• No results found

De chronologische ontwikkeling van het grafveld

De analyse van de topografie van het grafveld kan het beste plaats­ vinden nadat de chronologische ontwikkeling van de begravingen (globaal) beschreven is. Van een groot aantal graven is op basis van de grafvondsten bepaald tot welke fase of fasen van het chrono­ logiesysteem van Legoux, Périn en Vallet het graf behoort (voor deze fase­indeling zie de inleiding van hoofdstuk 6). Omdat aan objecten meestal geen nauwkeurige datering kan worden gegeven is het zelden mogelijk een graf aan één enkele fase toe te wijzen. Graven hebben dus meestal een meer ruime datering die zich over twee of drie fasen uitstrekt. Het gevolg is dat reeksen graven een datering hebben die overlappen met die uit oudere en jongere fasen. Groepen graven dateren bv uit MA1 tot MA3, MA2 en MA3, MA2 tot MR1. Een graf uit MA2 kan dus in verschillende groepen zitten. Door het overlappen in tijd van de opeenvolgende groepen

(10) De Haas 2015. (11) Te Meer zijn crematiegraven uit de vroege middeleeuwen nabij een ijzertijdnederzetting aangetroffen (Van Impe/Roche 1977); het Merovingisch grafveld op de Eindhovenakker te Brecht (de Loë/Rahir 1914) was gelegen naast een urnenveld uit de ijzertijd (Van Impe 1976, 16-21). Recentelijk zijn Merovingische graven opgegraven aan de Mussenhoevelaan te Boechout waar binnen hetzelfde areaal ijzertijdbewoning aanwezig bleek (nog geen publicatie beschikbaar).

Fig. 9.1

A/B IJzertijdaardewerk uit ijzertijdkuil 1 (Schaal 1:3).

Iron age ceramics from Iron Age pit 1 (Scale 1:3)

(12) De Haas 2015. (13) Williams 1997, 26 en 1999, 62; Goldstein 1981, 59. Dit gebeurde overigens ook reeds in de Romeinse periode: Annaert et al. 2012A, 76. (14) Effros 2001, 100; Willams 1999, 81; Williams 2006, 26, 183-185. (15) Willams 1997, 3, 21-26 en 1999, 57-58. (16) Van Doorselaer 1977, 209. (17) Williams 1999, 62-75; Williams 2006, 185-187; Brookes S. 2007. (18) Williams 1997, 9.

9 geven zij dus wel een trend in de chronologie van begraven weer,

maar de meeste groepen omvatten dus in principe graven die ook in andere groepen ondergebracht zouden kunnen zijn. Graven uit de fase MA2 kunnen in bovenstaand voorbeeld in drie groepen zitten. Het is dus niet goed mogelijk aan te geven welke graven bijvoorbeeld uitsluitend tot de fase MA2 behoren. Wel is het moge­ lijk alle groepen graven bijeen te nemen en op een kaart te plaatsen die graven van de fase MA2 bevatten, maar dit geheel kan dus ook graven uit andere fasen bevatten.

In wat volgt is van de laatste methode afgezien omdat het hier nu vooral gaat om een chronologische trend te laten zien. Het onderzoek naar de chronologie van het grafveld wordt zeker niet

als afgerond beschouwt, mede omdat de verwachting is dat het 14C

onderzoek van crematiegraven nog verder ontwikkeld zal worden. Onderstaand beeld is dan ook vooral gebaseerd op de datering van de inhumatiegraven zoals die nu is vastgesteld. Ook hierin kan toekomstig onderzoek nog veranderingen aanbrengen, hoewel het niet waarschijnlijk is dat de algemene chronologische trend nog grote wijzigingen zal ondergaan. Dat komt ook omdat enkele jongere groepen ook stratigrafi sch jonger zijn dan oudere graven.

In fi guur 9.3 zijn alle graven waaraan een datering is gegeven op de plattegrond van het grafveld weergegeven. Een eerste blik laat al zien dat er belangrijke chronologische verschillen bestaan tussen diverse delen van het grafveld. Hieronder zullen aan de hand van een aantal kaartbeelden de chronologische ontwikkeling worden besproken. Op iedere kaart is een aantal van de in fi guur 9.3 weergegeven chronologische groepen samengevat.

De oudste graven op het grafveld dateren uit de vijfde eeuw (fi g. 9.4: A). Het crematiegraf met de Schalenurne (nr 377) dateert in de

eerste helft van de vijfde eeuw. De 14C dateringen van het menselijk

en dierlijk bot hebben evenwel een ruime marge van de eerste helft van de vijfde tot het midden van de zesde eeuw. Andere crema­

tiegraven hebben eveneens een 14C datering met een ruime marge

van eerste helft vijfde eeuw tot midden zesde eeuw. Het is dus niet mogelijk nauwkeurig aan te geven wanneer in de vijfde eeuw de begravingen op het grafveld aanvangen. De Schalenurne staat een datering in de eerste helft van de vijfde eeuw toe. Het is evenwel de vraag of er vanaf dat moment ononderbroken op het grafveld is begraven. De oudste inhumatiegraven kunnen niet nauwkeu­ riger dan aan fasen PM (graf 402), PM­MA1 en PM­MA2 en MA1 worden toegewezen. Aangenomen mag worden dat ergens in de tweede helft van de vijfde eeuw er zeker op het graveld wordt begraven. Of dit al rond het midden van de vijfde eeuw is of pas later in de vijfde eeuw, zoals op zo vele grafvelden kan niet met

zekerheid gezegd worden. De oudste graven bevinden zich dus in het uiterste noorden van het latere grafveld areaal. Er lijkt nog weinig structuur in de onderlinge ordening van graven aanwezig te zijn. Als men de graven die zeker aan fase MA1 (lichtblauw) weg denkt dan ontstaat er een westelijk groepje met verschillende oriënteringen en een oostelijk groepje met min of meer west­oost georiënteerde graven waarvan er drie dicht bijeen zijn gelegen. Crematie en inhumatie vinden beide plaats. De graven uit fase MA1 (lichtblauw) lijken een trend weer te geven naar begraving in rijen die zowel noord­zuid als west­oost gericht zijn (zie infra).

In de volgende fasen MA1­MA2, MA1­MA3, MA1­MR1 en MA2 zien we dat er zowel in de noordelijke zone werd begraven, maar ook dat men graven meer naar het zuiden heeft aanlegd (fi g. 9.4: B). Twee groepen graven hebben een lange looptijd (MA1­ MA3 en MA1­MR1). Het gaat respectievelijk om 4 graven en 1 graf. Mogelijk behoren deze graven tot de jongste fasen van deze groep en blijft men aanvankelijk (fasen MA1 en MA2) nog vooral in de noordelijke zone begraven. Het is echter niet uitgesloten dat men al vroeg ook tot aan de zuidelijke rand van het grafveld areaal begon doden te begraven. Waarom deze spreiding plaats­ vond moet onderwerp van verder onderzoek zijn. In de noorde­ lijke zone sluiten de graven aan bij de rijen uit de voorgaande fasen. Het is evenwel niet zo dat alleen in één richting werd uitgebreid. Het lijkt er op dat men nog tussen graven uit vorige fasen heeft begraven. Dat kan gezichtsbedrog zijn omdat graven uit fase MA1 zowel op de vorige kaart als op deze kaart staan. Graven uit fase MA1 op deze kaart kunnen even oud of ouder zijn dan die op de vorige kaart.

In de volgende fasen MA2, MA2­MA3 en MA2­MR1 zien we nog graven aangelegd in de noordelijke zone maar vooral graven in de centrale/zuidelijke zone (fi g. 9.4: C). In die centrale/zuide­ lijke zone liggen de graven vooral in het oostelijke deel van het latere grafveldareaal. Er kan nu ook een licht verschil in oriëntatie worden waargenomen tussen de noordelijke en centrale/zuidelijke zone. In de noordelijke zone liggen de graven zuidwest­noord­ oost, in de centrale zone liggen de graven redelijk west­oost, maar in het zuiden komen ook andere oriëntaties (globaal zuid­noord en zuidwest­noordoost) voor met name in fase MA2­MR1. Wellicht behoren de graven met deze afwijkende oriëntatie tot de jongste fase in deze chronologische groep (MR1?). Twee graven aan de oostelijke rand van het grafveldareaal hebben een zuid­noord oriëntatie. Daar lijkt men dus rekening te houden met een soort grens of fysieke beperking van het grafveldareaal. In het centrale deel lijken noord­zuid gerichte rijen graven te zijn ontstaan. Met name een rij graven in het centrale deel van het grafveldareaal is opvallend. Dit is een trend die niet is ingegeven door de graven uit de vorige chronologische groep en lijkt hier dus een element te zijn dat in fase MA2 ontstaat.

In de volgende fasen MA3, MA3­MR1 en MA3­MR2 lijkt het vrijwel volledige centrale/zuidelijke deel van het grafveldareaal in gebruik te zijn genomen (fi g. 9.4: D). Tot de hier genoemde fase MA3­MR2 behoren slechts twee crematiegraven, een in het 31 42 80 A B C D E 0 10m

Broechem

Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery Fig. 9.2

Clusters en lineaire relaties in de graven. A: grenzen van het grafveld; B: gereconstrueerde graven; C: rijen graven noord-zuid en west-oost in het noordelijke deel van het grafveld; D: paardengraven in relatie tot kamergraven; E: lege ruimten (donkere kleur), open ruimten met alleen crematiegraven (lichte kleur).

Clusters and lineair relations between graves. A: boundary of the cemetery;

B: reconstructed graves; C: rows of graves in north-south and west-east directions in the northern part of the cemetery; D: horse graves in relation to chamber graves; E: empty spaces (darker color) and open spaces with cremation graves only (lighter color).

9 PM (440/450 – 470/480) PM-MA1 (440/450 – 520/530) PM-MA2 (440/450 – 560/570) MA1 (470/480 – 520/530) MA1-MA2 (470/480 – 560/570) MA1-MA3 (470/480 – 600/610) MA1-MR1 (470/480 – 630/640) MA2 (520/530 – 560/570) MA2-MA3 (520/530 – 600/610) MA2-MR1 (520/530 – 630/640) MA3 (560/570 – 600/610) MA3-MR1 (560/570 – 630/640) MA3-MR2 (560/570 – 660/670) MR1 (600/610 - 630/640) MR1-MR2 (600/610 – 660/670) MR2 (630/640 – 660/670) MR2-MR3 (630/640 – 700/710) 0 10m

A

402 PM (440/450 – 470/480) PM-MA1 (440/450 – 520/530) PM-MA2 (440/450 – 560/570) MA1 (470/480 – 520/530) MA1-MA2 (470/480 – 560/570) MA1-MA3 (470/480 – 600/610) MA1-MR1 (470/480 – 630/640) MA2 (520/530 – 560/570) MA2 (520/530 – 560/570) MA2-MA3 (520/530 – 600/610) MA2-MR1 (520/530 – 630/640) 493 512 32 MA3 (560/570 – 600/610) 377 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery

B

C D

Fig. 9.3

Plattegrond met aanduiding van de datering van de graven volgens het fasen systeem van Legoux/Périn/Vallet.

Plan of the cemetery with indication of the dates of the graves according to the phasing system of Legoux/Périn/Vallet.

> Fig. 9.4 A/D

Plattegronden van het grafveld met aanduiding van de dateringen van graven opgesplitst naar verschillende chronologische groepen volgens het fasen systeem van Legoux/Périn/Vallet.

Plans of the cemetery with indication of the dates of the graves of different chronological groups according to the phasing system of Legoux/Périn/Vallet.

A

402 PM (440/450 – 470/480) PM-MA1 (440/450 – 520/530) PM-MA2 (440/450 – 560/570) MA1 (470/480 – 520/530) MA1-MA2 (470/480 – 560/570) MA1-MA3 (470/480 – 600/610) MA1-MR1 (470/480 – 630/640) MA2 (520/530 – 560/570) MA2 (520/530 – 560/570) MA2-MA3 (520/530 – 600/610) MA2-MR1 (520/530 – 630/640) 493 512 32 MA3 (560/570 – 600/610) 377 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery

B

C D

A

402 PM (440/450 – 470/480) PM-MA1 (440/450 – 520/530) PM-MA2 (440/450 – 560/570) MA1 (470/480 – 520/530) MA1-MA2 (470/480 – 560/570) MA1-MA3 (470/480 – 600/610) MA1-MR1 (470/480 – 630/640) MA2 (520/530 – 560/570) MA2 (520/530 – 560/570) MA2-MA3 (520/530 – 600/610) MA2-MR1 (520/530 – 630/640) 493 512 32 MA3 (560/570 – 600/610) 377 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery

B

C D

A

402 PM (440/450 – 470/480) PM-MA1 (440/450 – 520/530) PM-MA2 (440/450 – 560/570) MA1 (470/480 – 520/530) MA1-MA2 (470/480 – 560/570) MA1-MA3 (470/480 – 600/610) MA1-MR1 (470/480 – 630/640) MA2 (520/530 – 560/570) MA2 (520/530 – 560/570) MA2-MA3 (520/530 – 600/610) MA2-MR1 (520/530 – 630/640) 493 512 32 MA3 (560/570 – 600/610) 377 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery

B

C D

9 512 508 509 MA3-MR1 (560/570 – 630/640) MR1 (600/610 - 630/640) MR1 (600/610 - 630/640) MR1-MR2 (600/610 – 660/670) MR2 (630/640 – 660/670) MR2-MR3 (630/640 – 700/710) 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery 0 10m Broechem Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery

E F

centrale deel van het grafveld en een, opvallend genoeg, aan de oostelijke rand van het noordelijke grafveldareaal. Verder wordt er niet meer begraven in het noordelijke deel. De transitie van het noordelijke naar het centrale/zuidelijke deel zal voor het

begin van fase MA3 (560/570) zijn afgerond.19 Vanaf fase MA3 is

alleen het centrale/zuidelijke deel in gebruik. Opvallend is dat in het zuidelijke deel een grote ruimte (waarin de paardegraven 31, 42 en 80 liggen!) niet in gebruik schijnt te zijn. Dit kan evenwel gezichtsbedrog zijn omdat de paardengraven niet goed geda­ teerd kunnen worden en niet alle graven goed gedateerd kunnen worden (fig. 9.3). Daar staat tegenover dat er in dat deel van het grafveld minder dicht is begraven. Er zijn daar open ruimten die niet worden benut om graven aan te leggen. In deze chronologi­ sche groep worden wel drie van de grote kamergraven (32, 493 en 512) gedateerd. Zij lijken niet een zeer speciale positie in te nemen ten opzichte van de andere graven. Behalve rond graf 512 lijken er

geen grote vrije ruimten rond deze graven gereserveerd zijn waar geen andere begraving mogelijk was. In tegenstelling tot de vorige chronologische groep worden nu wel veel graven in het weste­ lijke deel van het grafveldareaal aangelegd. Het zijn bovendien vooral zuid­noord georiënteerde graven. Zij domineren het beeld in het westelijke deel. Het oostelijke deel werd gedomineerd door west­oost georiënteerde graven, maar ook hier komen zuid­ noord georiënteerde graven voor, met name aan de meest ooste­ lijke rand van het areaal. Meer naar het centrum komen echter ook zuid­noord georiënteerde graven voor. Aan de oostrand werd een al eerder ingezette trend voortgezet, mogelijk bepaald door een fysieke beperking van het grafveldareaal. Zoals al eerder besproken bij de analyse van de oriëntaties kunnen de redenen voor zuid­noord begraving dus verschillen in het westelijke en het oostelijke deel van het grafveld. In deze fase wordt ook de zuid­ grens van het grafveld areaal bereikt.

Fig. 9.4 E/F

Plattegronden van het grafveld met aanduiding van de dateringen van graven opgesplitst naar verschillende chronologische groepen volgens het fasen systeem van Legoux/Périn/Vallet.

Plans of the cemetery with indication of the dates of the graves of different chronological groups according to the phasing system of Legoux/Périn/Vallet.

In de volgende fase MR1 werden dezelfde arealen voor begraven gebruikt als in de vorige chronologische groep (fig. 9.4: E). Op de kaart in figuur 9.4: E zijn de graven uit fase MA3­MR1 dezelfde als die op de vorige kaart. Hier zijn alleen de graven die aan fase MR1 zijn toegewezen toegevoegd. Dat wil dus niet zeggen dat dit alle graven zijn uit fase MR1, op de kaarten die hieraan voorafgaan en er op volgen staan ook graven die tot deze fase kunnen behoren. Om die reden zijn op deze en de volgende kaart ook telkens een fasegroep van de vorige kaart opgenomen. Figuur 9.4: E laat wel zien dat er een trend is om hoofdzakelijk in het westelijke deel van het grafveldareaal te begraven. Het betreft hoofdzakelijk zuid­ noord georiënteerde graven met belangrijke uitzonderingen zoals de grote kamergraven 508 en 509 die samen met 512 een groep lijken te vormen in de zuidwestelijke uithoek van het grafvelda­ reaal. In het westelijke deel van het grafveldareaal lijken begraafac­ tiviteiten af te nemen.

Dat beeld wordt enigszins genuanceerd als men de graven van fasen MR1­MR2, MR2 en MR2­MR3 op de kaart plaatst (fig 9.4: F). Dit zijn de laatste fasen waarin op het grafveldareaal wordt begraven. Deze graven liggen verspreid over het centrale deel van het grafveld areaal. Het betreft vrijwel zonder uitzondering zuid­ noord georiënteerde graven. Een van de graven is het grote kamer­ graf 43. Het aantal graven uit deze laatste fasen lijkt beperkt. Het begraven op dit grafveld werd geleidelijk achterwege gelaten totdat het rond 700 geheel stopte.

De hierboven geschetste chronologische ontwikkeling kan ook verder gecomprimeerd worden en in twee kaartbeelden worden samengevat. Het eerste kaartbeeld (fig 9.4: G) omvat de fasen PM tot en met MA2 en schetst aldus een beeld vanaf het begin (tweede helft vijfde eeuw) van het begraven tot aan het einde van de zesde eeuw. Het tweede kaartbeeld omvat de fasen MA2­MA3 tot en met MR2­MR3 (fig. 9.4: H) en schetst een beeld vanaf de late zesde eeuw tot aan het einde van de zevende eeuw. Op deze manier wordt duidelijk dat ergens in fase MA2 (520/539­560/570) het centrele/zuidelijke grafveldareaal in gebruik wordt genomen en dat al in fase MA3 het noordelijke deel buiten gebruik is geraakt. Tegelijkertijd met het in gebruik nemen van het centrale/zuide­ lijke grafveld areaal verschijnen ook de eerste zuid­noord geori­ enteerde graven, hoewel de west­oost georiënteerde graven nog domineren, terwijl vanaf fase MA3 zuid­noord georiënteerde graven steeds meer het beeld gaan domineren. We mogen tenslotte aannemen dat alle ongedateerde graven in het noordelijke deel van het grafveld vooral in de zesde eeuw dateren en dat de meeste onge­ dateerde graven in het centrale/zuidelijke deel tot de late zesde en zevende eeuw dateren. Dat zal ook voor de meeste niet gedateerde crematiegraven gelden (zie infra).

Op de betekenis van de veranderingen in gebruik van grafareaal en oriëntaties en het verschijnen van kamergraven en paarden­ graven wordt in het volgende hoofdstuk nader in gegaan.

Het zal duidelijk zijn dat nog een verdiepingsslag in de chrono­ logische en topografische ontwikkeling van het grafveld mogelijk is door ook per fase het aandeel van mannen, vrouwen en kinderen

alsmede de grafgiften en het heropenen van graven in de analyse te betrekken. Het tijdsbestek dat voor de publicatie van dit werk bestond liet niet toe dit verdere onderzoek uit te voeren hoewel we in het volgende hoofdstuk op een aantal aspecten nader ingaan.

De interne topografie van het noordelijke en centrale