• No results found

Naast de graven waarin Romeinse glasscherven aanwezig waren (zie infra), is in 12 Broechemse grafcontexten vroegmiddeleeuws glazen vaatwerk vastgesteld. In de meeste gevallen gaat het om scherven (graven 188, 397, 356, 279) of sterk gefragmenteerd vaat­ werk waarvan de vorm niet meer te reconstrueren is (graf 159 met de bodem van een bruin glas en graf 95 met een randfragment en 10 bijhorende randscherven). Dit fenomeen is vast te stellen in

alle Europese grafvelden.100 De 6 overige stukken zijn intact of

quasi intact. Het gaat om 3 bekers nl. Een stortbeker (Sturzbecher) uit graf 117 (fig. 6.22), een tuimelbeker uit graf 2 (fig. 6.23) en een spitsbeker uit graf 249 (fig. 6.24), 2 schaaltjes uit graven 397 en 328 (fig. 6.25: A en B) en een bolwandig potje in bruin glas uit graf

456 (fig. 6.26).101 In drie gevallen (graven 117, 249 en 397) betrof

het een vrouwengraf, in een geval een mannengraf (graf 328) en in het laatste geval mogelijk een kindergraf (graf 456). Met zes stuks glazen vaatwerk tegenover 193 in situ gevonden potten in aardewerk maakt het glaswerk slechts 3,10% uit van het globale vaatwerk uit de graven. Dit lage cijfer stemt overeen met de alge­ mene cijfers in de studie van Maul hoewel er natuurlijk regionale

verschillen zijn.102 Het beperkte aantal glazen vaatwerk laat geen

zinnige uitspraken toe over een gender gerichte verspreiding in de graven. Mauls studie heeft aangetoond dat, alhoewel in vele Europese grafvelden het geslacht niet altijd te bepalen is, glas­ werk in het algemeen toch vooral in graven van vrouwen wordt geplaatst. Bepaalde glastypes lijken evenwel beperkt tot mannen­ graven zoals de drinkhoorns en de zgn. Rüsselbecher (beide niet

aanwezig in Broechem).103 De verklaring waarom meer glazen reci­

piënten in vrouwengraven aanwezig zijn, zou te zoeken zijn in het feit dat de vrouwen een belangrijke functie had in de voorbe­ reiding van en het uitdelen van drank tijdens de drinkgelagen die

het niveau van ‘serveren’ duidelijk oversteeg.104 In kindergraven

bevinden zich meestal kleiner glazen vaatwerk.105 Dit lijkt ook

het geval in Broechem met het kleine bolronde potje in graf 456. De datering van de graven met glaswerk reikt van de tweede helft van de 5de eeuw tot het begin van de 7de eeuw. Deze verspreiding stemt overeen met wat elders is vastgesteld: vanaf de 7de eeuw

komt glazen vaatwerk nauwelijks nog voor in grafvelden.106

De Broechemse exemplaren bevonden zich allemaal aan het voeteneinde van de kist, op het schaaltje in graf 397 na, dat aan het hoofdeinde gedeponeerd was. De depositie van glaswerk aan het

voeteneind lijkt algemeen verspreid in Europa.107

Slechts in twee gevallen kwam naast het glazen vaatwerk nog een pot in aardewerk voor (in graven 117 en 397). Dit ligt in de lijn van de tellingen m.b.t. het aardewerk. Meestal was dus 1 stuk vaatwerk

meegegeven, hetzij in glas, hetzij in aardewerk. Tot dezelfde vast­

stelling kwam Maul.108

Glazen vaatwerk moet in de regio Broechem een uitzonder­ lijk product geweest zijn, dit in tegenstelling tot de grafvelden in de Maasvallei (bijv. Hamoir) en de Rijnvallei waar glaswerk in

grote getale aanwezig was.109 De studie van Maul bevestigt deze

schaarse aanwezigheid in de noordelijke Scheldevallei.110 Glazen

vaatwerk geldt algemeen als rijkere bijgaven en zou deel uitmaken van drankfestijnen die een bijzondere betekenis hadden in de

Germaanse wereld.111 De bodemvormen van de meeste glazen reci­

piënten zijn immers verre van stabiel en konden enkel gevuld in de hand genomen worden en leeg omgekeerd neergezet worden.

Dit laat enkel een functie als drinkgerei toe.112 Alleen de schaal­

tjes kunnen naast drinkgerei nog een bijkomende functie gehad hebben: in sommige grafvelden bevatten ze resten van voedsel.

Archeometrische analyses op het glas kunnen niet alleen meer info geven over de technieken van de glasproductie, maar ook de herkomst van de voorwerpen uit de Broechemse graven bepalen. De traditie van glasproductie stamt reeds uit de Romeinse periode en er is een duidelijke continuïteit tussen de laat­Romeinse en vroegmiddeleeuwse periode. Koch en Feyeux situeren meerdere vroegmiddeleeuwse productiecentra in Noordoost­Frankrijk meer bepaald langs de Oise (Thiérache) en tussen Maas en Aisne maar ook in de Belgische Maasvallei meer noordelijk zijn sporen

van artisanale glasproductie bekend.113 Import uit andere regio’s is

niet uit te sluiten.

(96) Mason 2008, 4; Cook 2004, 44; Lee 2007, 72-86. (97) Mason 2008, 7-18. (98) Een dergelijke opzettelijke verandering van het object is te Broechem vastgesteld bij het het aardewerk: sommige potten bleken duidelijk doorboord. (99) Vallée 2016, 44-45. (100) Maul 2002 dl. 1, 191-195. (101) Voor de typologische beschrijving van deze recipiënten zie de grafcatalogus (deel X). (102) Maul 2002 dl. 1, 187-188. (103) Maul 2002 dl. 1, 174-176. (104) Maul 2002 dl. 1, 176. (105) Maul 2002 dl. 1, 177. (106) Delrue 2005, 9. (107) Maul 2002 dl. 1, 196. (108) Maul 2002 dl. 1, 203-205. Zie evenwel het grafveld te Bergeijk waar glazen vaatwerk altijd vergezeld gaat met aardewerk (tuitpot, grote

pot en kleine beker, kleine beker en in een graf een fles, voetbeker, bolle pot en knikwandpot) (Theuws/Van Haperen 172, fig. 12.2). (109) Alénus-Lecerf 1975; 1978 en 1995 en Pirling 1966; 1974; 1979; 1989; 1997; 2000 en 2003. (110) Maul 2002, 113. (111) Ravn 2003, 134; Feyeux 2003, 239 ; Maul 2002 dl. 1, 178-182; zie ook hoofdstuk 3.8.6 supra. (112) Maul 2002 dl. 1, 14, 206-209. (113) Koch 1996, 606-608 ; Feyeux 2003, 218-221; Delrue 2005, 4-5; Péters C./Fontaine-Hodiamont 2005.

Fig. 6.20

Beslag- en hengselfragmenten van een houten emmer uit graf 512. Schaal 1:2.

Attachment and handle fragments of a wooden bucket from grave 512. Scale 1:2.

Fig. 6.21

Hengselhechting van een houten emmer uit crematiegraf 91. Schaal 1:2.

Handle attachment of a wooden bucket from cremation grave 91. Scale 1:2.

Fig 6.22

Glazen Sturzbecher uit graf 117. Schaal 1:3.

Glass Sturzbecher from grave 117. Scale 1:3.

Fig. 6.23

Glazen tuimelbeker uit graf 2. Schaal 1:3.

Glass tumble cup from grave 2. Scale 1:3.

Fig. 6.24

Glazen spitsbeker uit graf 249. Schaal 1:3.

Glass cone beaker from grave 249. Scale 1:3.

Fig. 6.25

Glazen schaaltjes uit graven 397 (A) en 328 (B). Schaal 1:3.

Glass hemispherical bowls from graves 397 (A) en 328 (B). Scale 1:3.

Fig. 6.26

Glazen bolrond potje uit graf 456. Schaal 1:3.

Glass globular beaker from grave 456. Scale 1:3.

A

6

Wapens

De aanwezigheid van wapens in de graven te Broechem was een van de criteria gebruikt om een aantal graven als ‘mannelijk’ te interpreteren. Vele auteurs veronderstellen dat alleen de vrije mannen, ook deze in een rurale samenleving, wapens droegen en de verplichting hadden hun landheer bij te staan ingeval van mili­

taire conflicten.114 Het grafveld van Broechem telt 67 wapengraven

dit wil zeggen, graven waarin nog wapens aanwezig waren (fig.

6.27 en tabel 6.4).115 Op een totaal van 79 als mannelijk herkende

inhumatiegraven betekent dit 84,81%. Op het totaal aantal inhu­ matiegraven (n= 435) betekent dit 15,40%. Deze getallen zijn zeker niet absoluut. Ten eerste is het oorspronkelijke aantal mannengraven onbekend vanwege de afwezigheid van bewaard

bot zodat geen absolute seksebepaling mogelijk is.116 Ten tweede

vertonen meerdere graven sporen van een secundaire heropening en wapens lijken een van de doelwitten geweest van deze praktijk. In oorsprong zullen dus zeker meer wapens in de graven aanwezig zijn geweest. De spreiding van de wapengraven toont in elk geval aan dat wapens tijdens de ganse gebruiksduur van het grafveld zijn

gedeponeerd in graven.117 Dezelfde vaststelling deed Härke voor

de Angelsaksische grafvelden.118 Deze onderzoeker benadrukt dat

de samenstelling van wapens in graven en de evolutie ervan naar de 7de eeuw toe enkel te plaatsen in een symbolisch en ritueel kader en het onmogelijk is om hieruit conclusies te trekken over miltaire

bewapening en oorlogsvoering in de vroege middeleeuwen.119

Zwaard

Graven met zwaarden zijn niet aangetroffen in Broechem. Vele graven zijn heropend en zwaarden kunnen een van de doelwitten van deze praktijk zijn geweest. Vooral de Noorse sagen vormen

hiervoor een belangrijke bron.120 Het zwaard kan een bijzondere

heirloom vormen en daarom geclaimd worden door de nakome­ lingen van de overledene. Vanwege de bijzondere en symbolische betekenis van zwaarden, bestaat de mogelijkheid dat ze als heir­ loom verder in gebruik bleven of op een andere manier (rivierde­

posities) gedeponeerd werden.121

Scramasax

In dertien graven was een scramasax aanwezig, wat 16,4% bete­ kent van alle vastgestelde mannengraven en 2,98% van het totaal

(114) Wickham 2010, 214; Härke 1992,22. (115) Walton Rogers herkent in haar kostuumstudie nog 3 bijkomende wapengraven op basis van de aanwezigheid van het type gordelensemble terwijl de wapens zelf niet meer aanwezig zijn, wat het aantal doet stijgen tot 70. (116) Door het onbekende aantal oorspronkelijke mannengraven is het dus onmogelijk vast te stellen of het aantal wapengraven drastisch verminderde in de 7de eeuw, zoals Härke vaststelde in het Angelsaksische gebied (Härke 1997, 6-7). (117) De meerderheid van wapengraven in fasen MA3, MA3/MR1 en MR1 wijst echter niet op een toename van wapengraven vanaf de 6de eeuw. Deze aantallen staan in verband met de gebruikspiek van het grafveld in deze periode. Ook onder het schaarsere aantal graven uit de start- en eindfase van het grafveld (resp. fasen PM/MA1 en MR2 tot MR3) bevinden zich wapengraven. (118) Härke 1992, 101. (119) Härke 1997, 1, 2-3, 13. (120) Fischer 2014, 413. (121) Kars 2011, 68.

graven met scramasax graven met umbo graven met bijl graven met lanspunt graven met pijlpunt 1 2 3 4 5 377 465 (469) 481 0 10m

Broechem

Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery < Fig. 6.27

Verspreiding van de wapengraven over het grafveld. 1: scramasax; 2: umbo; 3: bijl; 4: lanspunt; 5: pijlpunt.

Distribution of the weapon graves in the cemetery. 1: seax; 2: umbo; 3: axe; 4: lance; 5: arrow.

Grave Spear Seax/ scramasax

Axe Arrows Shield Belt set Phase PM/MA1 408 Phase MA1 348 ●●● 367 Phase MA1/MA2 307 328 336 ●●● 344 381 ●●● Phase ?MA2 33 Phase MA2 169 228 ●● 324 325 Phase MA2/MA3 129 175 227 ●● 287 317 414 Phase MA3 4 ●● 107 133 235 416 427 477 491 Phase ?MA3 178 470 ● T-shaped axe ● Large knife Tabel 6.4

De aanwezigheid van wapen en meervoudige gordelensembles in 70 graven van het Broechemse grafveld. Hieronder bevinden zich tevens enkele verstoorde graven die geen deel uitmaken van de statistische analyses.

The occurrence of weaponry and complex belt sets in 70 graves in the Broechem cemetery. This includes some disturbed graves not included in statistical analyses.

6

Fig. 6.28

Scramasax van type 56 uit graf 408. Schaal 1:3.

Seax type 56 from grave 408. Scale 1:3.

Fig. 6.29

Scramasax van type 57 uit graf 344. Schaal 1:3.

Seax type 57 from grave 344. Scale 1:3.

Phase MA3/MR1 10 36 61 ●● 74 84 109 112 118 166 ●●● 180 185 262 286 419 433 461 ●● 463 483 500 Phase MR1 1 437 ●● 478 ●● 495 508 Phase MR1/MR2 43 ●● 94 194 Phase MR2 451 ● rivets only Phase indeterminate 54 55 66 ●● 208 261 294 351 395 447 482 330 350 (MA1/MA3) ●● 48 (MA1/MR1) ●●● ● T-shaped axe ● Large knife

aantal graven (fig. 6.27: 1). De scramasaxen zijn in te delen in

volgende types (volgens het Noord­Franse systeem122: een van

type 56 (graf 408 – fig. 6.28), vijf van type 57 (graven 112, 175, 287, 328 en 344 – fig. 6.29), drie van type 58 (graven 61, 427 en 483 – fig. 6.30), een van type 59 (graf 227 – fig. 6.31) en twee van type 60 (graven 94 en 451 – fig. 6.32). Van een scramasax was alleen het heft bewaard (graf 139). Van vele van deze scramasaxen waren nog gemineraliseerde resten van het houten heft en de lederen of houten schede bewaard (zie hoofdstuk 8) en in enkele gevallen ook de met metaal verstevigde onderkant van de schede (fig. 6.29). Ook de al dan niet versierde bronzen nieten die op de schede bevestigd waren, waren in vele gevallen nog bewaard (fig. 6.33).

In graf 328 waren twee cilindervormige kralen in meerschuim bewaard die waarschijnlijk aan de schede of het heft van de scra­ masax bevestigd waren (fig. 6.34). Meerschuim is een grondstof uit het Middellandse­Zeegebied of Moravië (oostelijk gebied van Tsjechië) en komt in Merovingische graven voor in de vorm van zwaardkralen (zie hoofdstuk 8). In dit graf staan de kralen duide­ lijk in relatie tot de scramasax. Een van de kralen is versierd met een vergulde spiraaldraad. De aanwezigheid van deze zeldzame kralen, verschaft dit graf een zekere status. Een gelijkaardig voor­ beeld van een scramasax met zgn. ‘zwaardkraal’ is bekend uit het

Angelsaksische gebied.123 Op het exemplaar uit graf 451 na dat in

de 7de eeuw te dateren is, waren al deze wapens in gebruik gedu­ rende de 6de eeuw.

In acht gevallen was de scramasax ter hoogte van de linker arm in het graf gedeponeerd, in twee gevallen (graven 175 en 408) lag het wapen ter hoogte van het linker onderbeen, in graf 287 lag het dwars op de borst en in graf 344 dwars op het bekken. In het heropende graf 139 lag het vermoedelijke heft ter hoogte van het hoofd (blad niet bewaard of weggenomen). De positie op of naast het bovenlichaam laat veronderstellen dat het wapen aangegord was rond het middel. De positie ter hoogte van de onderbenen wijst op een onafhankelijke depositie van het wapen, al dan niet met gordel, in de kist naast het lichaam. Bij de aangegorde saxen zijn meestal ook de gesp en bijhorende riembeslagen bewaard, hetzij in een koperlegering hetzij in ijzer (fig. 6.35 en fig. 6.36). De jongere ijzeren exemplaren waren soms versierd met zilver­ en of koperinleg (fig. 6.37).

Umbo

Slechts in vier graven waren resten van een schild aanwezig, dus 0,91 % van alle graven of 5,06 % van de mannengraven (fig. 6.27: 2). In drie gevallen was de ijzeren schildknop al dan niet met resten van de ijzeren handgreep bewaard (graven 1, 437 en 495, resp. figuren 6.38, 6.39 en 6.40) en in een graf waren alleen de resten van de ijzeren handgreep bewaard (graf 414). Deze schildknoppen zijn vervaardigd uit ijzer en zijn in zeer slechte conditie aan het licht gekomen. Andere exemplaren zijn mogelijk niet opgemerkt

(122) Legoux et al. 2006. (123) Härke 1992, 90.

Grave Spear Seax/ scramasax

Axe Arrows Shield Belt set

Fig. 6.32

Scramasax van type 60 uit graf 451. Schaal 1:3.

Seax type 60 from grave 451. Scale 1:3.

Fig. 6.30

Scramasax van type 58 uit graf 61. Schaal 1:3.

Seax type 58 from grave 61. Scale 1:3.

Fig. 6.31

Scramasax van type 59 uit graf 227. Schaal 1:3.

Seax type 59 from grave 227. Scale 1:3.

Fig. 6.33

Bronzen niet op resten van schede op de sax van graf 451. Schaal 2:1.

Button in copper alloy on seax sheath from grave 451. Scale 2:1.

Fig. 6.34

Kralen in meerschuim bij sax uit graf 328. Schaal 1:1.

Beads in Meerschaum from sax of grave 328. Scale 1:1.

Fig. 6.35

Gesp in koperlegering van riem uit graf 139. Schaal 1:2.

Buckle in copper alloy from belt of grave 139. Scale 1:2.

Fig. 6.36

IJzeren gesp en riembeslag met bronzen nieten uit graf 94. Schaal 1:2.

Iron buckle and belt attachments from grave 94. Scale 1:2.

Fig. 6.37

Met zilver en koperlegering ingelegde ijzeren gesp, tegenplaat en riembeslag uit graf 451. Schaal 1:2.

Silver and copper alloy inlaid iron buckle and belt attachments from grave 451. Scale 1:2.

6 wegens de al te slechte bewaring en volledige desintegratie van het

metaal. Het schild zelf dat uit hout en leder moet hebben bestaan, was in geen van de gevallen bewaard gebleven. Een maal zijn nog gemineraliseerde houtresten in de ijzercorrosie vastgesteld, het betrof hier els (zie hoofdstuk 8).

De drie umbo’s zijn te definiëren als Siegmunds type Sbu5, later door Müssemeier et al. 2003 bijgesteld als Sbu5A en zijn in de 7de

eeuw te dateren.124 De umbo’s zijn dus afkomstig uit de jongere

fase (oostelijk gelegen graven) van het grafveld. De handvaten zijn

alle van Dickinsons type IIIb.125

De vier schilden bevonden zich steeds ter hoogte van het onder­ lichaam, meer bepaald de benen, wat er op wijst dat het schild bovenop de benen van de overledene werd gelegd. In graf 437 lag de schildknop ondersteboven waaruit mogelijk af te leiden dat het schild rechtop tegen de kistwand is geplaatst en later omge­ vallen is. Dergelijke posities zijn nog vastgesteld in meerdere Angelsaksische grafvelden maar tevens is er gebleken dat er heel

wat lokale varianten van toepassing zijn geweest.126

De schaarse aanwezigheid van schilden in het grafveld van Broechem staat in schril contrast met de toestand in het Angel­ saksische gebied waar 25% van de mannelijke inhumaties vergezeld

is van een schild.127 Härke stelde echter vast dat op het continent

heel wat minder schildbijzettingen voorkomen. Omdat hij de aanwezigheid van een schild in een graf als symbolisch element interpreteert, veronderstelt hij dat op het ‘Frankische’ continent

een ander type wapen het schild zou vervangen hebben.128 De

symbolische betekenis tracht Härke te verklaren in het feit dat in het Angelsaksische gebied graven met schilden nauwelijks andere offensieve wapens bevatten. Dit blijkt ook het geval te Broechem waar slechts twee graven naast een schild ook andere wapens bevatten namelijk graf 414 met een pijlpunt en graf 437 met een pijlpunt en een lans of twee pijlpunten. Volgens Härke zouden de graven met schild zonder begeleidende offensieve wapens de

‘schildstatus’ van de overledene weergeven.129 Deze ‘schildstatus’

zou vooral te maken hebben met leeftijd: op enkele uitzonderingen na komen schilden steeds voor in graven van volwassen mannen. Schild en speer zouden het symbool zijn van mannelijkheid in de

Germaanse maatschappij.130 Rijk afgewerkte schilden zouden dan

weer een elitaire verwijzing zijn naar koninklijke macht.

Bijl en franciska

Het grafveld van Broechem leverde tien bijlen op (12,65% van de mannengraven of 2,29% van het totaal aantal inhumatiegraven – fig. 6.27: 3) die typologisch als volgt zijn in te delen: een franciska

van het Noord­Franse type 1131 of het Nederrijnse type FBA 1.1132

uit graf 208 (fig. 6.41); vier franciska’s van type 2 of type FBA1.2 uit graven 336, 344, 348 (fig. 6.42) en 367; een franciska van type 3 of FBA1.3 uit graf 228 (fig. 6.43); twee franciska’s van type 4 of FBA2.1 uit graven 43 (fig. 6.44) en 227; een bijl van type FBA2.2 uit graf 381 (fig. 6.45) en een zgn. Schaftlochaxe van type 6 of FBA3 uit graf 232 (fig. 6.46).

De chronologische spreiding van de graven met bijlen loopt van de tweede helft van de 5de eeuw (type 1 of FBA1.1), het einde van de 5de en het begin van de 6de eeuw (type 6 of FBA3 en type 2 of FBA1.2 en FBA2.2), de 6de eeuw (type 3 of FBA1.3) en het einde van de 6de tot de eerste helft van de 7de eeuw (type 4 of FBA2.1). Graven met bijlen komen dus voor gedurende de ganse gebruiks­ duur van het grafveld maar met een zwaartepunt in de 6de eeuw.

De schachtgaten bevatten in de meeste gevallen nog houtresten van de steel. Van zeven bijlen was het mogelijk de houtsoort te bepalen. In vijf gevallen was de steel vervaardigd uit hulst, in een geval uit gewone es en in een geval uit hazelaar (zie hoofdstuk 8).

In de ligging van deze wapens in de kist is zeker een patroon terug te vinden maar deze heeft geen chronologische waarde. Drie bijlen lagen langs het rechterbeen, drie bijlen lagen aan de rechter­ kant van het hoofd of schouder, een bijl lag langs het linkerbeen en van drie bijlen is de positie onbekend omdat het graven betreft die door de eigenaar van een van de percelen is uitgegraven zonder

nauwkeurige registratie. Van de bijlen die langs het been lagen, lag het handvat richting hoofd (mogelijk ter hoogte van de rechter­ hand). Van de bijlen die naast het hoofd lagen, wees het handvat naar de voeten. Er was duidelijk een voorkeur voor de rechterzijde van het lichaam.

Op graf 169 na, bevatten alle andere graven naast bijlen nog andere wapens. In twee gevallen een scramasax maar meestal een lanspunt en/of een of meerdere pijlpunten.

De franciska is een werpwapen of werktuig dat over het ganse vroegmiddeleeuwse Europa verspreid was en dus geen etnische

banden heeft.133 De types die in Broechem aanwezig zijn, beant­

woorden aan de types A en B die Hübener onderscheidde.134 De

verspreiding van deze types ligt in het gebied tussen Moezel, Rijn en Schelde. Onder Hübeners vorm A zijn de oudste types terug te vinden die te relateren zijn aan beslagloze gordelgespen. Onder vorm B zijn de jongere types aanwezig die gevonden worden met meerdelige gordelgarnituren. De Schaftlochaxe uit graf 232

beantwoordt aan Hübeners type F. Het gebruik van de bijl en fran­ cisca is volgens Hübener beperkt tot de late 5de eeuw, de 6de eeuw

en het begin van de 7de eeuw.135 De vondsten uit Broechem lijken

dit te bevestigen: de meeste bijlen zijn te dateren vanaf het einde van de 5de en in de 6de eeuw. Hübener en Härke stellen dat de

scramasax en het zwaard de bijl opvolgen als wapen.136 Twee bijl­

graven te Broechem bevatten eveneens een scramasax maar slechts een ervan hoort tot een jonger type. De aanwezige scramasaxen te Broechem dateren voor het grootste deel in de 6de eeuw maar eerder in de tweede helft. Twee scramasaxen zijn in de 7de eeuw te plaatsen. Dit lijkt dus de stelling van Hübener en Härke niet tegen te spreken.

Lans

De opgravingen te Broechem leverden 39 ijzeren lanspunten op waaronder een losse vondst en vier exemplaren waarvan het niet mogelijk was het object te definiëren als lans­ of pijlpunt of als

(124) Siegmund 1998, 109; Müssemeier et al. 2003, 52-53. (125) Dickinson/Härke 1992, 24-25. (126) Dickinson/Härke 1992, 65; Härke 1992, 125. (127) Dickinson/ Härke 1992, 1. (128) Dickinson/Härke 1992, 69-70. (129) Dickinson/Härke 1992, 67. (130) Dickinson/Härke 1992, 68-69. (131) Legoux et al. 2006. (132) Siegmund 1998.

(133) Hübener 1980, 67. (134) Hübener 1980, 69-82. Hübener baseert de onderverdeling van zijn hoofdtypes en de verspreiding ervan op de verhouding tussen gewicht van