• No results found

Tot slot zijn een aantal voorwerpen te noemen die geen deel hebben uitgemaakt van de kledij of de tooi van de overledene en waaraan evenmin een functionele betekenis kan gegeven worden. Kars deelt deze vondsten in in verschillende categorieën nl. exclu­ sieve objecten uit de wereld van ceremoniële geschenkenuit­ wisseling, antieke stukken (soms zelfs uit pre­Merovingische periodes), voorwerpen uit verre regio’s die een complexe circu­ latie ondergingen en tenslotte diverse objecten met een verlengde

levensduur die als geschenken, uitwisseling of heirlooms te inter­

preteren zijn.308

De indeling van Kars volgend, zijn voor Broechem de volgende bijzondere bijgaven te vermelden. De reeks exclusieve objecten die thuis horen in de wereld van ceremoniële uitwisseling van geschenken is in Broechem ietwat ondervertegenwoordigd. Toch was een beperkt aantal voorwerpen aanwezig die vanwege hun zeldzaamheid, hun ‘exotische’ component, hun prestigieuze waarde als waardevol te registreren zijn en mogelijk het resultaat zijn van geschenken in de diplomatieke of matrimoniale sfeer.

Tot dergelijke rijke voorwerpen zijn beide gouden schijffibulae met inlegwerk in granaatsteen te rekenen uit graven 137 en 512 (fig. 6.89: A en B) en de gouden ring uit graf 32 (fig. 6.97). Graven 32 en 512 bevatten daarenboven ook nog een gouden tremissis (fig. 6.111 en fig. 6.105) en graf 137 een gouden hangertje (fig. 6.89: A). Deze drie graven zijn te dateren in fase MA3/MR1 en twee ervan zijn aan een vrouw toe te schrijven. Van het derde graf is het geslacht niet te bepalen. Nog een noemenswaardig gegeven is het feit dat graven 32 en 512 kamergraven betreft, wat een extra argument biedt om deze graven te interpreteren als deze van een hogere sociale klasse (zie supra).

Hiernaast is de reeds besproken muntschat met gouden munten in graf 203 (figuren 6.105 en 6.106) te vermelden. Het blijft opmerkelijk waarom dit voor het overige zo povere meisjesgraf uit fase MA2/MA3, voorzien was van zo’n rijke gift. Mogelijk is dit ensemble te interpreteren als deel van de huwelijksgift van de bruidegom die na de voortijdige dood van de bruid mee aan de

bodem toevertrouwd is wegens gebrek aan erfgenaam.309

Andere prestigieuze voorwerpen zijn de kraal en de spinsteen in bergkristal uit graven 342 (fig. 6.87: B) en 403 (fig. 6.78), twee vrouwengraven, resp. gedateerd in fase PM/MA1 en MA1.

Een volgende categorie vormen de ‘antieke’ stukken want net zoals het herbruiken van oude sites, komt ook het herbruik van oude voorwerpen voor. In vele graven zijn Romeinse en zelfs oudere stukken aanwezig, hetzij munten doorboord en herbruikt in een halssnoer, hetzij een gesp herbruikt als mantelspeld, hetzij aardewerk, hetzij scherven van glazen vaatwerk of van La Tène­ armbanden. Op het vroegmiddeleeuwse grafveld van Borsbeek blijkt zelfs een urn uit een ijzertijdgraf herbruikt te zijn geweest

voor een vroegmiddeleeuwse crematiebijzetting.310 Dergelijke

praktijken zijn bekend uit de hele Merovingische wereld waaruit blijkt dat deze ‘antieke’ stukken geen taboe met zich meedroegen maar integendeel eerder een bijzondere of zelfs sacrale betekenis

hadden.311 Vaak kregen dergelijke voorwerpen in het verleden de

stempel ‘instrusief ’ opgeplakt. Tegenwoordig is deze vorm van depositie over heel Noordwest­Europa herkend door de onder­ zoekers en ziet men in dat de sociale achtergrond die verborgen

gaat achter deze voorwerpen, van belang kan zijn voor een beter

begrip van de identiteit van personen of gemeenschappen.312 Meer

nog, voorwerpen die uit hun oorspronkelijk milieu gerukt werden en door een latere gemeenschap een nieuwe functie kregen, geven vaak informatie over de relatie van deze gemeenschap tot het verle­

den.313 Dat men in de vroege middeleeuwen een sterke aantrek­

kingskracht had tot dat verleden, is door Pion in kaart gebracht. Hij registreerde in zijn studie ca. 650 herbruikte objecten uit 63

vroegmiddeleeuwse grafvelden verspreid in België.314 Aan deze

objecten is meestal geen materiële waarde toe te schrijven. Specifiek voor Broechem komt de vraag op of de talrijke ijzer­ tijdscherven die aanwezig zijn in de vulling van de grafkuilen en ongetwijfeld afkomstig zijn uit de aanwezige ijzertijd vindplaats,

niet intentioneel in de grafvullingen zijn geworpen.315

Het is een opmerkelijk feit dat overal dezelfde categoriën voor­

werpen in de graven aanwezig zijn.316 In de Broechemse graven

zijn al deze categoriën meerdere malen aanwezig in graven uit alle fasen van grafveld. Het gaat meer bepaald om La­Tène­armbanden (graven 61, 77, 203, 238, 321 – fig. 6.112), scherven Romeins glas (graven 34 – fig. 6.88: B, 84, 133 – fig. 6.113, 137, 178, 264, 279, 356, 389, 391, 393, 429), Romeinse meloenkralen (graven 16, 68,

97, 137, 292, 391, 397 en 403 – fig. 6.88: C), Romeinse munten (graven 15, 168, 192, 362, 380, 397, 403, 415 – zie supra, hoofd­ stuk 3.8.8.10), Romeins aardewerk ( graf 159 met een terra sigilla scherf, graf 182 met een volledige terra sigillata kom – fig. 6.2, graf 225 met een doorboorde terra sigillata scherf), Romeinse metalen voorwerpen (graf 192 met een als fibula herbruikte laat­Romeinse militaire gesp – fig. 6.114, graf 356 met laat­Romeinse militaire gordelhangers en een Romeinse sleutel – fig. 6.115, graf 390 met een geëmailleerd hangertje van een paardenharnas – fig. 6.116, graf 397 met een laat­Romeinse mantelspeld, graf 430 met een geëmailleerde sierknop van een paardenharnas – fig. 6.117).

Deze voorwerpen maakten ofwel deel uit van de kledij of van sieraden (zoals de doorboorde munten of oortjes van glazen aryballoi en omgeplooide glazen randfragmenten tussen kralen aan kettingen geregen), of waren opgeborgen in een buidel van organisch materiaal die aan de riem bevestigd was, of gedepo­ neerd op de kistbodem. In dat opzicht zijn enkele opmerkelijke deposities te vermelden. In graf 34 lag een glasfragment samen met een kraal en enkele resten van een onbekend zilveren voor­ werp temidden van een organische substantie die afkomstig kan zijn van een houten kistje dat aan het voeteneind gedeponeerd

(306) Kars 2011, 402-403; Nice 2008, 168; Heeren/Hazenberg 2010, 129-130; Pion 2009-2010, 53, Kars et al. 2016, 119. (307) Siegmund 1998, 118. (308) Kars 2011, 64. In de volgende alinea’s gaat ze dieper in op de betekenis van deze categorieën aan de hand van antropologische modellen. (309) Kars 2011, 79, vtnt 292. Volgens de Frankische wetten zouden dergelijke huwelijksgiften bestaan uit geld en privé eigendom zijn van de bruid. (310) Demulder et al. 2012. (311) Steuer 1977, 396 ;

Effros 2001, 113-114; Pion 2009; Pion 2009-2010; Pion 2011 ; Dumont et al. 2011, 57-62. Ook rijke koningsgraven bevatten vaak antiek luxe-materiaal (Quast 2011). (312) Eckardt/Williams 2003, 141; Pion 2009-2010, voetnoot 3; Pion 2011, 165. (313) Eckardt/Williams 2003, 141-142. (314) Pion 2009-2010, 47-48 ; Pion 2011, 166. (315) Pion 2011, 177. (316) Pion 2009-2010; Pion 2011.

Fig. 6.111

Longobardische tremissis uit graf 32. Schaal 2:1.

Lombard tremissis from grave 32. Scale 2:1.

Fig. 6.112

Fragment van een La-Tène-armband uit graf 77. Schaal 1:1.

Fragment of a La-Tène-bracelet from grave 77. Scale 1:1.

Fig. 6.113

Scherf Romeins glas uit graf 133. Schaal 1:1.

Roman glass fragment from grave 133. Scale 1:1.

Fig. 6.114

Laat-Romeinse militaire gesp herbruikt als fibula uit vrouwengraf 192. Schaal 1:1.

Late-Roman military buckle, reused as brooch from women’s grave 192. Scale 1:1.

Fig. 6.115

Laat-Romeinse hangers van een militaire gordel en sleutel uit vrouwengraf 356. Schaal 1:1.

Late-Roman pendants from a military belt and key from women’s grave 356. Scale 1:1.

Fig. 6.116

Laat-Romeinse geëmailleerde hanger uit graf 390. Schaal 2:1.

Late-Roman enamelled pendant from grave 390. Scale 2:1.

Fig. 6.117

Laat-Romeinse geëmailleerde beslagnagel uit graf 430. Schaal 1:1.

Late-Roman enamelled stud from grave 430. Scale 1:1.

6 was. In graf 159 lag eveneens aan het voeteneind een stapeltje van

drie scherven met name een scherf terra sigillata, een glasscherf en een scherf handgevormd aardewerk. In graf 264 lag een glasscherf naast de rechter dij terwijl op dezelfde hoogte langs de linker dij een aardewerk scherf gedeponeerd was.

In vele gevallen gaat het om laat­Romeins 4de­eeuws materiaal maar wat de munten betreft zijn er exemplaren uit de 1ste eeuw voor Chr. tot de 4de eeuw na Chr. aanwezig. Het voorkomen van Romeinse en oudere stukken in vroegmiddeleeuwse graven is niet gebonden aan een bepaalde periode: het fenomeen is waarge­ nomen in een aantal graven met een gelijke chronologische sprei­ ding vanaf de tweede helft van de 5de eeuw tot de eerste helft van de 7de eeuw. Het lijkt anderzijds wel een fenomeen voorbe­ houden voor vrouwengraven omdat er van de vermelde graven in Broechem slechts drie aan een man toe te schrijven zijn (graf 61 met een fragment van een La Tène armband en graven 133 en 178 met een scherf Romeins glas). Een graf betreft een kindergraf (graf 182 met de volledige terra sigillata kom). Deze vaststellingen

stemmen overeen met de bevindingen van andere onderzoekers.317

De Broechemse graven bieden echter wegens het ontbreken van menselijk botmateriaal, geen bijkomende gegevens over ouderdom gerelateerde vondsttypes en over de circulatieperiode

van bepaalde objecten.318 Noemenswaardig is wel de aanwezigheid

van laat­Romeinse militaria in vrouwengraven 192, 356, 390 en 430 en mogelijk ook de graven met klokjes 77 (vrouwelijke gender) en 194 (mannelijke gender) die eveneens verschillende dateringen hebben. Dergelijke laat­Romeinse typisch militaire elementen zijn

ook elders vastgesteld in bijzettingen van vrouwen.319 De aanwe­

zigheid van de militaire gordelelementen in graf 356 dat als een van de oudste graven van het grafveld kan gerekend worden (fase PM­MA1), wijst mogelijk op de verwantschap van de overledene met een van de Germaanse laeti of foederati die in de 4de eeuw in de regio gevestigd waren en in dienst stonden van het Romeinse leger. Het stuk is dan eerder als heirloom te interpreteren (zie infra). Over het gebruik en de herkomst van deze antieke stukken blijft

men echter in het ongewisse.320 Volledige stukken lijken meestal

gewoon herbruikt en behielden ofwel hun oorspronkelijke functie ofwel kregen ze een nieuwe functie. Enigmatischer zijn de fragmentaire stukken die eerder een symbolische of bezwerende

functie (amulet/talisman) moeten hebben gehad.321 De verzame­

ling voorwerpen in graf 397 komt hier in een opvallend daglicht te staan: naast herbruikte Romeinse munten, meloenkralen en een Brits­Romeinse penannular brooch zijn ook de weefinstrumenten, 2 vergulde sierschijven, een glazen schaaltje, een fossiel en een stenen amulet aanwezig. Rond dit graf hangt een magisch­sym­ bolische sfeer. Mogelijk betreft dit het graf van een bijzondere vrouw, mogelijk een medicijnvrouw of sjamaan.

Wat de herkomst van dergelijke antieke stukken betreft, zijn ze mogelijk toevallig ontdekt bij graafwerken maar het kan ook zijn dat ze opzettelijk opgedolven zijn uit oudere vindplaatsen waarvan de locatie bekend was en zelfs ‘handel’ ervan is niet uit

te sluiten.322 Hoe dan ook blijven er veel vragen over het gebruik

en de betekenis van deze objecten zodat verder onderzoek aan te

bevelen is.323

Vervolgens is er de reeks van zgn. exotische stukken of stukken die duidelijk uit een andere regio afkomstig zijn. Kars bedoelt met deze reeks stukken die zich ver van hun productiecentrum bevonden op het moment van de depositie in het graf. De oorzaken hiervan kunnen zeer verschillend zijn: import, diverse vormen van geschenken uitwisseling, producten van rondreizende ambacht­

slui, reizende clangenoten, migranten.324 Huwelijksallianties

speelden in dergelijke transacties een grote rol.325

Voor het Broechemse grafveld komen in dit kader een aantal voorbeelden in beeld. De twee vergulde button brooches uit graf 356 (fig. 6.118), het handgevormde aardewerk uit graf 286 (fig. 6.119) en de laat­Romeinse penannular brooch uit graf 397 (fig. 6.120) zijn te beschouwen als Angelsaksisch van oorsprong. Eerder van Noord­Germaanse oorsprong lijken de Schalenurn uit graf 377 (fig. 6.12) en de handgevormde pot uit graf 108 (fig. 6.13). Thuringische voorwerpen zijn herkend in de mantelspelden uit graven 249 en 389 (resp. fig. 6.121 en fig. 6.122) terwijl Alamannische invloeden merkbaar zijn in de mantelspelden uit graven 73 en 312 (resp. fig.

6.123 en fig. 6.124). Uit de Longobardische invloedsferen zijn de munt en de gordelbeslagjes uit graf 32 afkomstig (fig. 6.111 en fig. 6.80). Tot slot valt ook de rond het midden van de 6de eeuw in Constantinopel geslagen solidus van Justinianus van de munt­ schat uit graf 203 op (fig. 6.125). In dezelfde muntschat bevonden zich bovendien nog enkele Oostgotische munten (fig. 6.126). Op twee graven na met handgevormd aardewerk (286 en 377) betreft het allemaal vrouwengraven. Zeven van deze elf graven horen tot de oudste fase van het grafveld (PM tot MA2) dus eind 5de tot midden 6de eeuw.

Daarnaast zijn ook nog bepaalde grondstoffen te vermelden die wijzen op handel met vaak verre gebieden, zoals de amethist uit de kralenketting van graf 509 (fig. 6.87: C), de kraal en de spinsteen in bergkristal uit graven 403 en 342 (resp. fig. 6.87: B en fig. 6.78), de talkrijke kralen in barnsteen, kralen in glaspasta uit het Midden­ Oosten, granaatsteen uit India of Sri Lanka, kralen in meerschuim uit het Middellandse Zeegebied (fig. 6.34 en fig. 6.52).

Een volgende groep vormen de heirlooms. Dergelijke objecten horen vaak tot de familiesfeer maar kunnen anderzijds ook tot een eerder collectief bewaargoed horen en in dat geval uitdrukking vormen van een groepsidentiteit en een legitimatie van macht

en status.326 Vanuit deze betekenis is de band met de voorouders

cruciaal.327 Vaak bleeft ook de band met de gever behouden, werd

het object in kwestie overgedragen van generatie op generatie en bezorgde het de eigenaar/beheerder een bijzondere status en

waren deze voorwerpen geïndividualiseerd.328 Het gaat vrijwel

steeds om roerende gebruiksgoederen die voor de erfgenamen

(317) Kars 2011, 72; Dumont et al. 2011, 61 ; Maul 2002 dl. 1, 195 ; Eckhardt/Williams 2003, 146-155 161-163. (318) Kars 2011, 117-121. (319) Steuer 1998, 139. Zie ook Roth/Theune 1995: graf 241 in grafveld Weingarten, graf 429, graf 556 en graf 620. (320) Eckhardt/Williams 2003, 147. (321) Eckhardt/Williams 2003, 148-149, 157.

Fig. 6.118

Angelsaksische button brooches uit graf 356. Schaal 2:1.

Anglo-Saxon button brooches from grave 356. Scale 2:1.

Fig. 6.119

Angelsaksisch aardewerk uit graf 286. Schaal 1:2.

Anglo-Saxon pottery from grave 286. Scale 1:2.

Fig. 6.120

Laat-Romeinse penannular brooch uit graf 397. Schaal 1:1.

Late-Roman penannular brooch from grave 397. Scale 1:1.

Fig. 6.121

Fibula met Thüringische invloeden uit graf 249. Schaal 1:1.

Thuringian influenced brooch from grave 249. Scale 1:1.

Fig. 6.122

Fibula met Thüringische invloeden uit graf 389. Schaal 1:1.

Thuringian influenced brooch from grave 389. Scale 1:1.

Fig. 6.123

Fibula met Allamanse invloeden uit graf 73. Schaal 1:1.

Allamanic influenced brooch from grave 73. Scale 1:1.

Fig. 6.124

Beugelfibulae uit graf 312. Schaal 1:1.

Allamanic influenced brooches from grave 312. Scale 1:1.

A B

(322) Eckhardt/Williams 2003, 148, 156, 158-160; Pion 2009-201, 54. (323) Eckhardt/Willams 2003, 156-157; Kars 2011, 72/281. (324) Kars 2011, 73 (325) Annaert/van Heesch 2004, 151; Kars 2011, 80. (326) Lillois 1999, 237, 241, 243. (327) Lillois 1999, 237, 243. (328) Lillois 1999, 241-242, 249; Kars 2011, 67.

6 een bijzondere betekenis hadden gekregen. Daarom blijft het een

intrigerende vraag waarom de transmissie­ketting van deze voor­ werpen op een bepaald moment doorbroken werd na de dood van de toenmalige bezitter of beheerder en waarom de nabestaanden en/of leden van de leefgemeenschap de beslissing namen om het object in kwestie mee in het graf te deponeren. Kars vermeldt in dit kader de theorie van Williams die meent dat er naast comme­

moratie ook het opzettelijk vergeten van herinnering bestond.329

Lillois en Kars suggereren verder nog het ontbreken van erfge­ namen en de afname van de symboliek waarmee het object beladen

was.330 Ook voor deze categorie vondsten moet rekening worden

gehouden met een voor Broechem onbekende periode waarin

deze objecten gecirculeerd hebben.331 Heirlooms zouden vanwege

hun overdracht van generatie op generatie, opmerkelijk ouder moeten zijn dan de overige persoonlijke bezittingen in het graf. Voor Broechem zijn geen absolute dateringscriteria voorhanden. Bovendien zijn, in een poging om Kars’ aanbeveling te volgen, objecten en dus ook graven niet volgens te enge chronologische fases gedateerd. Het is dus moeilijk voor Broechem duidelijke

heirlooms aan te duiden. Maar mogelijk zijn de eerder genoemde

laat­Romeinse militaria, de muntschat in graf 203 en het terra

sigillata kommetje in het kindergraf 182 als dusdanig te inter­

preteren. Ook kralenkettingen of bepaalde kralen die er deel van uitmaken, kunnen tot deze sfeer behoren. Deze zaken voldoen in elk geval aan de criteria die Lillois opsomt voor het herkennen van

heirlooms.332

Tot slot komen in vele graven objecten voor die als amuletten of fetish­voorwerpen te omschrijven zijn. Vaak gaat het om eenvoudige, doorboorde kiezels (fig. 6.87: D), soms om schijven in hoorn met op beide zijden een complex uitgewerkte decoratie.

Deze laatste objecten zijn voornamelijk geassocieerd aan vrou­

wengraven333 en zijn in Broechem enkel verbrand en gefragmen­

teerd teruggevonden in de crematiegraven 243, 425 en mogelijk 189, omdat geen organisch materiaal bewaard bleef in de inhu­ maties (resp. fig. 6.127 en fig. 6.128). Voor beide exemplaren zijn parallellen teruggevonden in de begraafplaatsen St. Servaas, het Vrijthof en Pandhof te Maastricht (NL, Limb.), waar trouwens ook

een artisanaal productieatelier aanwezig geweest moet zijn.334 De

crematieresten van beide Broechemse graven zijn geïdentificeerd als deze van een vrouw. De ligging van deze objecten in inhuma­ tiegraven situeert zich meestal ter hoogte van de bovenbenen of de schaamstreek zodat de amuletten als vruchtbaarheidssymbool te interpreteren zijn. Ook het materiaal, hertshoorn, wijst in die richting: vanwege de jaarlijkse nieuwe aangroei van het gewei, werd hertshoorn in verband gebracht met vruchtbaarheid en groei. Dergelijke objecten zijn nog bekend uit het Alamannische

gebied waar ze dateren uit de tweede helft van de 6de eeuw.335 Ook

in Noord­Frankrijk krijgen ze eenzelfde datering.336

Eenzelfde betekenis wordt toegeschreven aan de grote kralen in glaspasta die zich steeds tussen de benen van overledenen van het vrouwelijke gender bevinden (fig. 6.93). Een gelijkaardige kraal in ceramiek bevond zich in het als vrouwelijk bepaalde graf 362 (fig. 6.129)

Tot dezelfde groep zijn vermoedelijk ook vele van de lithische artefacten te rekenen waarvan de studie uitmaakte dat ze weinig of niets te maken hebben met de vuurslagen die zich vaak in dezelfde klomp ijzercorrosie bevinden. Wellicht waren vele van deze objecten toevallige vondsten die vanwege hun glanzende of opvallende aard in een tas bewaard werden. Hetzelfde geldt zonder twijfel voor de ammoniet die tussen kralen en munten aan

een ketting geregen was (fig. 6.90), voor de gefossiliseerde haai­ entand die ter hoogte van de benen van het vrouwengraf 393 (fig. 6.130) en voor het doorboorde stukje bewerkt en gecalcineerd bot uit vrouwengraf 77 (fig. 6.131).

De juiste betekenis van deze objecten ontgaat ons in vele gevallen maar het is duidelijk dat dergelijke talismannen meestal genderbe­ paald zijn en dat ze opvallend aanwezig zijn in vrouwengraven.

(329) Kars 2011, 69. (330) Lillois 1999, 257; Kars 2011, 85. (331) Kars 2011, 117-121. (332) Lillois 1999, 252. (333) Dijkman/Ervynck 1998, 70. (334) Dijkman/Ervynck 1998, 40-41 en fig. 26: 1 en 3; Kars 2011, 310, fig. 42: 581-19 en 108-4. (335) Koch 1977, 81-82. (336) Legoux et al. 2006, type 359.

Fig. 6.129

Kraal talisman in gebakken klei uit graf 362. Schaal 1:1.

Clay talisman bead from grave 362. Scale 1:1.

Fig. 6.130

Gefossiliseerde haaientand uit graf 393. Schaal 1:1.

Fossilized shark tooth from grave 393. Scale 1:1.

Fig. 6.131

Doorboord fragment gecalcineerd bot uit graf 77. Schaal 1:1.

Pierced and burned bone fragment from grave 77. Scale 1:1.

Fig. 6.127

Fragmenten van een schijfvormige amulet in hoorn uit graf 243. Schaal 1:1.

Fragments of a discoid amulet in horn from grave 243. Scale 1:1.

Fig. 6.128

Fragmenten van een schijfvormige amulet in hoorn uit graf 243. Schaal 1:1.

Fragments of a discoid amulet in horn from grave 425. Scale 1:1.

Fig. 6.125

Solidus van Justinianus geslagen in Constantinopel (midden 6de eeuw) uit de

muntschat in graf 203. Schaal 2:1.

Solidus of Justinianus from Constantinople (mid-6th century) from the gold hoard in grave 203. ©Koninklijk Munt- en Penningkabinet (Koninklijke Bibliotheek)/ Royal Coin and Medal Cabinet (Royal Library of Belgium). Scale 2:1.

Fig. 6.126

Oostgotische tremisses uit graf 203. Schaal 2:1.

Ostrogotic tremisses from grave 203. Scale 2:1

A B

7 female gender male gender 377 465 (469) 481 0 10m

Broechem

Vroegmiddeleeuws grafveld Merovingian cemetery

Introduction

The subjects of gender and costume are inextricably linked in early medieval studies. The clothing styles worn by men and women changed with time, but in each phase they could be distinguished from each other, as has been demonstrated by analysis of clothed

burials, pictorial representations and written sources.1 Costume

has therefore become a useful tool with which to explore the social differences between men and women. The nature of these differ­ ences and especially whether they were balanced or imbalanced, static or changing can be an important indicator of the underlying structure of society. This chapter will therefore consider all those aspects of gender that can be interpreted from the archaeological evidence, with costume analysis as a major component.

The poor preservation of bones in the Broechem cemetery has meant that the biological sex of the body cannot be considered. The accessories buried with the corpse have been used instead as gender­identifiers, bead­strings and brooches as female and weap­ onry as male. This has been rightly criticised as a means to inter­

pret the sex of the body2 and the comments made in this section

should be seen as concerned with, and limited to, the outward manifestation of socialised gender roles. Nevertheless, a survey of contemporary burials in Anglo­Saxon England has shown that where bones are well preserved, discrepancies between the sex of the body and the gender ascribed by weaponry and costume

accessories are relatively few.3 A preliminary scan of cemeteries

in Belgium with well­preserved human remains has uncovered