• No results found

Aard van het geweldgebruik

In document Geweld binnen en buiten (pagina 51-55)

Meer dan tweederde van de huiselijkgeweldsincidenten in Rotterdam-Rijnmond is te typeren als ‘zwaar fysiek geweld’ (tabel 11). Voor de andere twee regio’s ligt het aandeel van deze ‘zware’ categorie aanzienlijk lager: 26% voor de regio IJsselland en 18% voor de regio Midden en West Brabant (X2=125.463 (df=2), p<.001). Bij de definiëring van zwaar (ten opzichte van licht) fysiek geweld wordt uitgegaan van de definities van Terlouw e.a. (2000). Onder licht geweld wordt verstaan het ‘duwen, trekken, vastpak-ken van een persoon tot hoogstens het uitdelen van enkele droge klappen’. De tweede categorie is zwaar fysiek geweld. Hieronder wordt verstaan het ‘fors toetakelen van een persoon: fors slaan en/of schoppen’. Daarnaast zijn ook delicten waarbij gebruik is gemaakt van een wapen tot de catego-rie ‘zwaar geweld’ gerekend. Daders jonger dan 25 jaar gebruiken vaker

zwaar fysiek geweld (54%) dan andere leeftijdsgroepen (44%). Verder hanteren niet in Nederland geboren daders (59%) vaker zwaar fysiek geweld tegen hun slachtoffers dan in Nederland geboren daders (37%). Tabel 11 Aard van geweldgebruik door verdachte bij huiselijk geweld

Rotterdam MW Brabant IJsselland Totaal

Licht fysiek geweld 32% 82% 74% 55%

Zwaar fysiek geweld 68% 18% 26% 45%

Totaal 100% 100% 100% 100%

(n=234) (n=147) (n=80) (n=461)

3.3.1 Wapengebruik

In Rotterdam-Rijnmond ligt het aandeel huiselijkgeweldsincidenten waarbij een wapen wordt gebruikt op 28% van het totaal (tabel 12). Dit is ruim het dubbele van het aandeel ‘wapenincidenten’ in de andere twee regio’s (X2=34.164 (df=2), p<.001). IJsselland en Midden en West Brabant ontlopen elkaar in dit opzicht nauwelijks: hier ligt het aandeel incidenten met gebruik van een wapen op respectievelijk 10% en 11%.

Kijken we vervolgens naar het type wapen dat door verdachten wordt gebruikt, dan blijken voornamelijk slag- en steekwapens te worden gebruikt (respectievelijk met gemiddelden van 42% en 32%). Uitsplitsing van deze gegevens naar het niveau van de regio’s levert weinig op, aange-zien de het aantal indicenten voor de regio’s IJsselland en Midden en West Brabant daarvoor te klein is. Wanneer we het wapengebruik relateren aan de aard van het geweldgebruik door verdachten, blijkt dat bij incidenten waarbij sprake is van licht fysiek geweld in 8% van de gevallen een wapen is gebruikt. Bij de zware fysiekgeweldsincidenten is in 34% van de geval-len een wapen gebruikt.

Tabel 12 Wel of geen wapen gebruikt door verdachte bij huiselijk geweld

Rotterdam MW Brabant IJsselland Totaal

Geen wapen 72% 89% 90% 80%

Wel wapen 28% 11% 10% 20%

Totaal 100% 100% 100% 100%

(n=234) (n=149) (n=80) (n=463)

3.3.2 Agressiviteit van de kant van het slachtoffer

In alle drie de regio’s zien we dat de meeste slachtoffers zelf niet fysiek agressief zijn (of worden) bij het betreffende geweldsincident (tabel 13). De mate van toepassen van fysiek geweld van de kant van het slacht-offer lijkt gekoppeld aan de mate van verstedelijking van de regio’s

(X2=144.633 (df=4), p<.001). In Rotterdam-Rijnmond ligt het aandeel waarbij (terug)geslagen wordt door het slachtoffer het hoogst (bij 22% van de 234 incidenten), in IJsselland het laagst (bij 3% van de in het totaal 80 incidenten, zie tabel 13). Voor de regio Midden en West Brabant ligt het percentage op 11% (van de 147 incidenten).

De aard van het geweldgebruik door de verdachte lijkt verder ook verband te houden met het geweldgebruik van de kant van het slachtoffer. Slachtoffers die geen geweld gebruiken worden minder vaak met zwaar fysiek geweld geconfronteerd (36%) dan slachtoffers die ook geweld gebruiken (65%). Tabel 13 Agressiviteit van de kant van het slachtoffer bij huiselijke

geweldsincidenten, in percentages

Rotterdam MW Brabant IJsselland Totaal

Licht fysiek 20% 11% 3% 14%

Zwaar fysiek 2% 1% 0% 1%

Verbaal/geen geweld 78% 88% 97% 85%

Totaal 100% 100% 100% 100%

(n=234) (n=147) (n=80) (n=461)

Slechts in enkele gevallen wordt door het slachtoffer een wapen gebruikt. Dit komt in de steekproef van IJsselland voor bij één incident (op het totaal van 80 incidenten) en ook in de regio Midden en West Brabant bij één incident (op het totaal van 149 incidenten): bij beide incidenten is sprake van een slagwapen. In Rotterdam tellen we zeven incidenten waarbij het slachtoffer een wapen heeft gehanteerd (op een totaal van 234 incidenten): het gaat om drie inciden-ten met een slagwapen, drie met een steekwapen en één incident waarbij het slachtoffer met een auto op de verdachte inrijdt. Bij al deze incidenten blijkt overigens dat ook de betrokken verdachte een wapen hanteert.

3.3.3 Veroorzaakt letsel

Bij het typeren van het veroorzaakte letsel is gewerkt met een volgende categorisering: licht letsel is letsel dat ter plaatse behandeld kon worden (blauwe plekken, schaafwonden et cetera). Zwaar letsel is letsel waarvoor professionele medische hulp moet worden ingeschakeld, ambulant of poliklinisch. Zeer ernstig letsel is letsel waarbij ziekenhuisopname noodzakelijk bleek. Het typeren van het veroorzaakt letsel vindt plaats op incidentniveau en niet op persoonsniveau. Kortom: wanneer meer slacht-offers betrokken zijn, telt in dit overzicht het zwaarste veroorzaakte letsel onder de slachtoffers.

Opvallend is dat de aangetroffen regioverhoudingen niet overeenkomen met de regioverhoudingen naar ernst van het geweldgebruik (tabel 14). In de regio IJsselland is vaker sprake van matig of zwaar letsel dan in de beide

andere regio’s (X2=146.349 (df=8), p<.001). Hierbij kan mogelijk sprake zijn van vertekening aangezien we bij deze regio bij 38 incidenten geen informatie konden vinden over het letsel van slachtoffers. In de regio Rotterdam-Rijnmond is bij 5% van de geweldsdelicten sprake van een zeer ernstig letsel bij het slachtoffer. Het gaat dan om 12 delicten in 2002. In de regio’s IJsselland en Midden en West Brabant ligt het aandeel ‘zeer ernstig letsel bij het slachtoffer’ op respectievelijk 7% en 1% van het totaal, wat staat voor respectievelijk drie en één incident.

Tabel 14 Letsel slachtoffer bij huiselijk geweld

Rotterdam MW Brabant IJsselland Totaal

Geen 10% 7% 5% 9% Licht 68% 64% 45% 64% Zwaar 17% 28% 43% 23% Zeer ernstig 5% 1% 7% 4% Totaal 100% 100% 100% 100% (n=232)* (n=95) (n=42) (n=369) * In Rotterdam is bij 0,9% (n=2) van de incidenten van huiselijk geweld het letsel van het slachtoffer

onbekend. In IJsselland is dit percentage 47,5% (n=38) en in MW Brabant 36,2% (n=54).

3.3.4 Sociale contexten van ‘zwaar geweld’

De incidenten die op de bovengenoemde ‘criteria’ – het geweldgebruik door de verdachte, het letsel van het slachtoffer en het wapengebruik – als het zwaarst te typeren zijn, zijn in het onderstaand overzicht (tabel 15) bij elkaar gezet en geordend naar de sociale context. Daarbij valt op dat bij alle criteria tussen de 60 en 70% van de zware incidenten in de categorie ‘huiselijk geweld in de woning/privé-terrein’ valt. Van het geweld tussen intimi buiten de woning (of andersoortig privé-terrein) zien we de meeste ernstige incidenten in de wijk. Het uitgaanscircuit is de derde categorie qua aandeel ernstige incidenten.

Tabel 15 Drie belangrijkste sociale contexten van de ‘zware’ huiselijk-geweldsincidenten, op basis van vier hoofdcriteria

Zwaar fysiek geweld door verdachte Zeer ernstig letsel slachtoffer Gebruik van vuurwapen of steekwapen door verdachte Gebruik van andersoortig wapen door verdachte Woning/privé-terrein 66% 75% 67% 59% Woonwijk 30% 25% 30% 33% Uitgaan 3% - 3% 4%

Overige sociale contexten van huiselijk geweld 1% - - 4%

Totaal 100% 100% 100% 100%

In document Geweld binnen en buiten (pagina 51-55)