• No results found

Een specifieke aanpak voor huiselijk geweld

In document Geweld binnen en buiten (pagina 135-138)

De aanwijzing Huiselijk geweld heeft als doel het acuut stoppen van het geweld en het voorkomen van recidive door gerichte interventies. Uitgangspunt is dat de verdachte van geweld gepleegd in huiselijke kring wordt aangehouden, dat in principe een proces-verbaal wordt opgemaakt en dat ook zonder een aangifte van het slachtoffer de politie proces-verbaal kan opmaken. Daarnaast wordt daderhulpverlening in een zo vroeg mogelijk stadium geïntegreerd in de strafrechtelijke aanpak. De reclassering is de noodzakelijke schakel tussen openbaar ministerie en daderhulp. Het slachtoffer wordt conform de aanwijzing Slachtofferzorg doorverwezen naar slachtofferhulp en op de hoogte gehouden van het verloop van de procedure.

Een ruime meerderheid van respondenten (15) vindt een specifieke aanpak van huiselijk geweld gewenst. Een aantal van hen wijst erop dat een specifieke aanpak eveneens wenselijk is voor de aanpak van jeugd-geweld (en veelplegers). Een belangrijk argument voor een specifieke strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld is het risico van herhaling en escalatie van het geweld. De veiligheid van het slachtoffer is in het geding en dit noodzaakt tot een snel ingrijpen gericht op het stoppen van het geweld. Bij publiek geweld is er minder noodzaak tot direct ingrijpen: het gaat vaker om een eenmalige uiting van agressie waartegen strafrechtelijk moet worden opgetreden. Een officier van justitie: ‘Bij huiselijk geweld

is er continu een recidiverisico omdat dader en slachtoffer zo dicht op elkaar zitten. Vooral na een aangifte is de kans groot dat de man agressief wordt. Daarom moet de aanpak duidelijk en helder zijn voor de verdachte. Dat betekent: snel reageren, direct aanpakken, altijd vervolgen, ingrijpen nog voor de zitting en drang gebruiken om de man te motiveren tot het accepteren van daderhulp. Bij publiek geweld is er minder een noodzaak om onverwijld in te grijpen. Dan wordt gewoon de zitting afgewacht.’ In geval van geweld tegen de partner gaat ook tijd zitten in het rond krijgen van een veiligheidsplan voor de slachtoffers; er moeten meer en andere handelingen worden verricht dan in geval van publiek geweld. Een politie-agent: ‘Het is heel belangrijk dat huiselijk geweld als groep zichtbaar blijft, want juist doordat sprake is van een relatie is er sprake van een specifieke veiligheidsproblematiek. Het kost onderzoekstijd om de ernst van het geweld en de beveiliging van het slachtoffer en de daderhulp rond te krijgen; het betekent bijvoorbeeld dat de wijkagent ingeschakeld moet worden die contact houdt met het slachtoffer en dat de reclassering moet worden ingeschakeld.’

Een politieagent en een hulpverlener opperen om de strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld ook toe te passen in geval van publiek geweld, dat wil zeggen een snelle reactie gericht op het stoppen van geweld. Dat betekent een snelle inschakeling van de hulpverlening aan de dader door een traject bij politie en openbaar ministerie.

Een belangrijk element van de strafrechtelijke aanpak is daderhulp-verlening. Uit de interviews komen vier aspecten naar voren waarin daderhulpverlening in geval van partnergeweld verschilt van daderhulp in geval van publiek geweld.

Allereerst is de insteek voor de hulpverlening aan plegers van huiselijk geweld anders dan in geval van agressie in het algemeen. Plegers van geweld in huiselijke sfeer zijn doorgaans makkelijker te motiveren voor hulpverlening als zij hun relatie willen behouden of als zij de band met hun kinderen willen behouden of verbeteren. Er valt direct iets te winnen met het aanvaarden van hulp. ‘Plegers van huiselijk geweld, veelal zonder strafblad, zijn makkelijker te motiveren’, aldus een reclasseringsmede-werker. Of, zoals een politieagent zegt: ‘De groep die in het algemeen gewelddadig is, is lastiger te motiveren, maar soms wel aan te spreken op geweld tegen zijn partner omdat hij de relatie of zijn band met de kinderen wil behouden. Hij heeft iets te verliezen als hij niet iets aan zijn agressie doet. Verlies van huis en verlies van de relatie met hun kinderen hakt er dieper in dan het betalen van een boete van 300 euro.’

Daarnaast wordt opgemerkt dat mannen vaak voor het eerst over hun agressiviteit praten in de daderhulpgroepen huiselijk geweld. Ze schamen zich voor het geweld en voelen zich heel klein. Doorgaans schamen daders van publiek geweld zich niet of minder en zij hebben meer de houding van ‘ik laat niet over me heen lopen’.

Het derde aspect betreft het verschil van context: relationeel of niet-rela tioneel. In geval van partnergeweld hebben verdachte en slachtoffer een bepaald communicatiepatroon en interactiepatroon met elkaar waardoor conflicten kunnen escaleren. Daarom wordt ook het slachtoffer betrokken bij de daderhulpverlening, bijvoorbeeld in een kort programma of relatiegesprekken. Dit programma heeft zowel tot doel het slachtoffer te leren geen olie op het vuur te gooien, als de pleger te leren een time-out te nemen en weg te lopen als de situatie escaleert.

Tot slot is er een verschil in de gedragsverandering die wordt beoogd. Bij huiselijk geweld is er bijvoorbeeld baat bij de ‘ik-versterking’, in elk geval bij de afhankelijke types (de ‘vermijders’), terwijl ik-versterking niet goed is in geval van algemeen of niet-intiem geweld; daar is het belangrijker dat men leert zich niet in bepaalde situaties te begeven.

Toch zijn er wel elementen in de daderhulpverlening voor plegers van huiselijk geweld die ook geschikt zijn voor de groep publiek geweld of vice versa. Op het punt van algemene agressiebeheersing zit bijvoorbeeld enige overlap. Een aantal mensen dat huiselijk geweld pleegt, kan een algemene agressietraining volgen als er een algemene agressieproblematiek is, maar het merendeel van de daders van huiselijk geweld is meer gebaat bij specifieke daderhulpverlening, zo komt uit de interviews naar voren. De training huiselijk geweld kan eveneens geschikt zijn voor sommige publiekgeweldplegers daar waar het de agressieregulatie betreft. Het gaat dan om het leren nemen van verantwoordelijkheid voor de eigen agres-sie, het leren herkennen van (fysieke) signalen (zweten, hartkloppingen) en het aanleren van andere strategieën om met gevoelens van agressie en frustratie om te gaan. Een politieagente geeft aan dat het indivi duele hulpverleningstraject zoals dat is opgezet voor plegers van huiselijk geweld ook geschikt is voor plegers van publiek geweld, bijvoorbeeld de aandacht voor het verleden van de persoon. ‘Het is een enorm gemis bij de aanpak van publiek geweld dat er niet terug gegaan wordt naar het verle-den. Want de basis ligt in het herkennen van je gevoel, daarmee omgaan, begrijpen wat er met je gebeurt. Dit heeft te maken met het gezin van herkomst en de problemen die daar waren.’ Een hulpverlener wijst erop dat de agressietherapie die in de forensische psychiatrie wordt toegepast (op onderdelen) geschikt is voor plegers van geweld in huiselijke kring. De poliklinische daderhulpgroepen zijn niet geschikt voor iedereen. Alle respondenten wijzen erop dat personen met een ernstige gewelds-problematiek die instrumenteel geweld gebruiken niet geschikt zijn. Een politieagent: ‘Psychopaten zijn het kleinst in aantal, het is de gevaar-lijke berekenende dader die geen enkel gevoel van spijt heeft of medelijden met de ander. Hier kan je in de hulpverlening niets mee. Het is belang-rijk dat het slachtoffer wordt beveiligd, daar moet alle aandacht naar uit gaan. Het enige wat je kunt doen is de dader zo lang mogelijk opsluiten.’

Een officier van justitie: ‘De huiselijkgeweldaanpak is niet geschikt voor de groep algemeen geweld; daar heeft die aanpak weinig zin want de pleger werkt niet mee. Hier kan de insteek de alcoholproblematiek zijn of anders puur vergelden omdat het beter is dat hij enige tijd van de straat is en het huis uit. Zonder overigens de illusie dat het structureel iets oplost.’ In deze gevallen wordt iemand vaker in voorlopige hechtenis genomen en wordt psychiatrische rapportage aangevraagd. ‘Afhankelijk van de problematiek en individuele feiten wordt een tbs met dwangverpleging of agressietherapie en/of begeleiding en toezicht door de reclassering gevor-derd. Bij ernstige (gewelds)problematiek is groepstherapie niet geschikt’, aldus een andere officier van justitie.

9.2 Een specifieke aanpak van allochtone plegers van huiselijk

In document Geweld binnen en buiten (pagina 135-138)