• No results found

1.3 'Onze' wijk

2.2 Een geconstrueerde geschiedenis

2.2.1 De wikkel van ruimte-tijd

De 'originele bewoners' van Utrecht Overvecht refereerden in hun verhalen over de wijk altijd naar de situatie van 'hoe het vroeger was'. Deze verhalen stamden altijd uit de tijd dat Utrecht Overvecht net af was, nog voor dat de 'buitenlanders' kwamen. In gesprek met de bewoners leek er consensus te zijn over hoe de wijk er volgens hen vroeger uitzag. De wijk werd vaak beschreven als een groene wijk, waar men vredig met elkaar samenleefde. Zo vertelde Henk:

Vroeger, vroeger was het gewoon mooi hier. Werd er met de wijk omgegaan zoals je er mee zou moeten omgaan. Dan kan je zeggen, dat is niet zo. Nee. Dat was echt zo. Kan je nu niks meer bij voorstellen hè. Zo vaak heb ik met buren lekker in het park gezeten, en we hadden een haag die we samen onderhielden. Nou. Op een gegeven moment was dat klaar, want zo'n rotjochie, een Turk of Marokkaan, had die hele haag in de fik gestoken. Door al dat soort ongein is iedereen hier weggegaan. En ik ben gebleven. Met de buitenlanders.

Doreen Massey (1995) beschrijft dat gebruikers van een plek vaak pogingen

ondernemen om een plek te karakteriseren, of om een specifieke betekenis toe te kennen aan een bepaalde plek. Massey beargumenteert dat dit vaak wordt gedaan om een bepaalde samenhang en stabiliteit te creëren voor de gebruikers van de plek. Hoewel het voor de gebruiker van een plek houvast kan creëren, geeft dit verhaal over de plek vaak een

gereïficeerd beeld van de plek. Het verleent namelijk zijn karakteristieken aan een bepaalde plek op een bepaald moment. Dit geeft volgens Massey enkel een fractie weer van de hele geschiedenis van de plek, waarbij de plek wordt benaderd alsof deze een vaststaande

betekenis heeft en altijd al heeft gehad. Deze fractie in de geschiedenis waar in het heden naar wordt gerefereerd om een bepaalde betekenis toe te kennen aan een plek noemt Massey een wikkel van ruimte-tijd10 (Massey 1995:188).

Er zou dus beargumenteerd kunnen worden dat in de verhalen die worden verteld over de wijk er gebruik wordt gemaakt van een wikkel van ruimte-tijd door de 'originele

bewoners'. Deze wikkel van ruimte-tijd verschaft de 'originele bewoners' betekenis over de wijk en het gevoel van gemeenschap dat wordt gereproduceerd in het heden. De

herinneringen die refereerden aan deze wikkel van ruimte-tijd, leken van essentieel belang te

10 Vertaald: space-time envelope

36

zijn voor de 'originele bewoners' om de verandering in de wijk te duiden en te begrijpen. Martha vertelde bijvoorbeeld:

Als ik nu het winkelcentrum in ga dan denk ik ook van onee, onee onee. Liever niet. Als je kijkt wat er buiten zit hier, nu bij het restaurant, dat was altijd leuk. Altijd leuke mensen. Zwaaien, Nederlanders. En nu stikt het van de Marokkanen daar. Omdat die zaak verkocht is aan een Marokkaan. Daar gaan wij toch niet zitten?

Blijkbaar heeft Martha het gevoel dat er vroeger 'leuke' Nederlanders zaten die volgens de Nederlandse normen en waarden, door te zwaaien naar elkaar, samenleefden. Daarnaast identificeert zij zichzelf met de 'leuke' Nederlanders door te praten over zichzelf in de 'wij' vorm. Naast dat de specifieke wikkel van ruimte-tijd een bepaald beeld bevat van de wijk, lijkt het ook te functioneren als een middel voor de identiteitsconstructie van de 'originele bewoners'. Het bevat de oorsprong van de constructie van een gemeenschap waarbij er symbolische grenzen getrokken worden tussen de 'Hollanders' en de 'buitenlanders'.

Een voorbeeld waarbij het delen van herinneringen wordt aangevoerd als middel om betekenis te geven aan de eigen identiteit, kwam ik tegen bij de 'oude mannenclub'. Henk van de Buurtmobiel wees me erop dat één keer per maand een groep oudere mannelijke 'originele bewoners' bij elkaar komen in buurtkamer de Kater, om te praten over 'dagelijkse zaken'.

Toen ik binnenkwam zat er al een aantal mannen aan tafel in een grote kring. Één voor één druppelden ze binnen, de een wat beter ter been dan de ander. Toen het gezelschap

eenmaal compleet was, en er rond de twintig man aan tafel zat, nam Coen, de voorzitter van de groep, het woord. Hij opende het gesprek, en stelde voor een ronde te doen waarbij de deelnemers konden vertellen hoe het met ze was. Er werd onder andere gesproken over de vrouw van Frans, die onlangs is overleden. 'Gelukkig hebben we elkaar nog, Frans.

Sommigen van ons weten inderdaad hoe het is om je vrouw te verliezen.' zegt Coen, waarop er instemmend wordt geknikt door een paar leden. 'Het maakt je eenzaam. Maar wij kunnen je gelukkig wel een beetje steunen.'

Naderhand sprak ik Coen over zijn motivatie om deze groep te starten. Hij vertelde me over de wens om met mannen bij elkaar te zijn die 'elkaar nog begrijpen'. 'Weet je, wij weten nog hoe het vroeger was. Dat moeten we niet vergeten, zeker niet nu de wijk zo veranderd is.' Hij vertelde mij dat zijn Marokkaanse buurman ook eens interesse had getoond in het

lidmaatschap van de groep. Hij had hem echter het lidmaatschap geweigerd, omdat je voor het lidmaatschap een geboren en getogen Utrechter moet zijn, die kan meepraten over hoe het

37

vroeger was. Coen: 'Kijk, het is misschien wel jammer voor die man, maar voor hem zou er ook niks aan zijn omdat hij niet met ons mee kan praten en ook weinig in kan brengen.'

Het lijkt erop dat het delen van de herinneringen over vroeger enkel bestemd is voor de 'originele bewoners' die er langer wonen. Dit betekent tegelijkertijd dat het aanvoeren van deze symbolische grens zorgt voor een proces van uitsluiting: de Marokkaanse buurman kon geen lid worden van deze groep 'originele bewoners', omdat hij niet kan delen in de

herinneringen van vroeger: simpelweg omdat hij er toen nog niet woonde. Blijkbaar voelen de 'originele bewoners' de behoefte herinneringen te blijven delen met elkaar over hoe de wijk ooit was. Dit zorgt ervoor dat er een scheiding ontstaat tussen de 'gevestigden' en de

'buitenstaanders', in plaats van een scheiding puur op basis van etniciteit.

2.2.2 De gevestigden en de buitenstaanders

Elias en Scotson (1965) beschrijven in het boek The Established and the Outsiders dat bewoners die zich als eerste in een gebied vestigen, vaak de tijd hebben gehad om een

tamelijk vast gemeenschapsleven te ontwikkelen met eigen tradities en omgangsnormen. Met de komst van nieuwe bewoners worden de gevestigde bewoners geconfronteerd met het feit dat de nieuwe bewoners tot op een zekere hoogte verschillen in hun kijk, manieren en overtuigingen van de gebruikelijke en gewaardeerde manier van samenleven van de gevestigden11. Dit zorgt vaak voor spanningen tussen de gevestigden en buitenstaanders12, waarbij de gevestigden vaak de normen voor de manier van leven die zich tussen hen heeft ontwikkeld willen behouden (Elias & Scotson 1965: 148).

Dit resulteert in een symbolische grensvorming van een gemeenschap, waarbij de 'oude' of 'traditionele' levensvormen worden aangevoerd als symbolische grens. Hierbij benadrukken de gevestigden dat de buitenstaanders zich moeten conformeren aan hun regels, omdat zij hun eigen regels beschouwen als de meest geldige. In het geval van Utrecht

Overvecht was dit een vaak terugkomend thema. Zo vertelde Corien over een incident met een 'buitenlandse' jongere:

11

Vertaald: established 12 Vertaald: outsiders

38

Als ze in het postkantoor achter je stonden te kijken zo op je spaarboekje en je vroeg of ze achter de streep wilde blijven, dan discrimineerde je. Ja ik was een keer heel kwaad en toen heb ik ook, ja ik ben naar het postkantoor teruggelopen want ik wilde even met een jongen praten, het kon me geen pest schelen. Ik zeg moet je eens goed luisteren, als het je niet bevalt, moet je opdonderen naar waar je vandaan komt. Ja!

Corien werd in dit voorbeeld boos omdat er naar haar mening niet de gevestigde normen en waarden werd nageleefd door de buitenstaander. Elias en Scotson benadrukken dat de gevestigden ten opzichte van de buitenstaanders zich vaak op een manier profileren

waarbij ze zichzelf als 'meer geïntegreerd' of 'met meer kennis' aanmerken, omdat ze voelen dat de buitenstaanders een bedreiging vormt voor hun gevestigde manier van leven (ibid.: 149). Ook in Overvecht voelden de 'originele bewoners' de noodzaak om te benadrukken dat het 'hun wijk' was, met 'hun regels', die nageleefd dienen te worden. In het voorbeeld

hierboven wordt hierdoor een symbolische grens getrokken tussen 'wij', de 'originele

bewoners' en de gevestigden,versus de 'zij', 'de buitenlanders' of 'de buitenstaanders', die weer terug zouden moeten keren waar ze vandaan kwamen.

Ook Martha construeert een duidelijke symbolische grens tussen zichzelf en de 'buitenlander'. In een interview spreekt zij steeds van 'rustige' buurten, en 'onrustige buurten' in Overvecht. Wanneer ik haar vraag om aan te geven op een kaart van de wijk waar deze buurten zich bevinden in Overvecht, schakelt ze snel van 'onrustig' en 'rustig' naar 'donker' en 'Nederlands'. Terwijl ze de kaart inkleurt vertelt ze me: 'Ja, hier, deze buurt is ook helemaal donker, vaak veel aan de hand. Zit het vol van de buitenlanders.' De manier waarop Martha over de 'buitenlanders' praat is anders dan waarop ze over de 'Nederlanders' praat. Zo zegt ze over een stuk bij de Einsteindreef: 'Ja, dat is nog wel een goed stuk, daar zitten nog wel wat Nederlanders. De Farodreef ja, dat was goed. Maar daar worden nu huizen verkocht aan donker getinten, daar klaagde laatst Trudie nog over.' Wanneer ik vraag waarom Trudie dat vervelend zou vinden antwoord Martha: 'Ja dat zou je toch ook vinden als je daar je hele leven al woont in zo'n leuk huis en er komt een buurman ernaast die misschien lawaai maakt. Als ze rustig zijn heb je er geen last van, maar als er hele families binnen drommen en er weer uit...'

Het hele interview lang categoriseerde ze de 'buitenlander' als tegengestelde van de 'Nederlanders'. Waar de 'buitenlanders' woonden waren de buurten 'prut', 'een verschrikking' en 'verschrikkelijk'. De buurten waar er overwegend veel Nederlanders wonen classificeerde ze als 'goed', 'rustig' en als 'een nette buurt.' De 'originele bewoners' benadrukken hun eigen identiteit door uitspraken te doen over de 'ander'. Door het definiëren van de buitenstaander

39

wordt er tegelijkertijd benadrukt welke kenmerken de eigen gemeenschap niet bevat (Eriksen 2015[1995]: 332; Blokland 2003). Hoewel etniciteit dus wel een rol speelt bij het benoemen van de 'ander', worden de 'buitenlanders' vaak door de 'originele bewoners' gezien als een coherente groep, waarbij er door de 'originele bewoners' geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende etnische groepen. Vaak werden 'buitenlanders' in gesprekken aangeduid als 'anders', waarbij het 'anders' zijn vaak een negatieve connotatie had. De 'buitenlander' werd vaak gecategoriseerd als 'vies', 'onrustig', 'onbeschoft', 'onopgevoed' en 'crimineel'. De eigen gemeenschap werd echter vaak aangeduid als 'Hollands', 'gezellig', 'netjes', 'goed' en 'beschaafd'.

Er kan dus geconcludeerd worden dat er aan de hand van herinneringen die stammen uit een specifieke tijd, wikkel van ruimte-tijd, er symbolische grensvorming optreedt. Hierbij wordt er gedifferentieerd tussen de 'gevestigde' 'originele bewoners', en de 'buitenstaanders', ofwel de 'buitenlanders'. De identiteitsconstructie die hieruit voortvloeit blijkt complex en niet in één zin te vangen, maar lijkt te opereren als een spiegel: zolang het maar als

tegenovergestelde wordt geformuleerd ten opzichte van 'de buitenlander'. Op deze manier wordt er een gevoel van gemeenschap geconstrueerd in het heden waarbij degenen die kunnen delen in de herinnering aan vroeger direct tot de gemeenschap gerekend worden. Omdat de buitenstaanders niet kunnen delen in deze herinnering, vormt de herinnering aan vroeger een essentiële factor in het grensvormingsproces.