• No results found

Analyse van aard en omvang van geweld

In document Geweld binnen en buiten (pagina 34-38)

2.3 Uitvoering van het onderzoek

2.3.1 Analyse van aard en omvang van geweld

Bij het beschrijven van de aard en omvang van geweld is gebruikgemaakt van de gegevens over geweldsdelicten zoals de politie deze beschikbaar heeft in de vorm van processen-verbaal en in de aanvullende verklaringen van betrokkenen bij deze geweldsincidenten. Wie de veelzijdigheid van het geweld in ons land wil leren kennen, doet er goed aan zo veel mogelijk verklaringen van betrokkenen te analyseren; en dit is precies wat ook bij dit onderzoek is gebeurd. Allereerst zijn daartoe alle relevante gewelds-aangiften in drie politieregio’s – Rotterdam-Rijnmond, Midden en West Brabant en IJsselland – geselecteerd, vallend binnen de bovengeschetste definitie en gepleegd in het jaar 2002. Deze selectie omvatte een totaal van 9.947 aangiften (zie tabel 1).

– In bijlage 3 is een verantwoording opgenomen van de uitgevoerde selectie van aangiften per regio. Vanwege verschillen in de gehanteerde registratiesystemen, moest de selectie van relevante delicten voor de regio’s IJsselland en Midden en West Brabant op een andere wijze plaatsvinden dan in de regio Rotterdam.10

10 De regio Rotterdam-Rijnmond werkt met het systeem x-pol, de regio’s IJsselland en Midden en West Brabant met BPS (het Basis Politie Systeem).

Alleen de aangiften worden geanalyseerd, in navolging van het onderzoek naar straatgeweld. Om ook de meldingen op dezelfde wijze door te lopen als de aangiften (het doorlezen van aantekeningen en op basis daarvan de incidenten nader beschrijven in een nieuw op te bouwen databestand) is bij dit soort brede aard en omvang verkenningen praktisch onuit-voerbaar. Deze insteek is alleen hanteerbaar als gekozen wordt voor een smaller type onderzoek, bijvoorbeeld gericht op het verhelderen van het beeld van het geweld in een regio en voor een beperkt aantal maanden. Daarbij speelt de overweging mee dat er bij meldingen veel minder aante-keningen door de politie worden gemaakt dan bij aangiften, waardoor de meerwaarde van het bekijken van meldingen bij het onderzoeken van de aard van incidenten vaak beperkt blijft (Terlouw e.a., 2000). Uiteraard impliceert deze beperking tot de analyse van aangiften dat slechts een deel van wat bij de politie bekend is aan geweldsincidenten in het onder-zoek wordt betrokken.11

Met de keuze voor een steekproef in de drie geselecteerde politieregio’s is gepoogd een dwarsdoorsnede van Nederland te verkrijgen in het beeld van geweld. Er is gekozen voor het meenemen van één grootstedelijke politieregio (de stad Rotterdam heeft in 2004 totaal 599.075 inwoners), één politieregio met zowel grotere als kleinere provinciesteden (binnen de regio Midden en West Brabant vallen de steden Breda en Tilburg, hier wonen in 2004 respectievelijk 165.831 en 198.753 inwoners) en één lande-lijke politieregio (de grootste stad van IJsselland is Zwolle, in 2004 met een bevolking van 110.866). Nagegaan wordt of er verschillende verhoudingen naar voren komen in de typen van geweldsdelicten en -plegers in deze regio’s.

Uit het totaal van 9.947 aangiften is vervolgens een random steekproef van ‘incidenten voor nadere analyse’ getrokken, waarbij dus per aangifte alles over het incident en de betrokkenen werd nagelezen in de bijbe-horende processen-verbaal en aantekeningen. Het aantal incidenten (c.q. aangiften) dat op deze wijze kon worden onderzocht, werd bepaald door enerzijds de beschikbare onderzoekstijd en anderzijds de gestelde voorwaarde dat het onderzoek resultaten moest opleveren die wat betreft de gegevens over straatgeweld tussen onbekenden naast gegevens van het onderzoek van Terlouw e.a. (2000) konden worden geplaatst. In dat laatste onderzoek werd een steekproef van 50% van alle aangiften van geweld in Rotterdam onderzocht en zijn voor de regio IJsselland alle aangiften van geweld bekeken (zie ook paragraaf 2.3.2). Die verhouding blijft in dit onderzoek dezelfde, maar wel wordt de omvang gehalveerd: 50% van

11 Bijvoorbeeld uit angst voor represailles van de kant van de dader, omdat men het incident zelf eigenlijk niet zo ernstig vindt, omdat men de meerwaarde van aangifte doen niet ziet, of om praktische redenen zoals gebrek aan tijd of zin om naar de politie te gaan.

alle geweldsaangiften in IJsselland en 25% van alle aangiften van geweld in Rotterdam-Rijnmond, aangevuld met 25% van de aangiften van geweld in Midden en West Brabant (tabel 1). Random selectie is hierbij van belang omdat het onderzoek de verhoudingen tussen verschillende geweldtypen wil duiden. De te onderzoeken incidenten moeten dus een goede afspiegeling vormen van het geheel van relevante aangiften over het gehele jaar.

Tabel 1 Selectie van relevante geweldsaangiften en steekproeftrekking per regio

Regio Totaal aantal aangiften van geweld Percentage in steekproef Aantal in steekproef Ruis* Netto steekproef Rotterdam 4.884 25% 1.221 37 1.184 IJsselland 1.382 50% 691 64 627 MW Brabant 3.681 25% 920 29 891 Totaal 9.947 28% 2.832 130 2.702

* ‘Ruis’ is bijvoorbeeld een incident dat wel als geweldsdelict werd gelabeld in de politieregistratie, maar bij lezing een bedreiging blijkt te zijn. Verder is ook dubbele invoer van een incident als ruis geteld. Door administratiefouten komt het nogal eens voor dat een incident meermalen wordt beschreven in het politiesysteem. Voor deze dubbeling van incidenten is ten aanzien van de steek-proef gecorrigeerd: deze incidenten werden dus buiten de steeksteek-proef gehouden.

Bij de verdere beschrijving en typering van de geselecteerde geweldsincidenten is gewerkt met een aangepaste versie van het analyseprotocol van Terlouw e.a. (2000). Dit protocol omvat drie hoofdcategorieën van informatie: informatie over het incident, informatie over de dader en informatie over het slachtoffer. – In bijlage 4 is een overzicht van de variabelen opgenomen, die per

incident, verdachte en slachtoffer in kaart zijn gebracht. Tevens is in het overzicht weergegeven op welke punten in het protocol een aanvulling is gemaakt of een verandering is doorgevoerd ten opzichte van het protocol van Terlouw e.a. (2000) en worden de gehanteerde definities uitgewerkt. Eerdere politiecontacten van verdachten

Een belangrijk onderdeel van het protocol van Terlouw e.a. (2000) is het beschrijven van de eerdere politiecontacten van verdachten. Ook dit is overgenomen in dit onderzoek en – analoog aan het onderzoek van Terlouw e.a. (2000) – enkel uitgewerkt voor de regio Rotterdam-Rijnmond. In deze regio konden deze overzichten worden opgemaakt door het uitzetten van zoekvragen vanuit het Xpol-systeem. In de regio’s Midden en West Brabant en IJsselland (en alle overige politieregio’s die gebruik maken van het BPS-systeem) vereist het opbouwen van deze overzichten meer werk, waardoor vooraf de keuze is gemaakt om voor deze regio’s niet alle antecedenten van verdachten na te zoeken. Wel is voor de regio Midden en West Brabant (handmatig) een deel van de antecedenten van verdachten nagezocht, namelijk de specifieke historie van deze personen als verdachten van het

plegen van huiselijk en publiek geweld. Deze gegevensverzameling wordt gebruikt als opmaat voor de nadere analyse van de overlap tussen huise-lijk geweld en publiek geweld in deel II.12

Het nazoeken van antecedenten van verdachten verliep voor de regio Rotterdam identiek aan de werkwijze van Terlouw e.a. (2000). Voor alle verdachten in Rotterdam waarvan naam en persoonsgegevens beschik-baar waren, is nagezocht hoe vaak zij in de drie jaren voorafgaand aan het incident in 2002 ook al eerder in de rol van ‘verdachte’ in de politie-registratie teruggevonden kunnen worden in verband met andere (gewelds)incidenten.13 De periode van drie jaar is aangehouden, omdat gegevens van de politie niet langer dan vijf jaar bewaard mogen worden. Aangezien de data in 2004 zijn verzameld, kon daarmee maar terug worden gekeken in het verleden van verdachten vanaf 1 januari 1999. Personen krijgen in het politiesysteem de verdachtenrol toegekend als er gegronde redenen zijn om iemands betrokkenheid te vermoeden bij het plegen van een bepaald delict.14 Hoewel deze redenen later15 mogelijk als ongegrond kunnen worden verklaard, wordt bij deze analyse ervan uitgegaan dat een persoon niet ‘zomaar’ door de politie wordt verdacht en dat een verkenning van deze informatie dus zicht geeft op het profiel van geweldplegers. In het categoriseren van die geschiedenis van politiecontacten wordt wat betreft de gegevens van de regio Rotterdam-Rijnmond een onderverdeling gemaakt naar drie hoofdcategorieën: 1. geweld zoals afgebakend in deze steekproef; 2. bedreiging en instrumenteel geweld (diefstal met geweld en afpersing); en 3. overige delicten.

In de regio Midden en West Brabant heeft, zoals vermeld, het antece-dentenonderzoek een ander accent. Daar zijn meer in het bijzonder de antecedenten op huiselijk geweld bekeken. Allereerst is van alle verdachten

12 Door middel van de automatische zoekslag op antecedenten, zoals deze in Rotterdam is uitgevoerd, kan geen informatie worden verkregen over de verhouding tussen huiselijk en publiek geweld in het verleden van verdachten. Incidenten krijgen namelijk geen labels toegekend waarmee zichtbaar wordt wat de relatie tussen verdachte en slachtoffer is. Omdat het BPS-systeem (zoals gebruikt in de politieregio’s Midden en West Brabant en IJssellland) wat betreft het handmatig nazoeken van informatie handzamer is dan het Xpol-systeem (van de regio Rotterdam-Rijnmond) is ervoor gekozen die relatie tussen verdachten en slachtoffers bij eerdere geweldsincidenten na te zoeken in de regio Midden en West Brabant.

13 Een complicerende factor bij het uitzetten van de antecedentenzoekvraag in het Rotterdamse politiesysteem was de overgang naar een nieuw registratiesysteem per medio 2001 (de overgang van van Multipol naar Xpol). Hierdoor moest informatie over eerdere politiecontacten van verdachten in twee verschillende systemen worden gezocht. Zaak was hierbij dubbeltellingen te voorkomen. Dit is gelukt door de persoonsgegevens van Multipol en Xpol aan elkaar te koppelen op een serie van unieke kenmerken en deze vervolgens per persoon te controleren op dubbelingen naar datum van gemaakte mutaties.

14 Andere ‘rollen’ van personen in het politiesysteem zijn bijvoorbeeld die van ‘aangever’, ‘benadeelde’, ‘betrokkene’ of ‘getuige’.

een overzicht gemaakt van eerdere politiecontacten in de jaren 1999, 2000 en 2001 en van 2002 tot aan de datum van het incident. Vervolgens werden hieruit alle personen geselecteerd die eerder al eens in de rol van verdachte betrokken waren bij geweldsdelicten. Bij deze selectie van recidiverende geweldplegers is vervolgens – op basis van het doorlezen van de verklaringen van slachtoffers en andere betrokkenen bij de eerder gepleegde inciden-ten – bij alle eerdere incideninciden-ten de relatie tussen verdachte en slachtoffer vast gelegd. De indeling is dezelfde als verder in het onderzoek is gebruikt om de relatie tussen verdachten en slachtoffers te duiden, dat wil zeggen: partnergeweld, geweld van kind ten opzichte van een ouder, geweld van een ouder ten opzichte van een kind, overig familiegeweld, geweld tussen ex-partners, burengeweld, geweld tussen ‘vrienden en bekenden’, geweld tussen ‘vage bekenden’ en ‘geweld tussen onbekenden’ (zie ook bijlage 4, waar de gehanteerde begrippen worden toegelicht).

In document Geweld binnen en buiten (pagina 34-38)