De belangrijkste vraag is in hoeverre de beschikbare databronnen en meetinstrumenten voldoende zijn in relatie tot de informatie die een geweldsmonitor dient op te leveren. Er is momenteel geen duidelijkheid over welke informatie de landelijke overheid nodig heeft naast de al bestaande informatie als het gaat om het uitzetten van beleid ter bestrijding en voorko-men van geweld. In de discussie of aan dit programma een geweldsmonitor kan worden gehangen moet het recente programma ‘Geweld aanpakken’ van het ministerie van Justitie betrokken worden. Voordat een geweldsmonitor kan worden ontwikkeld, zal er duidelijkheid moeten komen over het doel van de monitor en wie de (hoofd)gebruiker zal zijn.
Er is momenteel een aantal monitorinstrumenten aanwezig die een redelijk beeld geven van de toe- of afname van geweldscriminaliteit, onderverdeeld naar verschillende vormen van geweld. Voor specifieke typen van geweld (uitgaansgeweld, geweld in het verkeer, huiselijk geweld) of specifieke meetbare doelstellingen van een beleid ‘bestrijding geweld’ kunnen verdiepende studies worden verricht. Ook kan worden gedacht aan het toevoegen van modules of het verfijnen van vragenlijsten binnen de huidige monitorinstrumenten. Deze ontwikkeling is overigens al gaande. Als het gaat om de geregistreerde geweldscriminaliteit, zien we bijvoorbeeld bij de politie een verbeterde registratie van de verschillende vormen van huiselijk geweld (partnergeweld, belaging, kindermishande-ling en ouderenmishandekindermishande-ling). Daarnaast worden in het kader van de Landelijke Criminaliteitskaart van het KLPD (Korps Landelijke Politie Diensten) jaarlijkse en incidentele rapportages gemaakt, waar gewelds-criminaliteit onderdeel van uitmaakt en waar mogelijkheden zijn voor aparte rapportages over geweld. Op lokaal niveau kan verfijning plaats-vinden door vragen toe te voegen bij bevolkingsonderzoek. Aan een aantal lokale veiligheidsindexen worden bijvoorbeeld extra vragen toegevoegd om meer inzicht te krijgen in geweld tegen vrouwen. Dit zou ook voor andere geweldsfenomenen kunnen worden ingevoerd.
Of een geweldsmonitor zinvol is, hangt mede af van de hoeveelheid tijd en geld die nodig is om een geweldsmonitor te ontwikkelen en uit te voeren. Hoe meer gegevens gewenst zijn, hoe duurder.Niet alleen omdat het verzamelen meer tijd kost, maar het kost ook meer tijd om de gevonden resultaten te analyseren. De hoeveelheid tijd en geld zal in verhouding moeten staan tot de relevantie van de gevonden informatie.
Het gevaar van een geweldsmonitor is dat deze verwordt tot verzamelen om het verzamelen, waarbij vragen niet aangepast mogen worden omdat daardoor de vergelijkbaarheid achteruit gaat. Een geweldsmonitor kan zo uitgroeien tot een log instrument: er worden gegevens verzameld zoals ooit is afgesproken, maar deze gegevens sluiten niet (meer) aan bij de informatie die door beleidsmakers op dat moment is gewenst. Met
verdie-pende studies naast de al bestaande monitorinstrumenten kan beter ingespeeld worden op veranderende maatschappelijke ontwikkelingen en vragen vanuit het beleid.
Tot slot geeft monitoring van geweldscriminaliteit slechts inzicht in ontwikkelingen of patronen, maar het levert geen achterliggende verkla-ringen voor gesignaleerde verandeverkla-ringen en patronen. Om hier inzicht in te verkrijgen is kwalitatieve informatie noodzakelijk. Dit pleit ervoor de bestaande monitorinstrumenten als uitgangspunt te nemen en deze aan te vullen met verdiepende studies die naast beschrijvende, ook verkla-rende informatie opleveren. De verdiepingsslag kan zo aansluiten op die thema’s waar maatschappelijk de grootste behoefte aan is.
De selectie van aangiften van geweldsincidenten is uitgevoerd zoals in het onderzoek van Terlouw e.a. (2000). Hierbij wordt gekozen voor een focus op ‘fysiek geweld tegen personen’ en worden de delicten ‘bedreiging’, ‘afpersing’, ‘diefstal met geweld’ en ‘seksueel geweld’ buiten beschouwing gelaten.
Ten opzichte van de operationalisering van de definitie van geweld door Terlouw e.a. (2000) zijn bij het onderhavige onderzoek enkele aanpas-singen nodig vanwege wijzigingen in het gebruik van labels. Dit betreft voor de regio’s Midden en West Brabant en IJsselland de toevoeging van nieuwe labels voor huiselijk geweld, openlijke geweldpleging in vereniging tegen groepen, homomishandeling en kindermishandeling. Deze delic-ten werden in 1998 bij het onderzoek van Terlouw nog opgenomen in de bredere geweldscategorieën, in 2002 vinden we ze onder (de genoemde) specifiekere labels. Soms wordt voor dit soort van nadere onderverdelin-gen gekozen om bepaalde delicttypen beter herkenbaar te maken in de registratiesystemen van politiekorpsen.
Om de vergelijkbaarheid van de gegevens zeker te stellen worden deze nieuwe categorieën aan de reeks van incidentcodes van Terlouw e.a. toegevoegd bij het trekken van de steekproeven in de regio’s IJsselland en Midden en West Brabant. Dit brengt ons tot een steekproef van aangiften in de volgende incidentcategorieën:
In Rotterdam-Rijnmond wordt met een ander politieregistratiesysteem gewerkt (Xpol) en worden incidenten niet met ‘incidentcodes’ maar met ‘maatschappelijke klassen’ en ‘wetcodes’ gelabeld. Alle geweldsincidenten die vallen binnen onze werkdefinitie van geweld worden hier gevonden onder de wetcodes 141 (tegen de openbare orde); 179, 180, 181 en 182 (tegen openbaar gezag); 282, 282a, 283, 287, 288 en 289 (doodslag e.d., poging – voltooid); en 300 t/m 306 (mishandeling). Met de overgang van het systeem Multipol naar Xpol medio 2001 is deze categorisering naar wetcodes aangevuld met een ordening van incidenten naar maatschap-pelijke klassen. Hieronder een overzicht van de maatschapmaatschap-pelijke klassen die in het kader van dit onderzoek relevant zijn en op basis waarvan de steekproef werd gedefinieerd:
Code Meegenomen incidentcategorieën in BPS (IJsselland en MW Brabant) 300 Geweld zonder letsel
301 Geweld zonder letsel zonder wapen 302 Geweld zonder letsel met wapen 303 Geweld zonder letsel met vuurwapen 310 Geweld met letsel
311 Geweld met letsel zonder wapen 312 Geweld met letsel met wapen 313 Geweld met letsel met vuurwapen* 320 Geweld dodelijk
321 Dodelijk zonder wapen 322 Dodelijk met wapen 323 Dodelijk met vuurwapen*
325 Openlijke geweldpleging in vereniging tegen personen (nieuw) 340 Bijzondere inbreuk veiligheid
341 Vrijheidsbeneming/gijzeling
343 Vrouwenmishandeling/mannenmishandeling (nieuw) 345 Mishandeling homo’s (nieuw)
346 Kindermishandeling in relatie (nieuw)
* De incidentcategorieën 313 en 323 worden door Terlouw e.a. (2000) niet meegenomen in het onderzoek, zo blijkt uit tabel 3 van bijlage 4 van het rapport. In het rapport wordt niet toegelicht wat hiervoor de reden is geweest. Er is ten aanzien van dit onderzoek gekozen voor het wel mee-nemen van deze vuurwapencategorieën, aangezien het duidelijk geweldgerelateerde categorieën zijn. Waar cijfers vergeleken worden met de cijfers van Terlouw e.a. (2000) zal hiervoor worden gecorrigeerd.
Code Meegenomen maatschappelijke klassen in Xpol (Rotterdam) F12 Openlijke geweldpleging tegen personen
F17 Wederspannigheid (verzet)
F531 Overige misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid F532 Gijzeling/ontvoering
F540 Doodslag/moord
F542 Overige misdrijven tegen het leven F550 Eenvoudige mishandeling F551 Zware mishandeling F552 Overige mishandeling
Steekproefomvang per regio
Steekproefomvang in de regio IJsselland
Code Beschrijving incidentcategorieën BPS Aantal aangiften in steekproef van 1998 (100% steekproef)
Aantal aangiften in steekproef van 2002 (50% steekproef)
300 Geweld zonder letsel – –
301 Geweld zonder letsel zonder wapen 274 176
302 Geweld zonder letsel met wapen 43 17
303 Geweld zonder letsel met vuurwapen 7 1
310 Geweld met letsel – –
311 Geweld met letsel zonder wapen 492 299
312 Geweld met letsel met wapen 114 52
313 Geweld met letsel met vuurwapen* – –
320 Geweld dodelijk – –
321 Dodelijk zonder wapen – –
322 Dodelijk met wapen – 1
323 Dodelijk met vuurwapen* – –
325 Openlijke geweldpleging in vereniging tegen personen
In 1998 nog deel van algemene geweldcodes
36
340 Bijzondere inbreuk veiligheid – –
341 Vrijheidsbeneming/gijzeling 2 –
343 Vrouwenmishandeling/ mannenmishandeling
In 1998 nog deel van algemene geweldcodes
41
345 Mishandeling homo’s In 1998 nog deel van algemene
geweldcodes –
346 Kindermishandeling in relatie In 1998 nog deel van algemene
geweldcodes 4
Totaal 932 627
* De incidentcategorieën 313 en 323 worden door Terlouw e.a. (2000) niet meegenomen in het onderzoek, zo blijkt uit tabel 3 van bijlage 4 van het rapport. In het rapport wordt niet toegelicht wat hiervoor de reden is geweest. Er is ten aanzien van dit onderzoek gekozen voor het wel meenemen van deze vuurwapencategorieën, aangezien het duidelijk geweldgerelateerde categorieën zijn. Waar cijfers vergeleken worden met de cijfers van Terlouw e.a. (2000) zal hiervoor worden gecorrigeerd.
Steekproefomvang in de regio Midden en West Brabant
Code Beschrijving incidentcategorieën BPS Aantal aangiften in steekproef van 2002 (25% steekproef)
300 Geweld zonder letsel –
301 Geweld zonder letsel zonder wapen 201
302 Geweld zonder letsel met wapen 45
303 Geweld zonder letsel met vuurwapen 7
310 Geweld met letsel 373
311 Geweld met letsel zonder wapen 105
312 Geweld met letsel met wapen 4
313 Geweld met letsel met vuurwapen* –
320 Geweld dodelijk –
321 Dodelijk zonder wapen –
322 Dodelijk met wapen –
323 Dodelijk met vuurwapen* 1
325 Openlijke geweldpleging in vereniging tegen personen 35
340 Bijzondere inbreuk veiligheid –
341 Vrijheidsbeneming/gijzeling –
343 Vrouwenmishandeling/mannenmishandeling 111
345 Mishandeling homo’s –
346 Kindermishandeling in relatie 9
Totaal 891
* De incidentcategorieën 313 en 323 worden door Terlouw e.a. (2000) niet meegenomen in het onderzoek, zo blijkt uit tabel 3 van bijlage 4 van het rapport. In het rapport wordt niet toegelicht wat hiervoor de reden is geweest. Er is ten aanzien van dit onderzoek gekozen voor het wel meenemen van deze vuurwapencategorieën, aangezien het duidelijk geweldgerelateerde categorieën zijn. Waar cijfers vergeleken worden met de cijfers van Terlouw e.a. (2000) zal hiervoor worden gecorrigeerd.
Steekproefomvang in de regio Rotterdam-Rijnmond
Code Meegenomen maatschappelijke klassen in Xpol voor 2002* Aantal aangiften in steekproef over 2002 (25% steekproef) F12 Openlijke geweldpleging tegen personen 147
F17 Wederspannigheid (verzet) 6
F531 Overige misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid 13
F532 Gijzeling/ontvoering 16
F540 Doodslag/moord 118
F542 Overige misdrijven tegen het leven –
F550 Eenvoudige mishandeling 726
F551 Zware mishandeling 141
F552 Overigen mishandeling 17
Totaal 1.184