zal de hulp van de Gemeente weer zichtbaar worden, en zal wellicht de gevoelde ongelijkheid ten opzichte van de 'buitenstaander' verminderen.

60

Conclusie

Terugkijkend op mijn tijd in Overvecht, waar ik drie maanden heb gewoond en dagelijks met de 'originele bewoners' heb gesproken, kunnen er verschillende conclusies getrokken worden uit dit onderzoek. Waar er in eerdere onderzoeken alleen óver mijn doelgroep werd gepraat, heb ik de kans gekregen om daadwerkelijk mét de 'originele bewoners' te praten, zodat dit een essentieel ander beeld heeft opgeleverd over deze bewoners dan hoe er over hen wordt

gepraat in hoogopgeleide kringen of de media.

Ogenschijnlijk lijkt het gedachtegoed van het nationalistisch populisme (Gusterson 2017: 210), oftewel de ethnoscape (Appadurai 1990: 7) vrij veel overeenkomsten te tonen ten opzichte van de meningen van de 'originele bewoners'. Voornamelijk de 'vijandigheid' naar immigranten en etnische anderen, het verminderde vertrouwen in de gemeente en de nadruk op 'Hollandse' normen en waarden zijn veel naar voren gekomen in dit onderzoek. Vaak werd er gewezen naar de 'buitenlander' wanneer het ging over de verandering in de wijk, waarbij dit vaak gepaard ging met discriminerende uitspraken en een duidelijke symbolische

grensvorming ten opzichte van de 'wij' en de 'zij'.

Ook kwam er veel naar voren dat de 'originele bewoners' vinden dat Overvecht 'hun' wijk is, waar de 'buitenlander' zich moet aanpassen aan hun regels van samenleven. Dit komt overeen met het gedachtegoed van het nativisme, zoals besproken in de inleiding, waarbij er wordt gekeken naar 'on-Nederlandsen' die worden verdeeld op basis of ze wel of niet kunnen integreren in de 'nationale familie' en op de 'Nederlandse' grond.

De waarde van dit etnografische onderzoek is echter dat er gekeken wordt naar diepere, onderliggende patronen, gedachten en zienswijzen van de 'originele bewoners'. Hierdoor brengt dit onderzoek een misvatting aan het licht, waar de aanname dat de karakteristieken van het nationalistisch populisme iets zou zeggen over de aard of de karakteristieken van de stemmers, onjuist blijkt te zijn.

Zoals eerder benoemd differentieert Cohen (1985) tussen het 'publieke gezicht' en het 'private gezicht' (Cohen 1985:75). Het 'publieke' gezicht omvat in dit geval de zienswijze waar de aanhangers van nationalistisch populistische partijen bijna onmenselijk lijken, met een onomkeerbare afkeer tegenover 'de buitenlander'. Wanneer we echter dieper ingaan op de processen in de wijk, is er te zien dat er achter deze 'hardheid' een onderliggende oorzaak schuilt die de 'originele bewoners' ineens menselijker maakt. Dit betreft het 'private gezicht' dat door Cohen wordt omschreven (ibid.:75). De wegen naar het stemmen voor het

61

door een gevoel van verlies van de wijk op lokale schaal, in plaats van een onomkeerbare afkeer tegenover 'de buitenlander' die het 'publieke gezicht' over deze stemmers ons geeft.

Daarom, door in te zoomen op de lokaliteit (Appadurai 1996:179), zien we niet een afkeer tegen de 'buitenlander', maar een afkeer tegenover de verandering in de wijk. Men voelt zich, zoals in hoofdstuk één en twee beschreven, verdrongen en niet meer thuis. Veel kennissen zijn de wijk uit gegaan, de criminaliteit is toegenomen en voor de 'originele bewoners' voelt het alsof ze 'hun' wijk verliezen. Een verschijnsel dat veel impact heeft, voornamelijk omdat de 'originele bewoners' intensief gebruik maken van de wijk, waar het veelal fungeert als het decor van hun bestaan door de verminderde mobiliteit en hun opgebouwde netwerk.

Bovendien is er volgens de 'originele bewoners' door de migratie sinds de jaren '70 een verminderde 'Hollandse' identiteitsreflectie ontstaan ten opzichte van plekken, zoals het veranderende straatbeeld en de komst van de 'buitenlandse' winkels. De consequenties die dit heeft voor de afname van de vorming van emotionele banden met de wijk, lijkt zodanig te zijn dat de 'originele bewoners' zelfs plekken vermijden, en hun dagelijks ritme afstemmen op deze gevoelens van vervreemding. Naast deze vermijding hebben de verslechterende

omstandigheden in de wijk voor verminderde sociale interactie met buurtbewoners gezorgd. Dit gevoel van onveiligheid, dat gegrond is in vele negatieve ervaringen met 'de buitenlander' in de wijk, heeft geresulteerd in een gevoel van 'wij' tegen de rest.

Om het gevoel van 'wij' van de 'originele bewoners' zo sterk mogelijk te maken in een sterk veranderende omgeving, gebruiken de 'originele bewoners' de herinnering aan 'vroeger' om zo kritiek te uiten over de huidige situatie. Deze herinnering fungeert niet alleen als kritiek, maar vormt ook een symbolische grens tussen de 'gevestigden' en de 'buitenstaanders', omdat de 'buitenlanders' niet kunnen delen in deze herinneringen omdat zij zich toen nog niet in de wijk bevonden. Opmerkelijk is dat in het nationale integratiediscours deze

migratieproblematiek vaak als een 'etnisch probleem' wordt geadresseerd. Uit dit onderzoek blijkt echter dat de symbolische grensvorming die optreedt zijn oorsprong eerder heeft bij een gevoel van gemeenschap: tussen de 'gevestigden' en de 'buitenstaanders'. De buitenstaanders zijn in dit geval de mensen die later in Overvecht zijn komen wonen, en heeft daarom betrekking op niet alleen de 'buitenlander' maar ook op bijvoorbeeld jongere bewoners zoals jonge gezinnen, studenten en beleidsvoerders van de gemeente.

Daarom stel ik voor voordat het niet zozeer gaat om 'etnische' problematiek, maar om het gevoel van verlies in de wijk. Dit levert niet alleen een essentieel ander beeld op van de 'originele bewoners' die voor nationalistisch populistische partijen stemmen, maar het

62

impliceert ook dat er op een andere manier gekeken moet worden door beleidsvoerders naar dit probleem, waar er in het huidige beleid voornamelijk moeite wordt gedaan om 'etnische' verschillen op te heffen. In het huidige beleid van de gemeente wordt namelijk de zienswijze van het nationale integratiediscours gereproduceerd: dat men elkaar moet ontmoeten om zo deze 'etnische' problematiek te doen verminderen. Uit dit onderzoek blijkt echter dat de bewoners weinig behoefte hebben aan dagelijks contact met hun 'buitenlandse' buurman of buurvrouw, en dat ze het participeren aan meetings, initiatieven en culturele activiteiten die worden georganiseerd onder het mom van 'samen' lichtelijk zat worden.

Wanneer de 'etnische' problematiek ondergeschikt lijkt te zijn aan het gevoel van verlies in de wijk, moeten de oplossingen niet liggen bij het 'samen' doen en participeren, maar bij het verminderen van dit gevoel. Om dit te bewerkstelligen, en het gevoel van verlies eerder aan te pakken dan de frustraties geuit tegen 'buitenlanders', is het van belang dat de 'originele bewoners' het gevoel krijgen dat er naar hen geluisterd wordt, waar het zoeken naar oplossingen voor praktische problematiek meer aandacht verdiend van beleidsvoerders.

Doordat de 'originele bewoners' iedere dag tegen deze praktische problematiek aanlopen omdat zij de wijk intensief gebruiken, lijkt het voor hen alsof de gemeente hen niet serieus neemt en daarbij weinig uitvoert. De hulp die de gemeente geeft is daardoor weinig zichtbaar voor de 'originele bewoners'. Wel wordt er juist de praktische hulp, waar ook de 'originele bewoners' behoefte aan hebben, gegeven aan bewoners die hulp krijgen bij het integreren. Dit zijn voornamelijk 'buitenlanders', waardoor dit de 'originele bewoners' sterkt in hun 'wij tegen de rest' constructie.

Dat de problemen in Overvecht niet zozeer als 'etnische' problematiek ervaren moet worden, maar meer als 'plekproblematiek', blijkt ook uit het feit dat 'de buitenlander' juist vaak onderdeel is van de lokale netwerken van de 'originele bewoner', en dat er ook vele vriendschappen zijn gesloten met 'goede buitenlanders'. De constructie van de 'goede buitenlander' laat echter wel een discrepantie zien in de mate waarop 'de buitenlander' zich zou moeten opstellen tegenover de 'originele bewoner'. De 'goede buitenlander' doet zijn best om te leven volgens de regels van de 'originele bewoner'. De 'goede buitenlander' blijft echter wel 'een buitenlander', die hoe dan ook nooit helemaal in de groep van 'originele bewoners' zal passen.

Dit heeft niet te maken met een bepaalde argwaan of afkeer tegenover de

'buitenlander', maar heeft veel meer te maken met het gevoel van macht dat de 'originele bewoners' in de wijk willen behouden. Om te kunnen blijven dicteren wat gewenst gedrag is in de wijk, meten de 'originele bewoners' zichzelf een bepaalde macht aan, waar zij een

63

herinnering produceren om een duidelijke grens te trekken tussen de gevestigden en buitenstaanders.

De rol van gevestigde is er daarom één van macht, waar de 'buitenstaander' wordt geweerd bij de symbolische grens in de vorm van herinnering. De 'buitenlander' kan daarom maar tot een bepaalde hoogte integreren, omdat het anders er in zou resulteren dat de

'originele bewoners' hun machtspositie in de wijk kwijtraken. Omdat de 'originele bewoners' in de minderheid zijn in de wijk, wordt deze constructie steeds harder en duidelijker, omdat ze onder geen beding, naast al het gevoel van verlies, de positie (en dus de macht) van de positie van 'de gevestigde' willen kwijtraken in de wijk.

Deze dynamiek zorgt ervoor dat er naar mijn mening grote vraagtekens gezet moeten worden bij het huidige idee van 'samenleven' en integreren, gereproduceerd door het nationale integratiediscours. Het idee van samen gaat volledig voorbij aan de wensen en behoeften van de 'originele bewoners', zodat deze zich niet gehoord en niet serieus genomen voelen in een situatie die al gevoelens van vervreemding en verlies oproept.

Wanneer het lastig blijkt de verschillende groepen bij elkaar te laten komen, en dit vaak enkel weerstand opwekt bij in ieder geval de 'originele bewoners', is het misschien tijd voor een radicaal ander beeld bij 'integreren', waar de nadruk op 'samen' plaatsmaakt voor een gevoel van praktische leefbaarheid in de wijk. Naar mijn mening doet een buurthuis niets af aan functie wanneer het door beiden groepen apart wordt gebruikt, zij het intensief. De ontmoetingen die hierdoor plaatsvinden hebben potentieel om te leiden tot vriendschappen of nieuwe contacten, maar dienen naar mijn idee niet geforceerd te worden.

Er kan daarom geconcludeerd worden dat de motivaties voor de 'originele bewoners' om op nationalistisch populistische partijen te stemmen, voortkomt uit een gevoel van verlies en vervreemding, waarbij het gevoel in te steek gelaten te worden door de gemeente

frustraties oplevert. De problematiek die zij ervaren in de wijk wordt echter enkel

geadresseerd en benoemd door nationalistische populistische partijen, zij het met een totaal gebrek aan nuance. Het levert voor de 'originele bewoners' een dilemma op, waar de afkeer die wordt gevoeld bij het nationale integratiediscours het wint van het gebrek aan nuance van de nationalistisch populistische partijen. Daarnaast wordt het gevoel van verlies en het in de steek gelaten worden enkel gesterkt door de manier waarop de 'originele bewoners' worden geridiculiseerd, waar er vaak over hen wordt gesproken als 'domme, boze mensen', die 'slecht geïnformeerd' zijn en die zich 'kapot zouden moeten schamen' om hun stem voor een

64

Naar mijn mening, en na het intensief spreken van al deze 'originele bewoners', wordt het daarom tijd dat de aanhangers van nationalistisch populistische partijen worden erkend in hun menselijkheid, waarbij een verschuiving plaatsvindt van 'etnische' problematiek naar een gevoel van verlies. Ook ikzelf ben aan dit onderzoek begonnen door via een etnische lens de problematiek in de wijk te benaderen. Voor mijzelf had de verandering in deze zienswijze nooit plaats kunnen vinden wanneer ik niet de kans had gehad dit onderzoek uit te voeren, en