• No results found

Daderprofielen op grond van persoonlijkheidsaspecten

In document Geweld binnen en buiten (pagina 102-107)

Er worden doorgaans twee groepen van individuen onderscheiden die een verhoogd risico lopen op crimineel gedrag. Een eerste groep bestaat uit individuen die zeer onbetrouwbaar, vijandig en agressief van aard zijn en uiterst gevoelig op externe prikkels reageren (externaliserend of onbeheerst). Een tweede groep is eerder introvert en stil, vertoont

psychomotorische achterstand en heeft cognitieve stoornissen die crimi-neel gedrag kunnen veroorzaken (internaliserend of beheerst) (Werner en Palmer, 1976; Curtis, 1985; Werner en Smith, 1992). Antisociale, schizoïde en narcistische persoonlijkheidsprofielen worden frequent in verband gebracht met delinquent gedrag. Een belangrijke stoornis vormt het hebben van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er bestaat een sterke relatie tussen het hebben van een antisociale persoonlijk-heid en criminaliteit. Met de term antisociale persoonlijkpersoonlijk-heid wordt in de literatuur verwezen naar de verschillende concepten van antisociale persoonlijkheid, psychopathie of sociopathie, met onder meer kenmerken als een hoge tolerantie voor deviantie in het algemeen, algemeen misprij-zen van conventionele normen en wetten en het wegrationaliseren van wetsovertredingen, afwezigheid van schuldgevoelens, egocentrisme en roekeloosheid (Curtis 1985, Werner en Smith 1992).

Er zijn verschillende studies verricht naar typologieën van plegers van partnergeweld die zijn te onderscheiden aan de hand van psychologi-sche factoren. Holzworth-Munroe & Stuart (1994) hebben een typering geabstraheerd uit 15 verschillende onderzoeken naar plegers van partnergeweld (zowel rationeel-deductieve benaderingen als empirisch-inductieve benaderingen), welke typering ook in later onderzoek is getoetst en gedifferentieerd.

Holzworth-Munroe en Stuart onderscheiden drie beschrijvende hoofd-dimensies om daders te kunnen classificeren. De eerste dimensie die zij onderscheiden is: de ernst van fysiek partner(marital)geweld en gerela-teerd misbruik, zoals psychologische vernederingen en seksueel misbruik. De tweede dimensie om subtypes van daders te onderscheiden is de generaliteit van het geweld van de dader (is de dader alleen gewelddadig naar zijn vrouw en familie of ook in andere relaties) en gerelateerde varia-belen zoals crimineel gedrag en betrokkenheid bij wetsovertredingen (legal involvement). De derde dimensie is de psychopathologie of persoon-lijkheidsstoornis van de dader. Zij onderscheiden drie subtypes onder de daders: ‘family only’, dysphoric & borderline en ‘generally violent & antisocial’. Vervolgens hebben zij een vervolgonderzoek gedaan onder heteroseksuele stellen in een grote stad en omgeving. Uit dit onderzoek blijkt dat de verschillen tussen de groepen duidelijk aanwijsbaar zijn en bovendien blijkt er een duidelijk te onderscheiden vierde groep te zijn. Zij constateren een ‘continuum of antisociality’ tussen enkel partnergeweld, een laag niveau van antisociaal gedrag en in het algemeen gewelddadig. De dysphoric & borderline groep valt buiten dit continuüm en valt op door een hoge score op seksueel misbruik in de jeugd (Holzworth – Munroe e.a., 1999).

Zij concluderen dat personen die enkel hun partner mishandelen als ‘gewone mensen’ overkomen en laag scoren op risicofactoren, psychopa-thologie en gedragsproblemen. Zij wijzen erop dat de groep met een laag

niveau van antisociaal gedrag overeenkomt met de niet pathologische groep die naar voren komt in studies naar typologieën onder personen die in behandeling zijn. Hun ‘family only’ groep komt overeen met andere community studies naar huiselijk geweld, waar de groep ‘family only’ minder gewelddadig is dan de groep van mannen die in behandeling is. Uit het onderzoek komt eveneens naar voren dat het niet alleen belang-rijk is een onderscheid te maken naar antisociaal gedrag, maar ook naar persoonlijkheidsstoornissen, met name voor het vinden van een adequate behandelvorm (Holzworth – Munroe e.a., 2000).

De typologie in family only, ‘anti-social’ en ‘dysphoric/borderline’ van Holzworth-Munroe & Stuart (1994), het zogenoemde tripartite model, is tevens gebruikt voor een vergelijking met plegers van publiek geweld (non-intimate violence). Het tripartite model geeft onder andere een verband aan tussen agressie in het gezin van herkomst en het gebruik van geweld door plegers die in het algemeen gewelddadig zijn. Gunning onderzocht dit voor plegers van intiem en niet-intiem geweld. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat plegers van intiem geweld vaker getuige zijn geweest van geweld tussen ouders en dat zij vaker psychologische klachten beschrijven dan plegers van niet-intiem geweld. Bovendien vond Gunning dat plegers van huiselijk geweld vaker getuige van geweld tussen hun ouders zijn geweest en geweld gedurende hun hele leven ondergaan, terwijl plegers van niet-intiem geweld vaker alleen als kind zijn mishandeld (Gunning 1997 aangehaald in Lawson e.a. 2003, p. 262). Dit onderzoeksresultaat wordt echter niet bevestigd door het onder-zoek van Lawson en collega’s die onderonder-zoek deden onder plegers van geweld die onder toezicht van de reclassering stonden: alle groepen verschilden niet significant als het ging om het zijn van getuige van geweld in het gezin. Zij vonden echter wel een verschil in ernst van het gepleegde geweld, waarbij een groep plegers van ‘non-intimate violence’ te onderscheiden is die evenals de groep ‘family only’ geen pathologische afwijkingen heeft en zich op persoonskenmerken niet onderscheidt van de groep ‘family only’. Deze groep pleegt minder ernstig geweld vergele-ken met de ‘antisociale’ en dysphoric/borderline’ plegers. Dit sluit aan bij de bevindingen van Beke en anderen die onder de plegers van geweld op straat een groep normaal gesocialiseerde personen signaleert, die onder omstandig heden, waaronder alcoholgebruik, agressief gedrag vertonen (Beke e.a., 2001). Lawson en collega’s geven tevens een verschil aan tussen deze groep publiek geweld en de groep ‘family only’. In het eerste geval is er doorgaans geen sprake is van een langdurige geschiedenis van geweld en is er geen emotionele en intieme vertrouwensrelatie aanwezig tussen pleger en slachtoffer. Het geweld is daardoor wellicht minder ernstig dan het intieme geweld (Lawson 2003).

36 De beschrijvingen van deze typen zijn meer van kwalitatieve aard in tegenstelling tot de hiervoor beschreven typologie van Holzworth-Monroe e.a. die alleen op grond van het uitzetten van vragenlijsten bij respondenten en het statistisch bewerken van de scores tot de typologie zijn gekomen.

Aansluitend op het model van Holzworth-Munroe & Stuart (1994) heeft Dutton drie typen mishandelaars onderscheiden:36 de psychopathische mishandelaar, de overgeremde partnermishandelaar (family only) en de cyclische/emotioneel labiele mishandelaar (dysphoric/borderline’). De psychopatische plegers zijn mensen die vaak in het algemeen geweld-dadig zijn. Ongeveer 40% van de mannen die naar de therapiegroepen komen beantwoorden aan de diagnostische criteria van antisociaal gedrag, maar de psychopatische mishandelaar wordt naast het antisociale gedrag tevens gekenmerkt door een gemis aan emotioneel reactievermo-gen en een gemis aan geweten. Dit is ook te verklaren door de werking van hun hersenen; de scans van de hersenen verschillen dramatisch van normale mensen. Hoewel ze er van buitenaf opgewonden en boos uitzien tijdens agressie-uitingen, zijn ze van binnen kalm en is er een daling van het hartritme. Een psychologisch syndroom van psychopathie wordt gekenmerkt door verlies aan vermogen zich in te leven in de pijn of angst van een ander of de gevolgen van de mishandeling voor een ander; ze vertonen alleen oppervlakkige emotionele reacties en ze maken niet realistische toekomstscenario’s. Dit gaat gepaard met het niet bereid zijn om vroegere problemen te onderzoeken en ervan te leren.

Naast het mishandelen van de partner worden geweldsdelicten gepleegd, maar ook valsheid in geschrifte, valse cheques of afpersing. Dit is kenmer-kend voor een antisociale levensstijl. Hun geweld is instrumenteel en beheerst; het zijn de ‘roofvogels van het intieme geweld’. Met deze groep wordt weinig succes geboekt in dadertherapieën.

Daarnaast onderscheidt Dutton de groep van overgeremde partnermis-handelaars, waarbinnen twee subtypen te onderscheiden zijn: enerzijds het actieve type, dat wil zeggen angstvallig precies, perfectionistisch en overheersend, en anderzijds het passieve type dat veel afstand bewaart: de partners ruziën vooral over het wel of niet bereiken van emotioneel contact. Er is vaak sprake van een proces van dominantie/isolering, dat wil zeggen: op rigide wijze de sekserollen controleren zoals het huishou-den, het isoleren van anderen en onderdanigheid eisen. Dit gaat dikwijls gepaard met emotionele mishandeling: verbaal geweld en afwezigheid van emotionele betrokkenheid. Het proces van isolatie en onderwerping gaat sluipend; systematisch wordt de kern van de ander aangevallen en de bestaande sociale ondersteuning wordt ondermijnd. Dit type doet het doorgaans goed in therapie. Ze zijn meegaand en doen alles om de thera-peut tevreden te stellen.

Tot slot wordt de cyclische/emotioneel labiele partnermishandelaar onder-scheiden. Deze mensen voelen gevaar bij te veel nabijheid of afstand; ze voelen zich of verlaten of verzwolgen. Deze personen misinterpreteren hun partners en verwijten hen van alles, houden hen verantwoordelijk voor hun eigen gevoelens van mistroostigheid, stellen onmogelijke eisen

en straffen hun partners voor onvermijdelijk falen. Typerend zijn de twee gezichten: thuis vaak nors, geïrriteerd, jaloers en veranderlijk en naar buiten vriendelijk en charmant. Het geweld is cyclisch: eerst aardig en vriendelijk, vervolgens trekt de man zich terug in zijn eigen wereld en beginnen woordenwisselingen, dan ontstaat een obsessie en wordt hij onmogelijk en onverdraaglijk en is het wachten op de uitbarsting, waarna de ontspanning volgt. Door de twee gezichten kunnen deze mannen voor de buitenstaander de vriendelijke rustige man zijn bij wie men zich absoluut niet kan voorstellen dat hij een bruut is. De vrouw wordt dan al snel beschouwd als de kijvende, gelijkwaardige of dominante vrouw. Noch neurologische verklaringen, noch de sociobiologie, noch de sociale leertheorie kon het gewelddadige gedrag van de cyclische mishande-laar verklaren. De sleutel blijkt volgens Dutton te liggen in traumatische ervaringen in de kindertijd en is terug te voeren op drie bronnen: beschaamd gemaakt worden door in het bijzonder de vader, een onvei-lige gehechtheid aan de moeder en rechtstreekse ervaring van geweld in het ouderlijk gezin. Beschamen en op onverwachte momenten straffen ondermijnt de positieve identiteit van het kind. Dit heeft gevolgen en uit zich later in het zelfwaardegevoel van de man, het onvermogen de ander te vertrouwen, de waanachtige jaloezie, stemmingscycli en visie op de wereld. Dit wordt de gewelddadige persoonlijkheid genoemd (Dutton e.a. 2000, p. 75-101).

In Nederland wordt eveneens gewerkt met dadertypologieën die voort-bouwen op de bevindingen van Dutton. Wegelin en Warnaar maken onderscheid tussen het gewone en pathologische spectrum op grond van literatuur en behandelingspraktijk. Binnen deze twee groepen onder-scheiden zij twee subgroepen. Onder het gewone spectrum vallen enerzijds geremde subassertieve mannen die sterk afhankelijk zijn van hun partner en anderzijds dominante, soms theatrale, narcistisch-krenkbare mannen (dit komt overeen met de subtypen van de overgeremde partnermis-handelaar van Dutton). Deze tweedeling lijkt overeen te komen met de gangbare tweedeling tussen plegers van geweld of agressie, namelijk overcontrolled en undercontrolled, zoals hierboven is aangegeven (Curtis, 1985, Werner en Smith, 1992, Beke e.a., 2001).

De twee subgroepen binnen het pathalogische spectrum zijn enerzijds borderline mannen met een cyclisch mishandelingspatroon en anderzijds psychopathe mannen die in het algemeen – ook buiten de relatie – en zonder scrupules gewelddadig zijn (Warnaar & Wegelin, 2003). Ook Van Lawick onderscheidt deze twee groepen in navolging van Gottman: de groep van psychopathie is in het algemeen gewelddadig, gebruikt eerder wapens dan vuisten, is in een conflict direct intimiderend, vernederend en dreigend, stimuleert onafhankelijk gedrag van hun partner en wordt woedend bij controlerend gedrag door hun partner. De andere groep mannen gebruikt eerder hun vuisten dan een wapen, is niet gewelddadig

buiten de intieme relatie en heeft een langzame opbouw in woede. Deze mannen willen hun vrouw isoleren en bezitten, zijn jaloers en achterdoch-tig en hebben een sterke verlatingsangst (Van Lawick, 2003, p. 229-230). Deze laatste groep komt overeen met de cyclische en emotioneel labiele partnermishandelaar zoals door Dutton is onderscheiden. Belangrijk is dat de aanleiding tot geweld niet in de relatie ligt, maar in de persoon. De groep die binnen het pathologische spectrum valt en ook buiten de relatie agressief is, is weinig tot niet te veranderen door psychotherapie; alleen in een forensische setting kan verandering teweeg worden gebracht mits het brein van de persoon niet beschadigd is (Van Lawick, 2003, p. 230). De groep die onder het gewone spectrum valt, is goed te behan-delen, evenals degenen met een cyclisch mishandelingspatroon, hoewel deze groep eerder terugvalt.

Er zijn geen exacte getallen bekend, maar uit de literatuur komt naar voren dat de grootste groep geweldplegers binnen de huiselijke kring bestaat uit mannen binnen het normale spectrum (de overgeremde partnermishandelaars van Dutton); zij vormen ongeveer de helft van alle mannen die geweld plegen in de huiselijke sfeer. De groep cyclische partnermishandelaars met borderline eigenschappen, en de groep plegers binnen het pathologische spectrum die ook buiten de relatie of het gezin agressief is, vormen elk een kwart van de groep huiselijk geweld.

Voorgaande literatuur overziende zijn de volgende groepen te benoemen: – Plegers van geweld in alleen huiselijke kring. Deze groep bestaat

enerzijds uit normaal functionerende mannen die kunnen worden getypeerd als geremde subassertieve mannen of narcistisch-krenkbare mannen. Anderzijds bestaat de groep uit mannen met een cyclisch mishandelingspatroon, die onder het pathologische spectrum vallen. – Plegers van geweld die zowel gewelddadig in de huiselijke kring zijn

als daarbuiten. Zij kunnen een antisociale levensstijl hebben of een persoonlijkheidsstoornis.

– Plegers die alleen gewelddadig zijn in het publieke domein. Deze groep bevat personen die als undercontrolled of overcontrolled kunnen worden getypeerd. Een kleine groep valt onder het pathologische spectrum.

7.3 Scenario’s of relatietyperingen huiselijk geweld op politieniveau

In document Geweld binnen en buiten (pagina 102-107)